27 MAART 1985. - Besluit van de Vlaamse Executieve houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en de beschermingszones(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-06-1991 en tekstbijwerking tot 05-04-2013)
Art. 1, 1/1, 2-4, 4bis, 5-N2
Art. 1. [1 Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-03-15/08, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Overgangsbepalingen: art. 10>
Artikel 1/1.(oud art. 1) Voor de toepassing van onderhavig besluit wordt verstaan onder :
1° "handelingen" : alle zaken bedoeld in artikel 3, § 1, 3°, a en b van het decreet van 24 januari 1984 houdende maatregelen inzake het grondwaterbeheer;
2° "stoffen van lijst I of II" : produkten of stoffen, die stoffen bevatten, behorend tot de families en groepen van stoffen, opgenomen in de lijsten I of IiI, gevoegd in bijlage bij dit besluit;
3° "waterwingebieden en beschermingszones type I, II of III", de respektievelijke waterwingebieden en beschermingszones afgebakend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse (regering) van 27 maart 1985, houdende reglementering en vergunning voor het gebruik van grondwater en de afbakening van waterwingebieden en beschermingszones. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
[1 4° decreet : decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest.]1
----------
(1)<BVR 2013-03-15/08, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Overgangsbepalingen: art. 10>
Art.2. In de waterwingebieden en beschermingszones type I zijn uitsluitend volgende handelingen toegelaten :
1° de handelingen die noodzakelijk zijn voor de produktie van drinkwater;
2° de handelingen die de bescherming van het grondwater tot doel hebben;
3° de handelingen die de kwaliteit van het grondwater niet kunnen verontreinigen op voorwaarde dat :
a) de betrokken drinkwatermaatschappij een gunstig advies verleent;
b) het geen behandeling betreft, verboden overeenkomstig artikel 3 [1 en artikel 5] 1.
---------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-03-15/08, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Overgangsbepalingen: art. 10>
Art.3. <VLAREM 1995-06-01/58, art. 7.1.2.1., 004; Inwerkingtreding : 01-08-1995> In de beschermingszones type II zijn de volgende handelingen verboden :
1° het direct lozen van stoffen van lijst I of II;
2° het indirect lozen, deponeren, opslaan op of in de bodem, uitstrooien en het vervoeren van stoffen van lijst I of II uitgezonderd indien :
- bedoelde stoffen slechts in zulk een geringe hoeveelheid en concentratie de stoffen van lijst I of II bevatten, dat elk gevaar voor een verontreiniging van het ontvangende grondwater nu of in de toekomst is uitgesloten. De Vlaamse regering kan voor elke stof van lijst I of II deze hoeveelheid en concentratie vaststellen;
- bedoelde stoffen nodig zijn voor de produktie van drinkwater;
- het opslag van koolwaterstoffen betreft, voor zover de opslagtank voldoet aan de bepalingen van titel II van het Vlarem;
- bedoelde stoffen nodig zijn voor een normale bemesting van landbouwgronden, voor zover de bemesting gebeurt overeenstemming de bepalingen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en zijn uitvoeringsbesluiten.
3° het besproein en bevloeien met afvalwaters;
4° het inrichten van stortplaatsen;
5° het inrichten van begraafplaatsen;
6° het installeren van rioolwaterzuiveringsinstallaties of installaties voor verwerking van afval;
7° boringen, ontgrondingen, graafwerken van meer dan 2,50 m onder het maaiveld, uitgezonderd peilputten;
8° de opslag van drijfmest in ondergrondse of bovengrondse opslagruimten;
9° het gebruik van sleuf- grondsilo's;
10° het aanleggen van mestvaalten;
11° het aanleggen van leidingen met een minimumlengte van 100 m voor het transport van stoffen van de lijst I of II.
Art.4. <VLAREM 1995-06-01/58, art. 7.1.2.1., 004; Inwerkingtreding : 01-08-1995> In de beschermingszones type III zijn de volgende handelingen verboden :
1° het inrichten van stortplaatsen;
2° het direct lozen van stoffen van lijst I of II;
3° het indirect lozen, deponeren, opslaan op of in de bodem, uitstrooien en het vervoeren van stoffen van lijst I of II, uitgezonderd indien :
- bedoelde stoffen slechts in zulk een geringe hoeveelheid en concentratie de stoffen van lijst I of II bevatten, dat elk gevaar voor een verontreiniging van het ontvangende grondwater nu of in de toekomst is uitgesloten. De Vlaamse regering kan voor elke stof van lijst I of II deze hoeveelheid en concentratie vaststellen;
- bedoelde stoffen nodig zijn voor de produktie van drinkwater;
- het opslag van koolwaterstoffen betreft, voor zover de opslagtank voldoet aan de bepalingen van titel II van het Vlarem;
- bedoelde stoffen nodig zijn voor een normale bemesting van landbouwgronden, voor zover de bemesting gebeurt overeenstemming de bepalingen van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen en zijn uitvoeringsbesluiten.
Art. 4bis. <BVR 2000-03-31/35, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2000> In bijlage II, gevoegd bij dit besluit worden de beschermingszones type III opgenoemd waar ontheffing gegeven wordt van de maximale hoeveelheid meststoffen die wordt toegelaten per ha en per jaar, bepaald in artikel 15, § 7 van het decreet tot het niveau bepaald in artikel 13bis en artikel 14 van het decreet.
Art.5.[1 § 1. In dit artikel wordt verstaan onder :
1° afdeling, bevoegd voor grondwater: afdeling van de Vlaamse Milieumaatschappij die bevoegd is voor het operationele waterbeheer;
2° besluit : besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2013 houdende nadere regels inzake duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest voor niet-land- en tuinbouwactiviteiten en de opmaak van het Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik.
§ 2. In de beschermingszones type II en III is het direct en indirect lozen, deponeren, opslaan op of in de bodem, uitstrooien en het vervoeren van pesticiden als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet, verboden.
§ 3. Van dat verbod kan afgeweken worden :
1° voor de openbare dienst, vermeld in artikel 2, 3° van het besluit, en voor commerciële activiteiten, met uitzondering van de land- en tuinbouwactiviteit,volgens de voorwaarden, vermeld in artikel 7, § 1, 1°, van het decreet;
2° voor land- en tuinbouwactiviteiten als :
a) de pesticiden in slechts zulke hoeveelheden en concentraties worden gebruikt dat elk gevaar voor het ontvangende grondwater nu of in de toekomst is uitgesloten;
b) het gebruik nodig is voor een normale gewasbescherming, voor zover de pesticiden gebruikt worden in overeenstemming met de praktijkgidsen goede landbouwpraktijken;
c) de pesticiden niet verboden zijn;
3° voor particulieren als :
a) bij het gebruik van de pesticiden de toepassingsvoorschriften strikt worden gerespecteerd;
b) alleen de gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden die erkend zijn voor amateurgebruik door de federale overheid;
c) alleen de biociden gebruikt worden die toegelaten zijn door de federale overheid.
In de gevallen, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, op advies van de afdeling, bevoegd voor grondwater, voor elk pesticide en voor elk van de waterwingebieden en beschermingszones de hoeveelheid en de concentratie vaststellen en kan hij, in voorkomend geval, een verbod opleggen op het gebruik van een specifiek pesticide.
§ 4. Om voor de openbare dienst en voor commerciële activiteiten een afwijking zoals bedoeld in paragraaf 3, eerste lid, 1°, te bekomen op het verbod uit paragraaf 2, wordt de procedure gevolgd, vermeld in artikel 5 van het besluit.
De afwijkingen op het verbod vermeld in paragraaf 2, voor land- en tuinbouwactiviteiten en particulieren, zoals vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 2° en 3°, gelden van rechtswege.
§ 5. De gegevens van het pesticidengebruik, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, 1° en 2°, worden tot vijf jaar na gebruik bijgehouden door de gebruiker. DoorhetVlaamse Gewest, de Vlaamse Gemeenschap en alle diensten en agentschappen die er van afhangen, de provinciale overheden, de gemeenten, de autonome gemeentebedrijven en de polders en wateringen wordt gerapporteerd op de wijze, vermeld in artikel 8, § 1, van het besluit.
Met het oog op de opmaak van de indicatoren, vermeld in artikel 9, eerste lid, van het decreet, kunnen de door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu en het waterbeleid, gemachtigde personeelsleden van de afdeling, bevoegd voor grondwater, de volgende gegevens opvragen :
1° de plaats van het gebruik;
2° de productnaam;
3° het erkenningsnummer of het toelatingsnummer;
4° de hoeveelheid die gebruikt is in dat jaar. ]1
----------
(1)<BVR 2013-03-15/08, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Overgangsbepalingen: art. 10>
Art.6. Vooraleer een besluit te nemen zal het college van burgemeester en schepenen het dossier voor advies doorsturen naar de provinciale directeur van de administratie voor ruimtelijke ordening en leefmilieu en de exploitant van de grondwaterwinning, waarrond de beschermingszone is afgebakend.
Indien het advies niet is uitgebracht binnen de dertig dagen wordt het geacht gunstig te zijn.
Art.7. De (Vlaamse Minister) van Leefmilieu, Waterbeleid en Onderwijs is belast met de uitvoering van dit besluit. <BVR 1994-01-19/31, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 25-02-1994>
Art. N1.Bijlage. LIJST I. _ FAMILIES EN GROEPEN VAN STOFFEN.
Lijst I omvat de afzonderlijke stoffen van onderstaande families of groepen van stoffen.
1. Organische halogeenverbindingen en stoffen waaruit in water dergelijke verbindingen kunnen ontstaan.
2. Organische fosforverbindingen [1 met uitzondering van pesticiden]1.
3. Organische tinverbindingen [1 met uitzondering van pesticiden]1.
4. Stoffen die in of via het water een kankerverwekkende, mutagene of teratogene werking hebben.
5. Kwik en kwikverbindingen.
6. Cadmium en cadmiumverbindingen.
7. Minerale oliën en koolwaterstoffen.
8. Cyaniden.
LIJST II. _ FAMILIES EN GROEPEN VAN STOFFEN
Lijst II omvat de afzonderlijke stoffen en kategorieën van stoffen van de onderstaande families die schadelijk zijn voor het grondwater.
1. De volgende metalloïden en metalen alsmede verbindingen daarvan :
1. zink
2. koper
3. nikkel
4. chroom
5. lood
6. selenium
7. arsenicum
8. antimoon
9. molybdeen
10. titaan
11. tin
12. borium
13. beryllium
14. barium
15. uranium
16. vanadium
17. kobalt
18. thallium
19. tellurium
20. zilver
2. [1 ...]1.
3. Stoffen met een schadelijke werking op de smaak en/of geur van het grondwater alsmede verbindingen waaruit dergelijke stoffen in het water kunnen ontstaan en die het water ongeschikt voor menselijke consumptie kunnen maken.
4. Organische siliciumverbindingen die toxisch of persistent zijn en stoffen waaruit dergelijke verbindingen kunnen ontstaan, met uitzondering van die welke biologisch onschadelijk zijn of die in water snel worden omgezet in onschadelijke stoffen.
5. Anorganische fosforverbindingen en elementair fosfor.
6. Fluoriden, chloriden.
7. Ammoniak, nitrieten en nitraten.
----------
(1)<BVR 2013-03-15/08, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2015. Overgangsbepalingen: art. 10>
Art. N2. <BVR 2000-03-31/35, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2000> Lijst van de waterwinningen waar voor de beschermingszone type III de ontheffing gegeven wordt van de maximale hoeveelheid meststoffen, die wordt toegelaten per ha en per jaar, bepaald in artikel 15, § 2, van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, tot het niveau bepaald in artikel 14 :
As
Lommel
Tessenderlo
Nieuwrode
Hoogstraten
Meerle
Merksplas
Neerpelt
Brasschaat
Kapellen
Oud-Turnhout
Schilde