16 MAART 1983. - Koninklijk besluit tot vaststelling van grenswaarden en richtwaarden van de luchtkwaliteit voor zwaveldioxide en zwevende deeltjes. (NOTA : Artikels 2, § 2, 3, § 2, 4, 5, 6 en N3, A, zijn opgeheven bij BWG 2000-06-23/38, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 19-07-2001) (NOTA : Artikels 1, 2, § 1, 3, § , N1, N2 en N3, B, zijn opgeheven bij BWG 2000-06-23/38, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2005) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-04-1983 en tekstbijwerking tot 21-07-2000)
Art. 1-6, N1, N2, N3
Artikel 1. (Zie NOTA onder TITEL) Voor de toepassing van dit besluit, wordt verstaan onder :
1° " Grenswaarden " :
- de overeenkomstig tabel A van bijlage I van dit besluit, te samen genomen concentraties van zwaveldioxide en zwevende deeltjes, alsmede
- de overeenkomstig tabel B van bijlage I van dit besluit, afzonderlijk genomen concentraties van zwevende deeltjes,
die onder de voorwaarden van volgende artikelen niet mogen worden overschreden ter bescherming van met name de gezondheid van de mens.
2° " Richtwaarden " :
de concentraties van zwaveldioxide en zwevenden deeltjes als vermeld in bijlage II van dit besluit, die moeten dienen :
- ter preventie op lange termijn op het gebied van gezondheid en milieubescherming;
- als referentiepunten voor de invoering van specifieke regimes binnen, de daartoe vastgestelde zones.
Art.2. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Met ingang van 1 april 1983, mogen de concentraties van zwaveldioxide en zwevende deeltjes in de lucht niet meer bedragen dan de grenswaarden van bijlage I van dit besluit, onverminderd de hierna volgende bepalingen.
§ 2. Wanneer door een Gewest zones worden aangeduid waarvan blijkt dat de concentraties van zwaveldioxide en zwevende deeltjes in de lucht, er na 1 april 1983 de in bijlage I van dit besluit opgenomen grenswaarden zullen overschrijden, en waarvoor plannen worden opgesteld gericht op de geleidelijke verbetering van de luchtkwaliteit in die zones, moeten de in bijlage I van dit besluit opgenomen grenswaarden, in afwijking van het bepaalde in § 1, worden bereikt op de datum die het Gewest bepaalt en die niet later mag zijn dan 1 april 1983.
Art.3. (Zie NOTA onder TITEL) § 1. Wanneer door een Gewest zones worden aangeduid waar de te verwachten toeneming van de verontreiniging door zwaveldioxide en zwevende deeltjes ten gevolge van stedelijke of industriële ontwikkelingen moet worden beperkt, moeten de normen die worden vastgesteld, lager zijn dan de grenswaarden van bijlage I en uitgaan van de richtwaarden in bijlage II.
§ 2. Wanneer door een Gewest zones worden aangeduid die vanuit milieu-oogpunt bijzonder moeten beschermd worden, moeten de normen die worden vastgesteld lager zijn dan de richtwaarden van bijlage II.
Art.4. (Zie NOTA onder TITEL) Voor het bekomen van de voor de toepassing van dit besluit nodige gegevens, worden meetstations opgericht op de plaatsen waar de luchtverontreiniging op basis van nader te bepalen objectieve gronden, verondersteld mag worden het sterkst te zijn en op de plaatsen waar de gemeten concentraties representatief zijn voor de plaatselijke omstandigheden.
Art.5. (Zie NOTA onder TITEL) De monsternemingen en de analyses gebeuren overeenkomstig de voorschriften vervat in bijlage III van dit besluit.
Art.6. Onze Staatssecretaris die het Leefmilieu in zijn bevoegdheid heeft, wordt belast met de uitvoering van dit besluit.
Art. N1. (Zie NOTA onder TITEL) Bijlage 1 : Grenswaarden voor zwaveldioxyde en zwevende deeltjes. <Niet opgenomen door technische redenen. Zie B.St. 29-04-1983, p. 5518>
Art. N2. (Zie NOTA onder TITEL) Bijlage 2 : Richtwaarden voor de zwaveldioxyde en de zwevende deeltjes. <Niet opgenomen door technische redenen. Zie B.St. 29-04-1983, p. 5519>
Art. N3. (Zie NOTA onder TITEL) Bijlage 3 : In het kader van deze richtlijn toe te passen referentiemethoden voor de monsternemingen en de analyses.
A. Zwaveldioxyde.
De referentiemethode voor de monsterneming en de analyse van zwaveldioxide is deze beschreven in de Belgische Norm NBN T 94-202, 1e uitgave maart 1977 " Bepaling van het zwaveldioxidegehalte van de omgevingslucht, methode West en Gaeke ".
De bemonsteringstijd bedraagt normaliter 24 uur.
Elke andere bemonsterings- en analysemethode mag worden gebruikt op voorwaarde :
- dat deze een bevredigende correlatie oplevert met de resultaten verkregen door de referentiemethode.
- of dat uit metingen uitgevoerd in parallel met de referentiemethode in een reeks representatieve stations, gekozen overeenkomstig de voorwaarden voorzien in artikel 5, een redelijk stabiele overeenkomst blijkt tussen de resultaten verkregen met deze methode en de referentiemethode.
B. Zwevende deeltjes.
Voor de bepaling van de zwarte rook en de omrekening ervan in gravimetrische eenheden wordt de methode die is genormaliseerd door de O.E.S.O.-werkgroep methoden voor het meten van luchtverontreiniging en onderzoektechnieken (1964), als referentiemethode beschouwd.