Details





Titel:

16 MAART 1993. - Ministerieel besluit betreffende de verlengsnoeren met een koppelcontactstop of met tafelcontactdozen, met of zonder oprolmechanisme. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 04-05-1993 en tekstbijwerking tot 02-02-1995.)



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1979053052  1980042511  1981000015 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995011034 



Artikels:

Artikel 1. Definities :
  - verlengsnoer met een koppelcontactstop : elektrisch toestel voor huishoudelijk gebruik bestaande uit een niet-demonteerbare contactstop, een koppelcontactstop en een buigzame elektrische leiding die deze elementen verbindt;
  - verlengsnoer met tafelcontactdoos : elektrisch toestel voor huishoudelijk gebruik bestaande uit een (...) contactstop, een tafelcontactdoos en een buigzame elektrische leiding die deze elementen verbindt; <MB 1995-01-23/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-02-1995>
  - verlengsnoer met oprolmechanisme : een verlengsnoer met oprolmechanisme hierna " oprolbaar verlengsnoer " genoemd, is een elektrisch toestel bestaande uit een (...) contactstop, een oprolmechanisme, één of meer contactdozen, en een buigzame elektrische leiding die deze elementen verbindt. <MB 1995-01-23/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-02-1995>
  Een verlengsnoer is een verlengsnoer met een koppelcontactstop of een verlengsnoer met tafelcontactdoos of een verlengsnoer met oprolmechanisme.
  Het kan bovendien één of meer schakelaars, beschermingsinrichtingen tegen overstroom of tegen oververhitting, automatische differentieelschakelaars, of verklikkerlichten omvatten.

Art.2. De verlengsnoeren zijn conform de desbetreffende bepalingen van de normen NBN C 61-112-1, NBN C 61-112-2 en NBN C 61-112-3 en de bepalingen van de hierna volgende artikels.
  (De verlengsnoeren die kenmerken vertonen die een gelijkwaardige veiligheid als de voorgenoemde normen en als de bepalingen van de hierna volgende artikelen bieden, worden ook toegelaten.) <MB 1995-01-23/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-02-1995>

Art.3. Een verlengsnoer mag slechts voorzien zijn van één contactstop.
  Een verlengsnoer mag slechts uitgerust zijn met een contactstop conform de standaardbladen VI, VII en XVII.
  Een verlengsnoer met een koppelcontactstop mag evenwel uitgerust zijn met een contactstop conform het standaardblad XVI.

Art.4. Een verlengsnoer mag slechts uitgerust zijn met een contactdoos conform de standaardbladen V en XXIII.

Art.5. De bestanddelen van het verlengsnoer, andere dan de contactstop, de koppelcontactstop of een tafelcontactdoos en de soepele elektrische leiding zijn conform de regels van goed vakmanschap. Hun nominale stroom moet ten minste gelijk zijn aan die van de contactstop.
  De schakelaars die deel uitmaken van het verlengsnoer moeten tweepolig zijn.
  De bescherming tegen overstroom moet één zijn hetzij met de contactstop hetzij met koppelcontactstop of met de tafelcontactdoos.

Art.6. Het geheel van de bestanddelen van het verlengsnoer moet conform de regels van goed vakmanschap worden gemonteerd.

Art.7. De lengte van de elektrische leiding van een verlengsnoer met tafelcontactdoos mag niet meer dan 5 meter bedragen.

Art.8. Indien het oprolbaar verlengsnoer slechts een contactdoos heeft, dan zijn de bepalingen betreffende de verlengsnoer met een koppelcontactstop toepasselijk.

Art.9. Indien het oprolmechanisme van het verlengsnoer met oprolmechanisme meer dan één contactdoos heeft dan valt deze meervoudige contactdoos onder de toepassing van de bepalingen betreffende het verlengsnoer met tafelcontactdoos behalve de lengte van de leiding die niet beperkt is.
  Indien het verlengsnoer met oprolmechanisme evenwel uitgerust is met een beschermingsinrichting tegen overstroom van 10 A maximum, en indien de contactstop voor een stroomsterkte van 10/16 A is voorzien, mag de doorsnede van de geleiders tot 1 mm2 verminderd worden.

Art.10. Het oprolmechanisme moet voorzien van een merk, een typeverwijzing, de aanduiding van de maximum toegelaten spanning (in volt) en van de maximum toegelaten stroomsterkte (in A).
  Als het oprolmechanisme niet beschermd is tegen vocht (IPX4 volgens de norm NBN C 20-001), moet het voorzien zijn van het leesbaar opschrift " Niet in vochtige ruimten gebruiken ".
  Indien het oprolmechanisme genaakbare metalen massa's omvat die in geval van een fout onder spanning kunnen komen, wordt de aarding van deze metalen massa's verwezenlijkt door de beschermgeleider van de elektrische leiding. Het oprolmechanisme moet een minimum mechanische weerstand bieden RC 2 volgens de norm NBN C 20-001; het moet gedurende één uur kunnen weerstaan aan een temperatuur van 80 °C +/- 2 °C, met uitzondering van de bestanddelen ervan die eventueel aan bijzondere vereisten moeten beantwoorden, zonder dat dit schade berokkent aan het verder gebruik ervan. De delen die de leiding raken, mogen bij normaal gebruik de mantel ervan niet beschadigen.
  De minimumdiameter van de oproltrommel moet 12,5 maal de diameter of de gemiddelde breedte van de elektrische leiding bedragen.
  De elektrische leiding moet aan de oprolinrichting vastgehecht worden door middel van een trek- en wringontlasting overeenkomstig de regels van goed vakmanschap; hulpmiddelen zoals een knoop in deze leiding zijn niet toegelaten. Deze vasthechting moet bovendien de leiding beschermen tegen plooiingen of gelijkaardige afrondingen.
  De opgerolde lengte en de eventuele beschermingsinrichtingen tegen overstroom of overmatige verhittingen moeten van die aard zijn dat de temperatuur van de geleiders 60 °C en 70 °C niet overschrijdt, respectievelijk voor de elektrische leidingen met rubberisolatie en voor deze met PVC-isolatie, na drie uur werking bij de nominale stroom van de contactstop en met 1,5 m van de elektrische leiding afgerold.
  De eventuele beschermingsinrichtingen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen :
  a) zij moeten automatisch uitschakelen en mogen slechts met de hand wederingeschakeld kunnen worden;
  b) zij zijn dusdanig dat de uitschakeling noch vermeden noch belet kan worden door het bedieningsorgaan en zodanig dat de contacten niet kunnen nalaten open te gaan noch gesloten kunnen worden gehouden bij blijvende overmatige temperatuur of stroom (trip-free);
  c) de wederinschalingsbehandeling moet kunnen uitgevoerd worden zonder het toestel daartoe te moeten demonteren;
  d) de regeling van de uitschakeling van deze inrichtingen mag niet kunnen gewijzigd worden door de gebruiker;
  e) zij mogen niet bestaan uit smeltelementen.

Art.11. Een oprolmechanisme mag niet in de handel gebracht worden indien het niet voorzien is van zijn elektrische leiding en niet klaar is voor gebruik. Deze bepaling belet evenwel niet de levering van dit oprolmechanisme als onderdeel aan samenstellers, herstellers en fabrikanten.

Art. 12. Opgeheven worden :
  1° <Opheffingsbepaling van het MB 1979-05-30/04>
  2° <Opheffingsbepaling van het MB 1980-04-25/02>
  3° <Opheffingsbepaling van het MB 1980-11-10/01>