Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

24 JUNI 1987. - Koninklijk besluit houdende organisatie van de overgangsregeling bedoeld bij artikel 17 van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-07-1987 en tekstbijwerking tot 29-12-2006).



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Modaliteiten voor het opmaken, door de burgemeesters, van de lijsten van hen die verworven rechten genieten.
Art. 1-7
HOOFDSTUK II. - Organisatie van de Raden van erkenning en procedure.
Art. 8-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2000003476  2006021366 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Modaliteiten voor het opmaken, door de burgemeesters, van de lijsten van hen die verworven rechten genieten.
Artikel 1. De aanvraag om inschrijving op de lijst bedoeld in artikel 17, § 1, van de kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen, wordt ingediend bij het gemeentebestuur van de plaats van de hoofdvestiging van de aanvrager of van die van de vennootschap voor rekening waarvan hij zijn beroepswerkzaamheid uitoefent.
  De aanvraag moet tegen geldig ontvangstbewijs of bij ter post aangetekend schrijven worden ingediend binnen een maand na de inwerkingtreding van het besluit tot reglementering van het beroep.
  Zij vermeldt de volledige identiteit van de aanvrager, het adres van de hoofdvestiging, zijn domicilie en het beroep dat hij denkt verder uit te oefenen.
  Bij de aanvraag dienen de stukken te worden gevoegd die de uitoefening van het beroep bewijzen.

Art.2. § 1. De aanvrager die het beroep voor eigen rekening uitoefent, dient het bewijs van de beroepsuitoefening te leveren aan de hand van ten minste twee stukken gekozen uit de daartoe in het reglementeringsbesluit of in de onderstaande lijst opgesomde stukken :
  1° een getuigschrift van de controleur der directe belastingen, betreffende de aangiften van bedrijfsinkomsten door de aanvrager;
  2° een getuigschrift van de controleur van de belasting op de toegevoegde waarde, betreffende de betaling van B.T.W. op de voor beroepsprestaties uitgereikte facturen of ereloonnota's;
  3° facturen of ereloonnota's die samen de gehele in het reglementeringsbesluit vastgestelde periode bestrijken;
  4° een bewijs van aansluiting bij een sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen of bij de Nationale Hulpkas voor de sociale verzekeringen der zelfstandigen;
  § 2. Ingeval de aanvrager het beroep uitoefent voor rekening van een rechtspersoon, moet het bewijs van deze uitoefening worden geleverd :
  1° aan de hand van een van de stukken bedoeld in § 1, 1° of 4°, samen met hetzij een uittreksel uit het proces-verbaal van de algemene vergadering of van de vergadering van de raad van beheer van de vennootschap waarbij hij tot gevolmachtigde wordt benoemd, hetzij indien hij vennootschapsorgaan was, de akte van zijn benoeming;
  2° ten minste één bewijsmiddel gekozen uit de daartoe in het reglementeringsbesluit of in § 1, 1° tot 3° opgesomde stukken. Deze stukken moeten opgemaakt zijn op naam van de vennootschap voor rekening waarvan hij zijn beroep heeft uitgeoefend.
  § 3. De in de §§ 1 en 2 bedoelde stukken moeten betrekking hebben op de beoogde beroepsactiviteit en de beschouwde periode. Zij moeten in twee exemplaren bij de aanvraag worden gevoegd.

Art.3. § 1. Voor elke aanvraag int de gemeente een recht ten bedrage van (12,5 EUR). <KB 2000-07-20/59, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  § 2. Dadelijk na ontvangst moet zij worden ingeschreven in een daartoe, voor elk gereglementeerd beroep, door het gemeentebestuur aangelegd register.
  Dit register bevat de volgende vermeldingen :
  1° het volgnummer en de datum van ontvangst van de aanvraag;
  2° de volledige identiteit van de aanvrager en de plaats van de hoofdvestiging;
  3° de bewijsstukken die als bewijs van de beroepsuitoefening werden voorgelegd;
  4° de datum en de aard van de beslissing.

Art.4. De beslissing tot inschrijving of tot weigering van inschrijving op de lijst moet door de burgemeester worden genomen binnen dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. Zij wordt binnen tien dagen aan de betrokkene betekend.
  In geval van weigering wordt de beslissing met redenen omkleed en wordt een stel bewijsstukken in het dossier van het gemeentebestuur bewaard tot bij het verstrijken van de termijn waarbinnen beroep kan worden ingesteld.

Art.5. Bij de betekening van een gunstige beslissing wordt de betrokkene ervan in kennis gesteld dat hij de provisie, bedoeld in artikel 17, § 2, van de kaderwet, schuldig is en dat hij het bedrag ervan, vastgesteld op (37 EUR), binnen drie maanden dient te betalen op straffe van uitsluiting van de verkiezingen voor de samenstelling van het instituut. <KB 2000-07-20/59, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>

Art.6. § 1. De burgemeester maakt, aan de hand van de in het register opgenomen inschrijvingen, de lijst op van alle personen die, volgens zijn bevindingen, onder de voorgeschreven voorwaarden en tijdens de voorgeschreven periode in de gemeente het gereglementeerde beroep uitoefenden.
  Deze lijst wordt in alfabetische orde opgesteld. Zij vermeldt de volledige identiteit van de aanvragers en de plaats van de hoofdvestiging en draagt bovendien de benaming van de beroepsactiviteit zoals die in het reglementeringsbesluit werd geformuleerd. Zij vermeldt de nadere regelen inzake het beroep dat voor de belanghebbenden openstaat en de verplichting in hoofde van de ingeschrevenen een provisie van (37 EUR) te storten binnen de bij artikel 5 bepaalde termijn. <KB 2000-07-20/59, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  Zij wordt tachtig dagen na de inwerkingtreding van het reglementeringsbesluit ad valvas bekendgemaakt en blijft daar dertig dagen uithangen.
  § 2. De gemeentelijke lijsten worden aan de Raden van erkenning toegezonden vóór het einde van de aanplaktijd.

Art.7. § 1. Het beroep dat kan worden ingesteld door de aanvragers aan wie de inschrijving op een gemeentelijke lijst werd geweigerd, moet plaatsvinden vóór de vijftiende dag volgend op het einde van de bij artikel 6 voorgeschreven aanplaktijd.
  Het bewijs van de datum waarop het beroep is ingesteld, wordt geleverd door de datum van de poststempel.
  Het met redenen omkleed beroep, vergezeld van de bewijsstukken, moet bij ter post aangetekend schrijven worden gericht aan de sekretaris van de voor het bedoelde beroep opgerichte Raad van erkenning, per adres het Ministerie van Middenstand.
  § 2. Voor elk beroep wordt een recht van (25 EUR) geheven. <KB 2000-07-20/59, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
  (De betaling van dit recht gebeurt in speciën, via overschrijving of elektronische betaalmiddelen, volgens de modaliteiten die door de bevoegde minister of de bevoegde overheidsdienst worden bepaald.) <KB 2006-12-21/41, art. 74, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

HOOFDSTUK II. - Organisatie van de Raden van erkenning en procedure.
Art.8. § 1. Elke Raad van erkenning bestaat uit een werkend voorzitter en zijn plaatsvervanger, door de Koning benoemd uit de werkende of ere-magistraten en de advocaten die regelmatig op het tableau van de Orde zijn ingeschreven sedert ten minste tien jaar. Hij telt daarenboven een werkend en een plaatsvervangend ambtenaar, benoemd door de Minister van Middenstand, alsmede een werkend en een plaatsvervangend bijzitter, benoemd door de Minister op de voordracht van de Hoge Raad voor de Middenstand.
  Desgevraagd stelt de Hoge Raad voor de Middenstand binnen vijfenveertig dagen twee nederlandstalige kandidaten en twee franstalige kandidaten voor de functie van werkend bijzitter, alsmede twee nederlandstalige kandidaten en twee franstalige kandidaten voor de functie van plaatsvervangend bijzitter bij de Raad van erkenning voor aan de Minister.
  Het secretariaat van de Raden van erkenning wordt waargenomen door twee secretarissen, door de Minister van Middenstand benoemd; de ene behoort tot de Nederlandse taalrol, de andere tot de Franse taalrol.
  § 2. De Raden van erkenning kunnen, op verzoek van de Hoge Raad voor de Middenstand, worden onderverdeeld in afdelingen samensgesteld zoals bepaald in § 1.
  Wanneer de Hoge Raad dit verzoek doet, stelt hij de nodige voordrachten op voor de benoeming van de twee werkende bijzitters en van de twee plaatsvervangende bijzitters.

Art.9. § 1. De Raden van erkenning houden zitting in de lokalen van het Ministerie van Middenstand te Brussel.
  Bij beslissing van hun voorzitter kunnen de Raden, indien daartoe noodzaak bestaat, in een andere stad en in een ander lokaal zitting houden.
  § 2. De Minister van Middenstand stelt hun huishoudelijk reglement vast.

Art.10. De bevoegdheid van de Raden van erkenning wordt bepaalt door de taal die door het gemeentebestuur wordt gebruikt om de betwiste beslissing op te maken.

Art.11. Dadelijk na ontvangst schrijft de secretaris van de Raad de beroepen op in een daartoe aangelegd register, onder een volgnummer.
  De voorzitter stelt de datun vast waarop de beroepen behandeld worden.

Art.12. § 1. De secretaris roept de werkende leden van de Raad van erkenning op voor de vergadering waarin zij zitting moeten nemen.
  Indien een werkend lid verhinderd is, roept de secretaris onmiddellijk de plaatsvervanger op.
  § 2. De personen die een beroep hebben ingesteld worden, bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, ten minste acht dagen vóór de zitting opgeroepen; de oproepingsbrief vermeldt de plaats, de dagen en de uren waarop van het dossier inzage kan worden genomen.
  Deze inzage gebeurt ter plaatse, in het bijzijn van de secretaris.
  Zij kunnen zich laten bijstaan of vertegenwoordigen door een advocaat; zij kunnen schriftelijk volmacht geven aan een afgevaardigde van een beroeps- of interprofessionele federatie die voldoet aan de voorwaarden bepaald bij de wetten betreffende de organisatie van de Middenstand, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 28 mei 1979, en bij de uitvoeringsbesluiten van die wetten.
  De personen die gemachtigd zijn degene die beroep instelt bij te staan of te vertegenwoordigen mogen hem eveneens bijstaan of vertegenwoordigen bij de inzage van het dossier.

Art.13. De Raden van erkenning houden zitting met drie leden, de voorzitter inbegrepen.
  De voorzitter leidt de zittingen, hij opent ze en heft ze op, verleent en ontneemt het woord, sluit de besprekingen en de beraadslagingen. De zittingen zijn niet openbaar.
  De Raad beraadslaagt met gesloten deuren en doet uitspraak bij meerderheid van stemmen.

Art.14. De Raad doet uitspraak nadat degene die beroep instelt behoorlijk werd opgeroepen en gehoord.

Art.15. De beslissingen van de Raad van erkenning zijn met redenen omkleed. Zij omvatten de beschikking en vermelden :
  1° de volledige identiteit van degene die beroep instelt en, in voorkomend geval, die van de persoon die hem vertegenwoordigt of bijstaat;
  2° de datum waarop de partijen opgeroepen werden, alsmede hun eventuele aanwezigheid;
  3° de naam en de voornamen van de leden van de Raad die aan de beraadslaging hebben deelgenomen;
  4° de datum van de uitspraak.
  De beslissingen moeten worden betekend binnen negentig dagen na ontvangst van het beroep. De betekening van de gunstige beslissingen vermeldt de verplichting om de provisie binnen vijftien dagen te betalen.

Art.16. De secretaris stuurt, bij ter post aangetekend schrijven, aan de belanghebbende en aan het gemeentebestuur een voor eensluidend verklaard afschrift van de beslissing.

Art.17. Elke Raad van erkenning stelt de definitieve lijst voor het betrokken beroep op, rekening houdend met de door hem ingevolge beroep genomen beslissingen.
  De secretaris kan, met instemming van de voorzitter, er wijzigingen in aanbrengen wanneer er verandering is gekomen in de ligging van de hoofdvestiging of van het domicilie van de betrokkenen.
  De definitieve lijsten worden aan de Minister van Middenstand per aangetekend schrijven toegezonden binnen vijftien dagen na de betekening van de laatste beslissing.

Art.18. De bevoegdheden van de Raden van erkenning houden op te bestaan op de dag die is vastgesteld voor het verzenden van de lijsten naar de Minister van Middenstand.
  In geval van vernietiging van één van hun beslissingen door de Raad van State, wordt het dossier teruggezonden naar de kamer van beroep van het betrokken Beroepsinstituut.

Art. 19. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt, Onze Minister van Justitie, Onze Minister van Middenstand en Onze Staatssecretaris voor Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.