Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

3 MEI 1978. - Koninklijk besluit tot inrichting van de comités belast met het beheer van de temporaliën van de erkende islamitische gemeenschappen. (NOTA 1 : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap voor de aangelegenheden die geregeld worden door het BVR2004-05-07/04; zie art. 275, 10°; Inwerkingtreding : 01-03-2005) (NOTA 2 : opgeheven voor wat betreft de gemeenschappen waarvan het ambtsgebied binnen de grenzen van het Franse taalgebied ligt <BWG 2005-10-13/34, art. 27, 003; Inwerkingtreding : 27-10-2005>) (NOTA 3 : opgeheven voor het Brusselse Gewest bij ORD2006-06-29/33, art. 42, Inwerkingtreding : 17-07-2006) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-07-1995 en tekstbijwerking tot 07-07-2006)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - De comités belast met het beheer van de temporaliën van de islamitische eredienst.
Art. 1-10
HOOFDSTUK II. - De begroting en de rekeningen.
Art. 11-18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1995009544  1999009579  2005202964 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - De comités belast met het beheer van de temporaliën van de islamitische eredienst.
Artikel 1. (Zie NOTA'S onder opschrift) De islamitische gemeenschappen worden door Ons erkend (voor een of meer bepaalde provincies en voor het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad). <KB 1995-04-10/A1, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  Een erkende islamitische gemeenschap kan een comité oprichten dat gelast is haar tijdelijke belangen inzake eredienst te beheren en haar in haar betrekkingen met de burgerlijke overheid te vertegenwoordigen.
  De eerste Imam in rang, of zijn gemachtigde, is van rechtswege lid van het comité. Voorts bestaat het comité uit verkozen leden : zes, zeven of acht (voor het comité opgericht in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad); vier, vijf of zes voor de andere comités. <KB 1995-04-10/A1, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
  Bij de eerste samenstelling van de comités wordt het getal van de te verkiezen leden bepaald door het " comité culturel " van het " Centre islamique et culturel ".
  Ten minste twee maanden voor het verstrijken van de mandaten van de verkozen leden bepaalt elk comité het getal van de mandaten waarin bij de eerstvolgende verkiezingen moet worden voorzien.

Art.2. (Zie NOTA'S onder opschrift) § 1. De leden van het comité, bedoeld in artikel 1, derde lid, worden aangewezen door de leden van de islamitische gemeenschap die de hoedanigheid van kiezer hebben.
  Om de hoedanigheid van kiezer te hebben, moet men ten minste achttien jaar zijn op de dag van de verkiezing en sedert ten minste een jaar ingeschreven zijn in het register van een moskee. Bij die inschrijving vermelden de leden van de islamitische gemeenschap, in voorkomend geval, of zij tot een van de bijzondere groepen van de gemeenschap behoren.
  § 2. De overheid die met het organiseren van de verkiezing is belast, deelt de kiezers in verscheidene colleges in, met inachtneming van de bijzondere groepen waartoe zij onderscheidenlijk behoren zoals zij bij hun inschrijving in het register van een moskee hebben vermeld.
  Dezelfde overheid regelt de wijze waarop de mandaten worden verdeeld, binnen de door dit besluit toegestane grenzen.
  Het " comité culturel " van het " Centre islamique et culturel " orgniseert de eerste verkiezing voor de samenstelling van elk van de overeenkomstig dit besluit opgerichte comités.
  Het comité dat voor een erkende islamitische gemeenschap opgericht is, organiseert de verkiezingen voor de vernieuwing van zijn samenstelling en neemt daartoe de nodige maatregelen ten minste twee maanden voor het verstrijken van de mandaten van de verkozen leden.
  § 3. Om als lid van het comité verkiesbaar te zijn moet men :
  a) sedert ten minste twee jaar zijn verblijfplaats hebben in de provincie of in een van de provincies waarvoor het comité is opgericht;
  b) kiezer zijn en, in voorkomend geval, deel uitmaken van het kiescollege dat belast is met het toekennen van het betrokken mandaat.

Art.3. (Zie NOTA'S onder opschrift) De verkiezing van de leden van het comité heeft plaats ten vroegste drie maanden en uiterlijk zes maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het besluit houdende erkenning van een islamitische gemeenschap.

Art.4. (Zie NOTA'S onder opschrift) De lijst van de kiesgerechtigde leden per college en de lijst van de kandidaten worden zes weken voor de verkiezing aan de ingang van de moskee(ën) aangeplakt; de lijst van de gekozen leden wordt binnen de vijftien dagen na de verkiezing aangeplakt; op deze lijsten moet de datum van de bekendmaking vermeld worden.

Art.5. (Zie NOTA'S onder opschrift) Ieder bezwaarschrift in verband met de regelmatigheid van de kiesverrichtingen moet worden ingediend binnen vijftien dagen na de bekendmaking van de betwiste beslissing. Ten laatste vijftien dagen na de verstrijking van deze termijn doet het uittredend comité uitspraak. Binnen acht dagen wordt aan hem die bezwaar maakt, bij aangetekende brief van de voorzitter van het comité kennis gegeven van de beslissing.

Art.6. (Zie NOTA'S onder opschrift) In het proces-verbaal van de verkiezing wordt melding gemaakt van de vervulling van de in artikel 4 bedoelde formaliteiten almede van de eventuele bezwaarschriften en van het eraan gegeven gevolg. De verkiezing gebeurt bij geheime stemming. Bij staking van stemming wordt herstemd. Indien de tweede stemming dezelfde uitslag oplevert wordt de kandidaat bij loting aangewezen.

Art.7. (Zie NOTA'S onder opschrift) De leden van het comité worden verkozen voor zes jaar.
  Voldoet een van hen niet meer aan een van de verkiesbaarheidsvereisten of maakt hij om enige andere reden geen deel meer uit van het comité, dan wordt in zijn vervanging voorzien door het kiescollege waartoe hij behoorde. De aldus verkozen kandidaat voltooit het mandaat van degene die hij vervangt.

Art.8. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het comité wijst onder zijn leden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan; cumulatie van de twee laatstgenoemde ambten is toegestaan. De secretaris en de penningmeester zijn voor de uitoefening van hun ambt aansprakelijk tegenover het comité dat hen te allen tijde omtrent die ambtsoefening uitleg kan vragen.

Art.9. (Zie NOTA'S onder opschrift) Het comité kan eerst op geldige wijze beraadslagen en besluiten wanneer de meerderheid van de leden aanwezig is. De beslissingen worden genomen bij meerderheid van de leden van het comité. Bij staking van de stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.

Art.10. (Zie NOTA'S onder opschrift) De beslissing waarbij het comité zijn huishoudelijk reglement vaststelt, kan alleen worden genomen onder de volgende voorwaarden :
  a) de Imam, of zijn gemachtigde, moet aanwezig zijn;
  b) de beslissing moet worden aangenomen met vier stemmen als het comité in totaal vijf of zes leden telt, met vijf stemmen als het zeven of acht leden telt, met zes stemmen als het negen leden telt.
  Het huishoudelijk reglement wordt ter goedkeuring aan de Minister van Justitie voorgelegd.

HOOFDSTUK II. - De begroting en de rekeningen.
Art.11. (Zie NOTA'S onder opschrift) De begroting van de erkende islamitische gemeenschap wordt vóór 20 oktober, in viervoud en met alle bewijsstukken, door het comité aan de gouverneur gezonden.

Art.12. (Zie NOTA'S onder opschrift) De begroting wordt voorgelegd aan de bestendige deputatie van de provincieraad, die de uitgaafposten betreffende de uitoefening van de eredienst niet mag wijzigen; de bestendige deputatie spreekt zich uit vóór 15 december. Een van de uitgiften met de vermelding van de beslissing van de bestendige deputatie wordt onverwijld teruggezonden naar de gouverneur, een andere uitgifte wordt ter kennisgeving aan het comité toegestuurd, de derde uitgifte wordt aan de Minister van Justitie toegezonden en de vierde wordt in het archief van de provincie bewaard.

Art.13. (Zie NOTA'S onder opschrift) Bij indiening van bezwaarschrift door de gouverneur, of door het betrokken comité, wordt hieromtrent beslist bij een met redenen omkleed koniniklijk besluit. Die indiening moet binnen dertig dagen na de datum van terugzending van de uitgiften geschieden. De begroting wordt eventueel als goedgekeurd beschouwd ten aanzien van de niet-betwiste artikelen.

Art.14. (Zie NOTA'S onder opschrift) De penningmeester is gehouden om zijn jaarlijkse rekening aan het comité voor te leggen tijdens een verplichte vergadering op de eerste zondag van de maand maart.

Art.15. (Zie NOTA'S onder opschrift) De rekening wordt vóór 10 april, in vijfvoud en met alle bewijsstukken door het comité aan de gouverneur gezonden.

Art.16. (Zie NOTA'S onder opschrift) De rekening wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de bestendige deputatie. Deze spreekt zich uit vóór 1 juli. Vier uitgiften met de vermelding van de beslissing van de bestendige deputatie, worden onverwijld teruggezonden, de eerste naar de gouverneur, de tweede naar het comité, de derde naar de penningmeester van dit comité en de vierde naar de Minister van Justitie. De vijfde uitgifte wordt in het archief van de provincie bewaard.

Art.17. (Zie NOTA'S onder opschrift) Bij indiening van bezwaarschrift door de gouverneur, het comité of de penningmeester, wordt de beslissing getroffen bij een met redenen omkleed koninklijk besluit. Die indiening moet binnen de dertig dagen na de datum van terugzending van de uitgiften geschieden.

Art. 18. (Zie NOTA'S onder opschrift) Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 3 mei 1978.
  BOUDEWIJN
  Van Koningswege :
  De Minister van Justitie,
  R. VAN ELSLANDE