Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

23 MAART 1977. - [Koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen van elektrisch materieel]. <KB2005-12-06/60, art. 2, 1°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006> (NOTA 1 : Opgeheven - voor wat betreft alle daarin bedoelde elektrische machines, apparaten en leidingen met uitzondering van : stopcontacten, stekkers voor huishoudelijk gebruik en voedingen voor elektrische afrastering - door KB2016-04-21/08, art. 19, 005; Inwerkingtreding : 20-04-2016. Overgangsbepalingen : art. 18)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-09-1981 en tekstbijwerking tot 07-02-2006)



Inhoudstafel:


Art. 1-9, 9bis, 10, 10bis, 11-17
Bijlagen.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. <KB 1997-01-10/57, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 12-04-1997> Dit besluit is van toepassing op de elektrische machines, apparaten en leidingen bestemd voor een nominale wisselspanning tussen 50 en 1 000 V en een nominale gelijkspanning tussen 75 en 1 500 V.
  Het is echter niet van toepassing op :
  1. - de elektroradiologische en elektromedische machines, toestellen en leidingen;
  - de elektrische gedeelten van personen- en goederenliften;
  - de elektriciteitsmeters;
  - de elektrische machines, toestellen en leidingen voor wat betreft de radio-elektrische storingen;
  - de gespecialiseerde elektrische machines, toestellen en leidingen bestemd om in schepen of vliegtuigen of bij de spoorwegen te worden gebruikt, die beantwoorden aan de veiligheidsvoorschriften welke zijn vastgesteld door internationale instellingen, waarbij de Lidstaten van de Europese Unie zijn aangesloten;
  2. de elektrische machines, apparaten en leidingen die voor de uitvoer naar andere landen dan deze van de Europese Unie bestemd zijn.
  De bepalingen van artikel 8, §§ 1 en 3, en artikel 9 van dit besluit zijn niet van toepassing op de stopcontacten voor huishoudelijk gebruik en de voedingsinrichtingen van elektrische afsluitingen.

Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
  Gemeenschap: de Europese Economische Gemeenschap.
  Elektrische machine of apparaat: ieder toestel bestemd tot het voortbrengen, omvormen, verdelen of gebruiken van elektrische energie.
  Leiding: enkele of samengevoegde geleiders met hun individuele mantel en met hun eventuele gemeenschappelijke mantel of koker.
  Nominale spanning van een elektrische machine, apparaat of leiding: de spanning waardoor deze machine, apparaat of leiding wordt gekenmerkt en waarnaar wordt verwezen voor zekere werkingskarakteristieken.
  Regels van goed vakmanschap: zulkdanig ontwerp en verwezenlijking van een elektrische machine, apparaat of leiding dat een veiligheidspeil bereikt wordt hetwelk in de Gemeenschap volgens de ter zake verkregen ervaring geldt.
  (Geharmoniseerde norm: een gehomologeerde of geregistreerde norm die beantwoordt aan een norm of aan een geharmoniseerd dokument dat in onderlinge overeenstemming is vastgesteld door de Lid-Staten van de Gemeenschap). <KB 1987-07-06/37, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-08-1987>
  Wordt beschouwd gelijkwaardig te zijn aan zulk een gehomologeerde norm elke norm uitgewerkt overeenkomstig hetzelfde geharmoniseerde dokument en van kracht in één van de Lid-Staten van de Gemeenschap.
  Rechtstreekse aanraking: de aanraking met de actieve geleiders en de geleidende stukken van elektrische machines, apparaten en leidingen, die, bij gebruik onder spanning kunnen staan, met inbegrip van de geleidende delen galvanisch verbonden met de nulgeleider bij wisselstroom of met de compensator bij gelijkstroom.
  Onrechtstreekse aanraking: de aanraking gepaard gaande met gevaar, door personen of huisdieren van toegankelijke delen van de elektrische machines, apparaten en leidingen, die geen actieve delen zijn maar die onder spanning kunnen komen bij een fout.

Art.3. De elektrische machines, apparaten of leidingen zijn vervaardigd volgens de regels van goed vakmanschap en brengen, bij correcte installatie en degelijk onderhoud en bij gebruik overeenkomstig de bestemming, de veiligheid van mensen en huisdieren evenals het behoud van goederen niet in gevaar.
  De hoofdelementen van de veiligheidsdoeleinden zoals hierboven bepaald zijn als volgt samengevat:
  1. Algemene eisen
  a) de voornaamste kenmerken waarvan bekendheid en inachtneming noodzakelijk zijn voor gebruik overeenkomstig de bestemming en zonder gevaar, zijn op de elektrische machines, apparaten en leidingen aangegeven of, indien dit niet mogelijk is, op een bijgevoegde gebruiksaanwijzing of op de verpakking van de stukken;
  b) het fabrieksmerk of het handelsmerk is duidelijk aangebracht op de elektrische machines, apparaten en leidingen of, wanneer zulks onmogelijk is, op de verpakking;
  c) de elektrische machines, apparaten en leidingen, alsmede de samenstellende delen daarvan zijn zodanig geconstrueerd dat zij veilig en behoorlijk kunnen worden aangesloten;
  d) de elektrische machines, apparaten en leidingen zijn zodanig ontworpen en geconstrueerd dat, bij gebruik overeenkomstig de bestemming en behoorlijk onderhoud, de beveiliging tegen de gevaren, beschreven in de punten 2 en 3 hieronder, gewaarborgd is.
  2. Beveiliging tegen gevaren die aan de elektrischemachines, apparaten en leidingen verbonden kunnen zijn
  Er worden technische maatregelen overeenkomstig punt 1 genomen opdat:
  a) personen en huisdieren afdoende worden beschermd tegen gevaar van verwonding of andere schade die kan worden toegebracht door rechtstreekse of onrechtstreekse aanraking;
  b) als gevolg van een fout in de opvatting of in de vervaardiging er geen temperaturen, boogontladingen of stralingen optreden, die gevaar zouden kunnen opleveren;
  c) personen, huisdieren en voorwerpen afdoende worden beveiligd tegen gevaren van niet-elektrische aard die, naar de ervaring leert, door de elektrische machines, apparaten en leidingen kunnen worden veroorzaakt;
  d) de isolatie berekend is op de te verwachten belastingen.
  3. Bescherming tegen de gevaren die kunnen ontstaandoor invloeden van buiten op de elektrische machines,apparaten en leidingen Er worden technische maatregelen overeenkomstig punt 1 getroffen, opdat:
  a) de elektrische machines, apparaten en leidingen voldoen aan de gestelde mechanische eisen, zodat personen, huisdieren en voorwerpen geen gevaar lopen;
  b) de elektrische machines, apparaten en leidingen bestand zijn tegen niet-mechanische invloeden in de normaal te verwachten milieusituatie, zodat personen, huisdieren en voorwerpen geen gevaar lopen;
  c) personen, huisdieren en voorwerpen niet in gevaar worden gebracht bij de volgens de regels van goedvakmanschap te verwachten overbelasting van de elektrische machines, apparaten en leidingen.

Art.4. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 2°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006> De producenten zijn gehouden uitsluitend elektrisch materieel dat voldoet aan de bepalingen van artikel 3 op de markt te brengen.

Art.5. (Opgeheven) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 3°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art.6. (Opgeheven) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 3°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art.7. (Opgeheven) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 3°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art.8. <KB 1997-01-10/57, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 12-04-1997> § 1. Het in artikel 1 bedoelde elektrische materieel moet, voordat het in de handel wordt gebracht, voorzien zijn van de in artikel 9 bedoelde CE-markering, die aangeeft dat het voldoet aan de voorschriften van dit koninklijk besluit, met inbegrip van de in bijlage II beschreven overeenstemmingsbeoordelingsprocedure.
  § 2. In geval van betwisting kan de fabrikant of de invoerder een, door een volgens de procedure van artikel 12 aangemelde instantie opgesteld, verslag voorleggen inzake het overeenstemmen van het elektrisch materieel met de bepalingen van artikel 3.
  § 3. a) Indien elektrisch materieel onder andere reglementeringen valt die Europese richtlijnen met betrekking tot andere aspecten omzetten en die voorzien in het aanbrengen van de CE-markering, geeft deze markering aan dat dit materieel geacht wordt ook aan de voorschriften van deze andere reglementeringen te voldoen.
  b) Indien echter in één of meer van deze reglementeringen gedurende een overgangsperiode de fabrikant de keuze van de toe te passen regeling wordt gelaten, geeft de CE-markering alleen aan dat het elektrische materieel aan de voorschriften van de door de fabrikant toegepaste reglementeringen voldoet. In dat geval moeten de referenties van de toegepaste reglementeringen worden vermeld op de door deze reglementeringen vereiste documenten, handleidingen of gebruiksaanwijzingen die bij dit elektrische materieel zijn gevoegd.

Art.9. <KB 1997-01-10/57, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 12-04-1997> § 1. De in bijlage I bedoelde CE-markering wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde zichtbaar, gemakkelijk leesbaar en onuitwisbaar aangebracht op het elektrische materieel of, als dit niet mogelijk is, op de verpakking, de gebruiksaanwijzing of het garantiebewijs.
  § 2. Op elektrisch materieel mogen geen andere markeringen worden aangebracht die derden kunnen misleiden omtrent de betekenis of de grafische vorm van de CE-markering. Op het elektrische materieel, de verpakking, de gebruiksaanwijzing of het garantiebewijs mogen andere markeringen worden aangebracht op voorwaarde dat de zichtbaarheid en de leesbaarheid van de CE-markering niet worden verminderd.
  § 3. (...) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 4°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art. 9bis. <Ingevoegd bij KB 2005-12-06/60, art. 2, 5°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006> Voor de voor professionele doeleinden bestemde producten waarvan de etikettering dat professioneel gebruik aangeeft, die niet in de distributie ter beschikking zijn van de consumenten, en die slechts in een uitzonderlijk klein aantal op de arbeidsmarkt aangewend worden, mag afgeweken worden van de verplichting om de etikettering en, de door de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten voorgeschreven informatie, de gebruiksaanwijzingen en de garantiebewijzen op te stellen in de taal of talen van het taalgebied waar de producten op de markt worden gebracht.

Art.10. Door niemand mag om veiligheidsredenen hinder worden veroorzaakt op het gebruiken, invoeren, te koop bieden, het verkopen, verhuren, afstaan zelfs kosteloos, het afleveren na herstelling, transformatie of verandering en het uitvoeren naar landen der Gemeenschap van elektrische machines, apparaten en leidingen, die, op (de in artikel 8) bepaalde wijze voldoen aan de in artikel 3 vermelde voorschriften. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 6°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art. 10bis. <KB 12-08-1981, art. 14, § 2> De stopcontacten voor huishoudelijk gebruik en de voedingsinrichtingen van elektrische afsluitingen stemmen overeen met de desbetreffende normen die door de Koning werden gehomologeerd of door het Belgisch Instituut voor Normalisatie werden geregistreerd.

Art.11. (Opgeheven) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 7°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art.12. <KB 1997-01-10/57, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 12-04-1997> § 1. Om erkend te worden en het te blijven dienen de aangemelde instanties, bevoegd om de in artikel 8 bedoelde verslagen op te stellen, op het Belgisch grondgebied gelegen te zijn en te voldoen aan de voorwaarden opgenomen in bijlage III alsook aan de algemene criteria inzake beproevingslaboratoria, keuringsinstellingen en certificatieinstellingen, die bepaald zijn in de normen van de reeks NBN-EN 45000 die op hen van toepassing zijn.
  De (Minister bevoegd voor Consumentenzaken), bepaalt de datum vanaf wanneer en de modaliteiten volgens dewelke de instanties het bewijs moeten leveren dat zij conform zijn met de normen van de reeks NBN-EN 45000, die op hen van toepassing zijn, en dit door voorlegging van een accreditatie afgeleverd op basis van de wet van 20 juli 1990 betreffende de accreditatie van certificatie- en keuringsinstellingen alsmede van beproevingslaboratoria.
  § 2. De erkenningsaanvraag dient gericht te worden aan de (Minister bevoegd voor Consumentenzaken), bij een ter post aangetekend schrijven. Zij moet vergezeld zijn van de stukken, bestemd om vast te stellen dat de instantie aan de in § 1 bedoelde voorwaarden voldoet. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 8°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  § 3. De aanvraag wordt onderzocht door de in artikel 14 bedoelde ambtenaren en beambten. Ze kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.
  § 4. (...) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 10°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  § 5. (Indien het onderzoek bedoeld in § 3 een positief resultaat geeft), leggen de ambtenaren en beambten het voorstel van erkenning voor aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, die een beslissing treft. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 11°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  (Indien het onderzoek bedoeld in § 3 een negatief resultaat geeft, wordt de weigering), met vermelding van de redenen, meegedeeld aan de betrokken instantie bij een ter post aangetekend schrijven. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 11°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  § 6. De erkenning wordt toegekend voor een maximale duur van vijf jaar.
  De aanvraag tot vernieuwing van de erkenning wordt ten laatste zes maanden vóór het verval van de duur van de erkenning ingediend, overeenkomstig de bepalingen van § 2.
  § 7. De ambtenaren en beambten, bedoeld in artikel 14 hebben vrije toegang tot de lokalen van de erkende aangemelde instanties. Zij kunnen alle documenten en nuttige gegevens, nodig voor de vaststelling van het naleven van de erkenningsvoorwaarden vastgelegd bij dit besluit, opeisen en nakijken. Indien nodig, laten zij zich de documenten of een kopie van de documenten geworden, die een controle toelaten.
  Indien één of meerdere criteria, bedoeld in § 1 niet meer worden nageleefd, leggen zij een termijn vast die de erkende aangemelde instantie toelaat om zich in orde te stellen. Deze termijn kan maximaal drie maanden duren.
  (Derde lid opgeheven) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 12°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  § 8. De (Minister bevoegd voor Consumentenzaken) kan, bij gemotiveerde beslissing, de erkenning verleend aan een instantie intrekken, (...) : <KB 2005-12-06/60, art. 2, 8°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006> <KB 2005-12-06/60, art. 2, 13°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  1° indien zij, na afloop van de termijn, vastgelegd door de bevoegde ambtenaar om zich te schikken naar de criteria, bedoeld in § 1, nog steeds niet aan deze criteria voldoet;
  2° indien zij, in de hoedanigheid van erkende aangemelde instantie, activiteiten uitoefent in een gebied waarvoor de erkenning niet werd toegekend.
  De intrekking van de erkenning wordt door de (Minister bevoegd voor Consumentenzaken) aan de erkende aangemelde instantie betekend bij een ter post aangetekend schrijven. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 8°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  § 9. Elk beroep, in geval van een weigering of intrekking van een erkenning van een aangemelde instantie, dient gemotiveerd te worden en bij een ter post aangetekend schrijven ingediend bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, binnen de dertig dagen te rekenen vanaf de datum van verzending van de beslissing van weigering of intrekking. Het beroep schort de aangevochten beslissingen op.
  Nadat hij in het bezit is gesteld van de resultaten van het hernieuwd onderzoek, dat werd ondernomen (overeenkomstig § 3), beslist de Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren, (...), over dit beroep. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 14°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>
  § 10. De instanties die vóór de datum van publicatie van dit besluit bij de Europese Commissie werden aangemeld voor de uitvoering van de procedures bedoeld in artikel 8 beschikken over een termijn van drie jaar te rekenen vanaf de datum van publicatie van dit besluit om zich te schikken naar de bepalingen van § 1.
  § 11. De (Minister bevoegd voor Consumentenzaken) maakt de lijst van de erkende aangemelde instanties in het Belgisch Staatsblad bekend. Die lijst maakt ook melding van de instanties waarvan door de andere Lidstaten aan de (Minister bevoegd voor Consumentenzaken) kennis is gegeven. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 8°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art.13. (Opgeheven) <KB 2005-12-06/60, art. 2, 15°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006>

Art.14. <KB 2005-12-06/60, art. 2, 16°, 004; Inwerkingtreding : 17-02-2006> Overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 9 februari 1994 betreffende de veiligheid van producten en diensten.

Art.15. Worden opgeheven:
  1. het koninklijk besluit van 13 december 1967 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke de snoeren met aderisolatie van rubber of met aderisolatie van polyvinylchloride moeten bieden;
  2. het koninklijk besluit van 13 december 1967 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke de lamphouders met Edisonschroefdraad moeten bieden;
  3. het koninklijk besluit van 13 december 1967 tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke de voedingstransformatoren van de ontladingslampen der categorieën B en C moeten bieden.

Art.16. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art.17. Onze Minister van Economische Zaken en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Bijlagen.
Art. N1. Bijlage I. <Ingevoegd bij KB 1997-01-10/57, art. 7, Inwerkingtreding : 12-04-1997> CE-markering van overeenstemming en EG-verklaring van overeenstemming.
  A. CE-markering van overeenstemming
  - De CE-markering van overeenstemming bestaat uit de initialen CE in de volgende grafische vorm :
  (Grafische vorm niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 12-04-1997, p. 8650)
  - Bij verkleining of vergroting van de CE-markering moeten de verhoudingen van bovenstaande gegradueerde afbeelding in acht worden genomen.
  - De onderscheiden onderdelen van de CE-markering moeten nagenoeg dezelfde hoogte hebben, die minimaal 5 mm bedraagt.
  B. EG-Verklaring van overeenstemming
  De EG-verklaring van overeenstemming moet de volgende gegevens bevatten :
  - naam en adres van de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde,
  - beschrijving van het elektrische materieel,
  - verwijzing naar de geharmoniseerde normen,
  - vermelding van, in voorkomend geval, de specificaties waarop de verklaring van overeenstemming betrekking heeft,
  - identiteit van de ondertekenaar die gemachtigd is verplichtingen voor de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevolmachtigde aan te gaan,
  - de laatste twee cijfers van het jaar waarin de CE-markering is aangebracht.

Art. N2. Bijlage II. <Ingevoegd bij KB 1997-01-10/57, art. 7, Inwerkingtreding : 12-04-1997> Interne fabricagecontrole.
  1. De interne fabricagecontrole is de procedure waarbij de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde, die aan de verplichtingen van punt 2 voldoet, garandeert en verklaart dat het elektrische materieel voldoet aan de desbetreffende eisen van dit besluit. De fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde brengt op ieder produkt de CE-markering aan en stelt een verklaring van overeenstemming op.
  2. De fabrikant stelt de in punt 3 beschreven technische documentatie samen; deze wordt door de fabrikant of zijn in de Gemeenschap gevestigde gevolmachtigde gedurende ten minste tien jaar na de vervaardiging van het laatste produkt voor controledoeleinden ter beschikking gehouden van de bevoegde Overheden op het grondgebied van de Gemeenschap.
  Indien noch de fabrikant noch zijn gevolmachtigde in de Gemeenschap gevestigd is, rust deze verplichting op de persoon verantwoordelijk voor het in de Gemeenschap in de handel te brengen elektrisch materieel.
  3. Op grond van de technische documentatie moet kunnen worden beoordeeld of het elektrisch materieel voldoet aan de eisen van dit besluit. Voor zover dat voor deze beoordeling nodig is, dient de technische documentatie tevens inzicht te verschaffen in het ontwerp, de fabricage en de werking van het elektrisch materieel; zij bevat :
  - een algemene beschrijving van het elektrisch materieel;
  - ontwerp- en fabricagetekeningen, alsmede schema's van delen, onderdelen, leidingen, enz.;
  - beschrijvingen en toelichtingen die nodig zijn voor het begrijpen van genoemde tekeningen en schema's en van de werking van het elektrisch materieel;
  - een lijst van de normen die geheel of gedeeltelijk zijn toegepast en een beschrijving van de oplossingen die zijn gekozen om uit veiligheidsoogpunt aan dit besluit te voldoen ingeval de normen niet zijn toegepast;
  - de resultaten van de ontwerp-berekeningen, onderzoeken, enz.;
  - de keuringsrapporten.
  4. De fabrikant of zijn gevolmachtigde bewaart samen met de technische documentatie een afschrift van de verklaring van overeenstemming.
  5. De fabrikant neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat het fabricageproces waarborgt dat de produkten in overeenstemming zijn met de in punt 2 bedoelde technische documentatie en met de desbetreffende eisen van dit besluit..

Art. N3. Bijlage III. <Ingevoegd bij KB 1997-01-10/57, art. 7, Inwerkingtreding : 12-04-1997> Criteria voor de beoordeling van instanties.
  De in artikel 8 bedoelde instanties moeten aan de volgende minimumvoorwaarden voldoen :
  1. beschikbaarheid van personeel, alsmede van de nodige middelen en uitrusting;
  2. technische bekwaamheid en professionele integriteit van het personeel;
  3. onafhankelijkheid bij het opstellen van verslagen van het kaderpersoneel en het technisch personeel ten aanzien van alle kringen, groeperingen en personen die directe of indirecte belangen hebben op het gebied van het betrokken product;
  4. bewaring van het beroepsgeheim door het personeel;
  5. afsluiting van een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering, tenzij deze aansprakelijkheid reeds door de Staat wordt gedekt.
  Door de bevoegde administraties wordt periodiek gecontroleerd of aan de in de punten 1 en 2 genoemde voorwaarden is voldaan.