Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 AUGUSTUS 1987. - Koninklijk besluit houdende de inrichting en de werking van de Raad voor het Nederlandstalig secundair onderwijs.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Samenstelling.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Werking.
Art. 8-12
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 13-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1976032301 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Samenstelling.
Artikel 1. Bij het Nederlandstalig Ministerie van Onderwijs wordt een Raad voor het secundair onderwijs, hierna Raad genoemd, opgericht.
  De Raad oefent de bevoegdheden uit van de overleg- en verbeteringscommissie van het Nederlandstalig Ministerie van Onderwijs, bedoeld in artikel 10, § 1, van de wet van 19 juli 1971 betreffende de algemene structuur en de organisatie van het secundair onderwijs.

Art.2. (§ 1. De Raad is samengesteld uit dertig werkende en dertig plaatsvervangende leden, ingedeeld als volgt :
  a) tien werkende en tien plaatsvervangende leden die de inrichtende machten van het betrokken onderwijs vertegenwoordigen, waaronder drie werkende en drie plaatsvervangende leden van het rijksonderwijs, twee werkende en twee plaatsvervangende leden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden van het gesubsidieerd vrij onderwijs;
  b) tien werkende en tien plaatsvervangende leden die het bestuurs- en onderwijzend personeel van het secundair onderwijs vertegenwoordigen, waaronder drie werkende en drie plaatsvervangende leden van het rijksonderwijs, twee werkende en twee plaatsvervangende leden van het gesubsidieerd officieel onderwijs en vijf werkende en vijf plaatsvervangende leden van het gesubsidieerd vrij onderwijs;) <KB 1987-12-24/40, art. 1; Inwerkingtreding : 17-09-1987>
  c) twee werkende en twee plaatsvervangende leden van de psycho-medisch-sociale centra, waaronder één werkend en één plaatsvervangend lid van de officiële sector en één werkend en één plaatsvervangend lid van de vrije sector;
  d) twee werkende en twee plaatsvervangende leden die de representatieve ouderverenigingen vertegenwoordigen;
  e) drie werkende en drie plaatsvervangende leden die de representatieve vakverenigingen vertegenwoordigen, waaronder één werkend en één plaatsvervangend lid per representatieve vakvereniging;
  f) drie werkende en drie plaatsvervangende leden die de economische en sociale milieus die belangstelling tonen voor de ontwikkeling van het secundair onderwijs vertegenwoordigen.
  § 2. De secretaris van de Hoge Raad van het Technisch en Beroepssecundair Onderwijs heeft van ambtswege zitting in de Raad met raadgevende stem.

Art.3. De secretaris-generaal van het Nederlandstalig Ministerie van Onderwijs neemt het voorzitterschap van de Raad waar en de directeur-generaal van het Bestuur van het secundair onderwijs, het ondervoorzitterschap.

Art.4. § 1. De Raad stelt een bureau samen dat de werkzaamheden voorbereidt.
  (§ 2. Het bureau is samengesteld uit de voorzitter, de ondervoorzitter en zes werkende leden van de Raad, gekozen uit de groepen vermeld in artikel 2, § 1, a en b, waaronder twee leden uit het rijksonderwijs, één lid uit het gesubsidieerd officieel onderwijs en drie leden uit het gesubsidieerd vrij onderwijs.) <KB 1987-12-24/40, art. 2; Inwerkingtreding : 17-09-1987>

Art.5. Het bureau wordt voorgezeten door de voorzitter van de Raad. Bij afwezigheid van de voorzitter wordt het bureau voorgezeten door de ondervoorzitter.

Art.6. De werkende leden en de plaatsvervangende leden worden door de Minister benoemd voor een hernieuwbaar mandaat van vier jaar.
  De kandidaturen voor elk van de mandaten van werkend lid en van plaatsvervangend lid worden voorgedragen op een dubbele lijst.

Art.7. § 1. Een werkend lid of een plaatsvervangend lid dat ontslag neemt of de hoedanigheid verliest op grond waarvan het werd benoemd, houdt van rechtswege op deel uit te maken van de Raad.
  § 2. Ieder lid dat benoemd wordt ter vervanging van een ander lid voleindigt het mandaat van zijn voorganger.
  § 3. Geschiedt de ambtsneerlegging ingevolge het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, dan mag het lid zijn mandaat voleindigen.

HOOFDSTUK II. - Werking.
Art.8. De voorzitter nodigt de leden uit, hetzij op vraag van de Minister van Onderwijs, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van minstens één derde der leden.
  De uitnodigingen, samen met de agenda van de vergadering moeten tenminste vijf werkdagen voor de vergadering toegestuurd worden.

Art.9. § 1. Elk werkend lid dat verhinderd is een vergadering bij te wonen, verwittigt de voorzitter hiervan en nodigt een plaatsvervangend lid uit dat zijn hoedanigheid heeft om te zetelen. Deze woont de vergadering bij met beslissende stem.
  § 2. De Raad brengt zijn adviezen uit bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Minderheidsnota's kunnen bij deze adviezen worden gevoegd. In geval van staking van stemmen worden de beide adviezen als gelijkwaardig aan de Minister voorgelegd.
  § 3. De voorzitter en de ondervoorzitter zijn niet stemgerechtigd.
  § 4. De Raad kan slechts geldig advies uitbrengen, indien ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig is en op voorwaarde dat de pariteit, bedoeld in artikel 10, § 1, van de voornoemde wet van 19 juli 1971, wordt verzekerd.
  Indien het vereiste quorum niet is bereikt, kan na een nieuwe uitnodiging van de leden, een geldig advies worden uitgebracht over de punten die voorkwamen op de dagorde van de vorige vergadering, welk het aantal aanwezige leden ook zij, doch eveneens voor zover de in vorig lid bedoelde pariteit bestaat.
  Deze pariteit kan worden bereikt door de boventallige leden van de meerderheidsgroep bij loting uit te schakelen.

Art.10. Het secretariaat van de Raad en van het bureau wordt waargenomen door een ambtenaar van het Bestuur van het secundair onderwijs van het Nederlandstalig Ministerie van Onderwijs.

Art.11. Op initiatief van de voorzitter of de ondervoorzitter of op voorstel van één van de leden kan de Raad of het bureau steeds een beroep doen op deskundigen.

Art.12. § 1. Het mandaat van lid van de Raad wordt niet bezoldigd.
  § 2. De leden van de Raad en de in artikel 11 bedoelde deskundigen hebben recht op reis- en verblijfkosten, overeenkomstig de voorwaarden bepaald voor het personeel van de Rijksbesturen. Zij worden gelijkgesteld met de ambtenaren van rang 10 tot 13.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.13. Het koninklijk besluit van 23 maart 1976 houdende de inrichting en werking van de overleg- en verbeteringscommissie van het secundair onderwijs, met uitzondering van artikel 11, houdt op van toepassing te zijn op het Nederlandstalig secundair onderwijs.

Art.14. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 15. Onze Minister van Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit.