21 JANUARI 1987. - Koninklijk besluit houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-02-1987 en tekstbijwerking tot 17-05-1995.)
Art. 1-8, N
Artikel 1. <zie NOTA onder TITEL> § 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden en de direkties van de hierna vermelde erkende of betoelaagde instellingen en diensten, voor zover ze zonder winstoogmerk werken :
_ de ziekenhuizen;
_ de rust- en verzorgingsinstellingen;
_ de rustoorden;
_ de diensten voor gezins- en bejaardenhulp;
_ de voorzieningen en diensten voor gehandicapte personen ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
_ de beschermde werkplaatsen en revalidatiecentra die afhangen van het Rijksfonds voor de sociale reclassering van de minder-validen;
_ de voorzieningen of diensten voor minderjarigen waarop de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming van toepassing is;
_ de diensten voor geestelijke gezondheidszorg;
_ de diensten voor thuisverpleging en thuisverzorging;
_ de instellingen en diensten vermeld in de bijlage bij dit besluit en die bijstand verlenen aan personen zoals omschreven in artikel 5, § 1, II, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
§ 2. Dit besluit is eveneens van toepassing op de rust- en verzorgingsinstellingen, andere dan V.Z.W.'s maar niettemin erkend omdat ze voldoen aan de vereisten inzake verzorging, infrastruktuur en veiligheid voor zover deze instellingen geen beroep doen op de bepalingen van het koninklijk besluit nr. houdende tijdelijke vermindering van de werkgeversbijdragen van sociale zekerheid, ter bevordering van de aanwerving van jonge werkzoekenden en van langdurige werklozen.
Art.2. <zie NOTA onder TITEL> § 1. De instellingen bedoeld in artikel 1 die een collectieve arbeidsovereenkomst naleven en de openbare instellingen bedoeld in artikel 1, die niet onder de toepassing vallen van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités en die een collectief akkoord naleven, afgesloten overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, kunnen genieten van de tegemoetkomingen bepaald bij artikel 4 van dit besluit.
§ 2. De collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord bedoeld in § 1 moeten voorzien in een omvorming van ten minste 2 pct. van het aantal voltijdse betrekkingen in halftijdse betrekkingen. Daarenboven moet worden voorzien in netto-bijkomende aanwervingen die overeenstemmen met een toename van ten minste 1 pct. tewerkstelling en moet de mogelijkheid worden voorzien om de beroepsloopaan te onderbreken overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 100 en 101 van de wet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen. Het percentage van de tewerkstellingsverhoging moet ten minster overeenstemmen met de helft van het percentage van de omvorming.
Deze percentages worden berekend in verhouding tot het aantal op 31 december tewerkgestelde werknemers, zoals dit blijkt uit de R.S.Z.-aangiften voor het 4e kwartaal van het jaar dat voorafgaat aan dit waarin de eerste aanwerving, bij toepassing van dit besluit of van het koninklijk besluit van 2 augustus 1985 houdende maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector, is voorzien.
§ 3. De in § 2 bedoelde bijkomende betrekkingen kunnen enkel worden bekleed door uitkeringsgerechtigd volledige werklozen.
§ 4. De in § 1 bedoelde collectieve arbeidsovereenkomst moet worden afgesloten overeenkomstig de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.
Onder collectief akkoord vermeld in § 1 wordt verstaan een akkoord afgesloten tussen de werkgever en de representatieve werknemersorganisaties. Dit collectief akkoord moet worden neergelegd ter griffie van de Dienst der Collectieve Arbeidsbetrekkingen van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
§ 5. Voor de toepassing van artikel 4 moet de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid worden goedgekeurd.
Art.3. <zie NOTA onder TITEL> § 1. De instellingen die een collectieve arbeidsovereenkomst of een collectief akkoord sluiten bedoeld in artikel 2 dienen tijdens het eerste kwartaal van de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord een aanvraag tot terugbetaling in bij het Ministerie van Volksgezondheid.
§ 2. Bij de aanvraag tot terugbetaling dienen de instellingen volgende documenten te voegen :
1. afschrift van de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord, alsook het bericht van neerlegging bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid;
2. de naamlijst en de arbeidsregeling van de op 31 december in de instellingen tewerkgestelde werknemers van het jaar dat voorafgaat aan dit waarin de eerste aanwerving is voorzien;
3. de naamlijst en de arbeidsregeling van de in toepassing van artikel 2, § 2 van dit besluit tewerkgestelde werknemers;
4. een attest van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening waaruit blijkt dat de nieuw aangeworven werknemers, op de datum van hun indienstneming, de hoedanigheid van uitkeringsgerechtigd volledig werkloze hadden.
§ 3. De instellingen zijn verplicht, elk jaar nadat ze de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord hebben nageleefd, een verslag daaromtrent aan de Minister van Volksgezondheid over te maken. Dit verslag moet vergezeld zijn van volgende documenten :
1° de naamlijst en de arbeidsregeling van de werknemers die zijn tewerkgesteld in toepassing van artikel 2, § 2 van dit besluit;
2° een afschrift van de R.S.Z.-aangiften van het betrokken jaar.
Art.4. <zie NOTA onder TITEL> De tegemoetkoming bedoeld in artikel 2, § 1, bedraagt een percentage van de loonmassa van elk jaar waarin de overeenkomst of het akkoord werd toegepast, verhoogd met de patronale bijdragen.
Dit percentage is gelijk aan het percentage van de tewerkstellingsverhoging uitgedrukt in full-time equivalenten, met een maximum van 2 pct.
De tegemoetkoming wordt proportioneel verminderd voor de maanden en in de mate waarop de collectieve arbeidsovereenkomst of het collectief akkoord niet werd nageleefd.
Art.5. <zie NOTA onder TITEL> (De Minister van Sociale Zaken of zijn afgevaardigde machtigt de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om het bedrag van de tegemoetkoming van het Fonds voor het financieel evenwicht van de sociale zekerheid uit te keren aan de betrokken instellingen.) KB 1995-04-06/60, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 17-05-1995>De storting van de tegemoetkoming gebeurt onder de vorm van trimestriële voorschotten die elk 20 pct. van het bedrag van de jaarlijkse tegemoetkoming vertegenwoordigen.
Het resterende deel van de tegemoetkoming wordt betaald na ontvangst en controle van het verslag voorzien in artikel 3, § 3.
Art.6. <zie NOTA onder TITEL> Op verzoek van een lid van de Regering of van de Executieve die een overeenkomst met de Minister van Tewerkstelling en Arbeid gesloten heeft in het kader van de artikelen 9 en 12bis van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot oprichting van een programma tot bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sektor, geeft de Minister van Sociale Zaken of zijn afgevaardigde, machtiging aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid om het bedrag van de tegemoetkoming dat betrekking heeft op de sector waarvoor de overeenkomst wordt gesloten, te storten in het interdepartementaal begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid.
De instellingen onderworpen aan de overeenkomst bedoeld in het eerste lid kunnen geen individuele aanvraag tot tegemoetkoming meer indienen zoals voorzien in artikel 3.
Art.7. <zie NOTA onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1987.
Art.8. <zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N. <zie NOTA onder TITEL>
Bijlage. Lijst van de instellingen en diensten bedoeld in artikel 1, § 1 van het koninklijk besluit houdende nieuwe maatregelen tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector :
_ de dienstencentra en voorzieningen voor bejaarden;
_ de kinderdagverblijven, de kinderopvangcentra, kribben, moedertehuizen, de kinderdag- en nachtverblijven, de diensten voor onthaalmoeders;
_ de centra voor teleonthaal;
_ de centra voor levens- en gezinsvragen;
_ de centra en diensten voor maatschappelijk werk;
_ de begeleidingsdiensten voor migranten;
_ de onthaal- en opvangcentra en onthaaltehuizen voor jongeren, thuislozen en ex-gedetineerden;
_ de diensten voor penitentiaire en post-penitentiaire, sociale hulpverlening;