30 DECEMBER 1982. - Koninklijk besluit nr. 123 betreffende de indienstneming van werklozen voor bepaalde projecten van economische expansie ten bate van kleine en middelgrote ondernemingen. (NOTA : opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij <ORD2007-12-13/39, art. 75,1°, ; Inwerkingtreding : 01-01-2009>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-01-1983 en tekstbijwerking tot 10-01-2008).
HOOFDSTUK 1. Begripsomschrijving.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Staatstegemoetkoming.
Art. 2-4
HOOFDSTUK III. De werknemers.
Art. 5-10
HOOFDSTUK IV. Procedure.
Art. 11-17
HOOFDSTUK 1. _ Begripsomschrijving.
Artikel 1. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de Minister : De Minister van Tewerkstelling en Arbeid;
2° de bevoegde overheid : de Gewestexecutieven, ieder wat haar betreft, alsmede de overheid die bevoegd is voor het ander grondgebied dan dat van het Waalse Gewest of dat van het Vlaamse Gewest, zoals bepaald door artikel 6, § 7, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980;
3° het project : elk programma,
a) (dat gericht is hetzij op studie of onderzoek ter ontwikkeling van nieuwe produkten, produktieuitrusting of procédés, hetzij op bijstand of bevordering van de uitvoer buiten de Europese Economische Gemeenschap, hetzij op besparing van energie of grondstoffen). <W 1987-02-24/30, art. 1, 003>
b) waarvan de realisatie normaal tot gunstige gevolgen moet leiden voor de evolutie of de consolidatie van de werkgelegenheid;
4° (kleine en middelgrote ondernemingen : de nijverheids- of handelsondernemingen, evenals de ondernemingen wier hoofdactiviteit bestaat in het verlenen, met winstoogmerk, van diensten tegen betaling :
a) waar het gemiddelde van het aantal werknemers die bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid zijn aangegeven voor het kwartaal dat voorafgaat aan dat waarin de aanvraag is ingediend, tussen 3 en 100 werknemers ligt;
b) die bewijzen dat zij bekwaam zijn om een project tot een goed einde te brengen, maar die het zonder staatstegemoetkoming niet ten uitvoer zouden kunnen leggen). <W 1987-02-24/30, art. 2, 003>
§ 2. Bij een in Ministerraad overlegd besluit en onder de voorwaarden die Hij vaststelt, kan de Koning de onderwerping aan ongeacht welke regeling voor sociale zekerheid gelijkstellen met de in §1, 4°, bedoelde onderwerping aan de regeling voor sociale zekerheid van de werknemers.
HOOFDSTUK II. _ Staatstegemoetkoming.
Art.2. § 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten kan de Staat, voor een periode van maximum twee jaar, de lonen en de daarmee gepaard gaande sociale bijdragen van de in artikel 5 bedoelde werknemers die zijn aangeworven voor de realisatie van een projekt, ten laste nemen voor het in artikel 3, § 2, bepaalde bedrag.
§ 2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk moet onder lonen en sociale bijdragen worden verstaan, de lonen en bijdragen die opgesomd worden in artikel 2, 2° en 3°, a van het koninklijk besluit van 29 maart 1982 ter uitvoering van afdeling 3, bijzonder tijdelijk kader, van hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978.
§ 3. (De Staatstegemoetkoming voor een zelfde project kan betrekking hebben op ten minste een halftijdse betrekking en ten hoogste drie voltijdse betrekkingen.
Deze tegemoetkoming kan worden bekomen voor een zelfde rechthebbende die ter zelfdertijd maximum twee projecten uitvoert, op voorwaarde dat met deze projecten een verschillend doel in de zin van artikel 1, 3°, a, wordt nagestreefd. Deze beperkingen gelden niet voor de instellingen , bedrijfsverenigingen en werkgeversorganisaties bedoeld in artikel 3, §1, 3° (4°).) <KBN257 1983-12-31/51, art. 1, 002> <W 1987-02-24/30, art. 4, 003>
§ 4. Deze tegemoetkoming kan in geen geval gecumuleerd worden met een ander voordeel dat ten laste van de Rijksbegroting aan dezelfde tewerkstelling toegekend zou worden.
Art.3. § 1. Voor de Staatstegemoetkoming komen in aanmerking :
1° kleine en middelgrote ondernemingen die op zichzelf een project ten uitvoer leggen;
2° kleine en middelgrote ondernemingen die, met het oog op tenuitvoerlegging van een project, een bijstands- of een adviesovereenkomst hebben gesloten hetzij met een instelling van openbaar nut voor onderzoek, bijstand aan ondernemingen of economische ontwikkeling, hetzij met elke andere instelling met rechtspersoonlijkheid die sedert ten minste twee jaar bedrijvig is en hetzelfde doel heeft.
3° (de instellingen bedoeld in § 1, 2°) <W 1987-02-24/30, art. 3, 1°, 003>
(4° de bedrijfsverenigingen die tot taak hebben hun leden technische bijstand te verlenen voor de gebieden waarop de projecten betrekking hebben, alsmede de representatieve werkgeversorganisaties bedoeld in artikel 3 van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités.) <W 1987-02-24/30, art. 3, 2°, 003>
§ 2. Het bedrag van de Staatstegemoetkoming wordt als volgt vastgesteld :
1° voor de projecten die uitgevoerd worden door een rechthebbende bedoeld in § 1, 1°, is de Staatstegemoetkoming gelijk aan 50 pct. van het loon en de daarbij horende sociale bijdragen.
2° (voor de projecten die door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vóór 1 januari 1987 werden getekend en die uitgevoerd worden door een rechthebbende bedoeld in § 1, 2°, 3° of 4°, is de staatstegemoetkoming gedurende de eerste twaalf maanden gelijk aan 100 pct. van het loon en de daarbij horende sociale bijdragen; tijdens de volgende maanden bedraagt deze tegemoetkoming 75 pct). <W 1987-02-24/30, art. 5, 1°, 003>
(3° voor de projecten die door de Minister van Tewerkstelling en Arbeid vanaf 1 januari 1987 worden getekend en die uitgevoerd worden door een rechthebbende bedoeld in § 1, 2°, 3° of 4°, is de staatstegemoetkoming gedurende de eerste twaalf maanden gelijk aan 90 pct. van het loon en de daarbij horende sociale bijdragen; tijdens de volgende maanden bedraagt deze tegemoetkoming 75 pct). <W 1987-02-24/30, art. 5, 2°, 003>
Art.4. De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening is belast met de uitbetaling aan de rechthebbenden van de in dit hoofdstuk bedoelde Staatstegemoetkoming.
HOOFDSTUK III. _ De werknemers.
Art.5. De in dit besluit bedoelde arbeidsplaatsen mogen alleen door uitkeringsgerechtigde volledig werklozen bekleed worden.
Voor de toepassing van dit artikel worden eveneens als uitkeringsgerechtigde volledig werklozen beschouwd, de door de overheid tewerkgestelde werklozen, de in het bijzonder tijdelijk kader tewerkgestelde werknemers en de in het derde arbeidscircuit tewerkgestelde werknemers.
Art.6. De in dit besluit bedoelde arbeidsplaatsen mogen in de ondernemingen niet leiden of geleid hebben tot de afschaffing van andere arbeidsplaatsen die met gelijkwaardige functies overeenkomen.
Art.7. In voorkomend geval moet de werkgever vooraf het vereiste aantal stagiairs en jongeren ter vervanging van bruggepensioneerde werknemers tewerkstellen, overeenkomstig de bepalingen van de afdelingen 1 en 2 van Hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978.
Art.8. De werkgever werft zijn werknemers volgens zijn eigen selectiecriteria aan.
Hij brengt de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening op de hoogte van de vacature.
Art.9. De werklozen worden aangeworven met een arbeidsovereenkomst gesloten voor voltijdse of voor halftijdse arbeid.
Art.10. Onverminderd de bepalingen van gunstigere collectieve arbeidsovereenkomsten, mag het contractuele loon van de werknemers niet minder bedragen dan het beginloon dat voor de uitgeoefende functie of een analoge functie aan een lid van het Rijkspersoneel wordt toegekend.
Voor werknemers die een functie uitoefenen die overeenstemt met niveau 1 van het Rijkspersoneel, mag dit loon niet minder bedragen dan 90 pct. van het in het eerste lid bedoelde beginloon.
HOOFDSTUK IV. _ Procedure.
Art.11. De aanvragen om goedkeuring van de projecten worden bij de bevoegde overheid ingediend.
Art.12. Wanneer de aanvraag de instemming heeft van de bevoegde overheid, legt deze een ontwerp van overeenkomst tussen de Staat en de aanvrager aan de Minister voor.
De termen van deze overeenkomst moeten inzonderheid betrekking hebben op :
a) de beschrijving en de duur van het project;
b) het aantal werknemers die gedurende de uitvoering van het project in dienst genomen en aan het werk gehouden moeten worden, alsmede de vereiste kwalificaties en de beknopte beschrijving van de functies;
c) de financiële Staatstegemoetkoming.
Art.13. De Minister keurt het hem door de bevoegde overheid voorgelegde ontwerp van overeenkomst goed of verwerpt het.
De beslissing van de Minister hangt af van de beschikbaarheid van de begrotingskredieten, van de overeenstemming van het project met de voorschriften van dit besluit, en van de naleving van de voorwaarden voor een gezonde concurrentie.
Wat dit laatste betreft, wint de Minister vooraf het advies in van de Minister van Middenstand.
De ondertekening van de overeenkomst door de Minister verleent aan de aanvrager het recht om, binnen de grenzen van dit besluit en van het goedgekeurde project, ten laste van de Staat nieuwe werknemers aan te werven. De Minister geeft van de ondertekende overeenkomst kennis aan de bevoegde overheid, de aanvrager en de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening.
Art.14. De indienstnemingen moeten geschieden binnen 12 maanden na de kennisgeving bedoeld in artikel 13. Na deze termijn kan op de Staatstegemoetkoming geen aanspraak meer worden gemaakt voor indienstnemingen die nog niet geschied zijn.
Art.15. De Koning bepaalt de modaliteiten voor indiening van de aanvraag om financiële Staatstegemoetkoming en voor de uitbetaling ervan.
Art.16. De Koning bepaalt de procedure voor de terugvordering van de sommen die onrechtmatig gestort werden aan begunstigden van de Staatstegemoetkoming.
Art. 17. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.