27 DECEMBER 1974. - Wet betreffende de taxidiensten. (NOTA : Opgeheven voor het Waals Gewest bij DWG2007-10-18/34, art. 40, 1°, Inwerkingtreding : 08-09-2009) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 01-01-1990 en tekstbijwerking tot 20-11-2007).
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. De vergunning.
Art. 3-10
HOOFDSTUK III. Het stationeren.
Art. 11-15
HOOFDSTUK IV. Politie en repressie.
Art. 16-21
HOOFDSTUK V. Allerlei bepalingen.
Art. 22-24
HOOFDSTUK VI. Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 25-26
1975050602 1986011380 1989011366 1990028489 1991011035 1991014335 1991036224 1992031008 1992031070 1994102750 1995014147 1996031087 1998011134 1998035499 2000035612
HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. Taxidiensten zijn de bezoldigde vervoerdiensten van personen, met bestuurder, door middel van automobielen die aan de volgende eisen voldoen :
1° het voertuig is, naar constructie en uitrusting, geschikt voor het vervoer van ten hoogste negen personen _ de bestuurder inbegrepen _ en is daartoe bestemd;
2° het voertuig wordt ter beschikking van het publiek gesteld, hetzij op een bepaalde standplaats op de openbare weg in de zin van het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer, hetzij op eender welke andere plaats die niet voor het openbaar verkeer is opengesteld;
3° het voertuig en niet elk van de plaatsen ervan wordt ter beschikking gesteld;
4° de bestemming wordt door de cliënt bepaald.
§ 2. Als taxidiensten worden niet beschouwd de door de Koning bepaalde diensten voor het verhuren van voertuigen met chauffeur.
Art.2. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) Niemand mag zonder vergunning een taxidienst exploiteren door middel van een of meer voertuigen die al dan niet op de openbare weg stationeren.
HOOFDSTUK II. _ De vergunning.
Art.3. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2001) § 1. De voorwaarden voor het exploiteren van taxidiensten worden, naar gelang van het geval en binnen de door de Koning bepaalde grenzen, vastgesteld door de agglomeratieraad, door de federatieraad, of door de gemeenteraad.
§ 2. Onder de voorwaarden bepaald door de raad wordt de vergunning voor het exploiteren van een taxidienst afgegeven, door het agglomeratiecollege, door het federatiecollege of door het college van burgemeester en schepenen.
§ 3. De bevoegde raad stelt het toepasselijk tarief vast. Indien de vergunningsvoorwaarden de toepassing van een bepaald tarief niet voorschrijven, stelt het college het tarief vast op voorstel van de exploitant.
§ 4. De duur van de vergunning voor het exploiteren van een taxidienst is tien jaar; de vergunning kan voor dezelfde duur worden hernieuwd; zij kan voor minder dan tien jaar verleend of hernieuwd worden, indien bijzondere in de vergunningsakte vermelde omstandigheden die afwijking wettigen.
§ 5. Beslissingen houdende weigering van vergunning of van vernieuwing van vergunning worden met redenen omkleed.
§ 6. Tegen de beslissing tot weigering, of bij gebrek aan beslissing binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag, van het agglomeratiecollege, het federatiecollege of het college van burgemeester en schepenen, kan, in voorkomend geval bij de Koning, de bestendige deputatie of de gouverneur beroep ingesteld worden.
Naargelang het geval moet dit beroep bij ter post aangetekend schrijven worden ingediend binnen de vijftien dagen na de betekening van de beslissing tot weigering of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aanvraag volgt.
De toezichthoudende overheid doet bij een met redenen omklede beslissing uitspraak binnen drie maanden na het ontvangen van het beroepschrift.
Art.4. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) De vergunning wordt afgegeven ter wille van het openbaar nut van de dienst en aan de bij artikel 5 gestelde voorwaarden.
Art.5. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De vergunning wordt afgegeven na een onderzoek door de bevoegde overheid omtrent de door de aanvrager gegeven zedelijke waarborgen, zijn beroepsbekwaamheid en zijn solvabiliteit.
§ 2. Het onderzoek mag door de bevoegde overheid van een agglomeratie of van een federatie van gemeenten worden toevertrouwd aan de gemeente op het grondgebied waarvan de taxionderneming, hetzij haar maatschappelijke zetel, hetzij haar exploitatie heeft.
§ 3. De Koning kan bij in Ministerraad beraadslaagde algemene verordeningen voorwaarden vaststellen, enerzijds inzake zedelijkheid, beroepsbekwaamheid en solvabiliteit van de exploitanten vereist bij toepassing van § 1 en anderzijds inzake zedelijk en beroepsbekwaamheid van de bestuurders.
Art.6. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De vergunning kan slechts afgegeven worden aan een natuurlijke- of rechtspersoon die eigenaar is van het of van de voertuigen of die erover beschikt bij een contract van verkoop op afbetaling.
§ 2. De verhuring, onder eender welke vorm, van het of van de voertuigen aan enigerlei persoon die het of de voertuigen zelf bestuurt of laat besturen is verboden.
§ 3. In afwijking van § 1, kan het bevoegde college de vergunninghouder van wie een voertuig tijdelijk niet beschikbaar is ten gevolge van een ongeval, een ernstig mechanisch defect, brand of diefstal, machtigen zijn dienst te verrichten met een vervangingsvoertuig waarvan hij geen eigenaar is of waarover hij niet beschikt op grond van een contract van verkoop op afbetaling. Die machtiging kan slechts voor ten hoogste drie maanden worden verleend.
Art.7. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De vergunning is persoonlijk en onoverdraagbaar.
§ 2. Nochtans, met toestemming van het bevoegde college :
1° mag de echtgenoot (of echtgenote) of mogen bloed- of aanverwanten tot de tweede graad bij overlijden na de vergunninghouder, onder dezelfde voorwaarden de exploitatie van de dienst voortzetten tot het einde van de in de vergunning gestelde termijn;
2° mag de vergunninghouder die zijn exploitatie stopzet, de vergunning tot bij het verstrijken van de geldigheidsduur overdragen :
_ hetzij aan zijn echtgenoot (of echtgenote) of aan zijn bloed- of aanverwanten tot de tweede graad;
_ hetzij aan een natuurlijke of rechtspersoon die actief en doorlopend sedert ten minste drie jaar aan de exploitatie van een taxidienst deelneemt;
_ hetzij aan een rechtspersoon op voorwaarde dat de overdrager zich ertoe verbindt aan het beheer van de onderneming deel te nemen gedurende te minste drie jaar of als de vergunning eerder vervalt, tot het verstrijken ervan.
§ 3. De vergunning is slechts verdeelbaar wanneer de houder in zijn geheel overdraagt aan personeelsleden van de betrokken onderneming, die actief en doorlopend sedert ten minste drie jaar aan de exploitatie van een taxidienst hebben deelgenomen.
§ 4. De nieuwe vergunninghouder moet voldoen aan de eisen inzake zedelijkheid, beroepsbekwaamheid en solvabiliteit.
§ 5. Een weigering tot overschrijving of overdracht van de vergunning moet met redenen worden omkleed.
§ 6. Tegen de beslissing tot weigering, of bij gebrek aan beslissing binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag, van het agglomeratiecollege, het federatiecollege of het college van burgemeester en schepenen, kan, in voorkomend geval bij de Koning, de bestendige deputatie of de gouverneur beroep aangetekend worden.
Naargelang het geval moet dit beroep bij ter post aangetekend schrijven worden ingediend binnen vijftien dagen na de betekening van de beslissing tot weigering of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op die indiening van de aanvraag volgt.
De toezichthoudende overheid doet bij een met redenen omklede beslissing uitspraak binnen drie maanden na het ontvangen van het beroep.
Art.8. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De houder van de in artikel 3 bedoelde vergunning ontvangt op zijn aanvraag van de overheid die de vergunning heeft afgegeven, het bewijs om zijn exploitatie te verzekeren vanaf op de openbare weg gelegen standplaatsen, aan de door de bevoegde overheid vastgestelde voorwaarden, binnen de perken van de door de Koning vastgestelde algemene voorschriften.
§ 2. Tegen de beslissing tot weigering van het agglomeratiecollege, van het federatiecollege of van het college van burgemeester en schepenen, of bij gebrek aan een beslissing van een dezer overheden binnen drie maanden na de indiening van de aanvraag kan beroep aangetekend worden respectievelijk bij de Koning, bij de bestendige deputatie of bij de gouverneur.
Naargelang het geval moet dit beroep bij ter post aangetekend schrijven, worden ingediend binnen vijftien dagen na de betekening van de beslissing tot weigering of binnen vijftien dagen na de datum waarop de termijn van drie maanden verstrijkt die op de indiening van de aanvraag volgt.
De met toezicht belaste overheid doet bij een met redenen omklede beslissing uitspraak binnen drie maanden na het ontvangen van het beroep.
Art.9. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. Bij een met redenen omklede beslissing van het bevoegde college, kunnen de in artikel 3 bedoelde vergunning en het in artikel 8 bedoelde bewijs ingetrokken of voor een bepaalde duur geschorst worden ingeval de bepalingen van deze wet en van de besluiten tot uitvoering ervan overtreden of de aan de vergunning en het bewijs verbonden voorwaarden niet nagekomen worden.
§ 2. Tegen de beslissing tot intrekking of schorsing genomen door het agglomeratiecollege, het federatiecollege of het college van burgemeester en schepenen kan beroep aangetekend worden respectievelijk bij de Koning, bij de bestendige deputatie of bij de gouverneur.
Het beroep moet, binnen acht dagen na de kennisgeving van de beslissing, bij een ter post aangetekende brief worden ingesteld.
De met toezicht belaste overheid doet bij een met redenen omklede beslissing uitspraak binnen drie maanden na het ontvangen van het beroepschrift.
Art.10. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De op grond van artikel 3 afgegeven vergunningen mogen aanleiding geven tot het innen van een taks.
§ 2. De op basis van artikel 8 afgegeven bewijzen mogen aanleiding geven tot het innen van een bijkomende taks die gevoegd wordt bij de in § 1 bedoelde taks.
§ 3. Een bijkomende taks mag eveneens geïnd worden ten laste van de exploitanten van taxidiensten zonder standplaats op de openbare weg maar waarvan de voertuigen voorzien zijn van radiotelefonie.
§ 4. De maximum bedragen van de in §§ 1 2 en 3 bedoelde taks en bijkomende taksen worden vastgesteld door de Koning, op voorstel van de Minister van Binnenlandse Zaken en van Verkeerswezen.
HOOFDSTUK III. _ Het stationeren.
Art.11. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2004-02-13/39, art. 11; Inwerkingtreding : 01-06-2004) De Minister die de Economische Zaken in zijn bevoegdheid heeft stelt de grenzen vast van de perimeter binnen dewelke de terugrit van de taxi naar zijn standplaats de klant niet aangerekend wordt.
Hij neemt deze beslissing op voorstel van de overheid die de vergunning heeft afgegeven of zo hij handelt op eigen initiatief na raadpleging van die overheid.
Art.12. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) In afwijking van artikel 2 mag elk voertuig dat gemachtigd is om op de openbare weg te stationeren in een agglomeratie of een zone bepaald door de Minister die het vervoer in zijn bevoegdheid heeft, op om het even welke plaats van die agglomeratie of van die zone en voor zover er een uniform tarief toegepast wordt elke onbezette standplaats op de openbare weg innemen.
Die zone mag de grenzen van een bij toepassing van artikel 11 vastgestelde perimeter niet overschrijden.
Art.13. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) Wanneer een onderneming gemachtigd is een taxidienst te verzekeren door middel van voertuigen die niet op de openbare weg stationneren in een agglomeratie, in een gemeente, of in de bij artikel 12 bedoelde zone, mag zij door haar voertuigen elke niet op de openbare weg gelegen standplaats waarover zij in die agglomeratie, in die gemeente of in die zone beschikt, laten bezetten.
Art.14. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. Verschillende ondernemingen mogen de niet op de openbare weg gelegen standplaatsen waarover zij in de bij artikel 12 voorziene zone beschikken gemeenschappelijk gebruiken op voorwaarde dat de bevoegde colleges erin toestemmen.
§ 2. Nochtans is deze voorafgaande vergunning niet vereist als het standplaatsen betreft die gelegen zijn op het grondgebied van een enkele gemeente of van verschillende tot een agglomeratie gegroepeerde gemeenten.
Art.15. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) In geen geval mag het aantal voertuigen die op een standplaats voorhanden zijn het aantal voertuigen overtreffen dat vastgesteld werd door de in artikel 3 bedoelde overheden.
HOOFDSTUK IV. _ Politie en repressie.
Art.16. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) De Koning stelt vast :
1° de politieverordening betreffende de exploitatie van taxidiensten; die verordening bepaalt onder meer de uitwendige tekens die taxi's kenmerken;
2° de bepalingen betreffende de beperking van de stuurtijd en de arbeidsduur alsmede van de rusttijd van de bestuurders;
3° de bepalingen betreffende het medisch toezicht en de dito selectie van de bestuurders van de voertuigen bedoeld in § 1 en § 2 van artikel één.
Art.17. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. Het tarief wordt op een opvallende wijze in elk voertuig uitgehangen.
§ 2. De fooi, waarvan het bedrag 20 pct. van de prijs van de rit niet mag overschrijden, is begrepen in de prijs die aangegeven wordt door de taxameter.
Art.18. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) De bevoegde raden kunnen aanvullende verordeningen vaststellen die aan de goedkeuring van de toezichthoudende overheden onderworpen zijn. Te dien einde zenden zij binnen acht dagen een afschrift ervan aan de toezichthoudende overheid.
Zo de toezichthoudende overheid zich niet heeft uitgesproken binnen drie maanden na het ontvangen van het afschrift, wordt de verordening uitvoerbaar.
Art.19. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) De ondernemers van diensten voor verhuring van voertuigen mogen hiervoor geen reclame maken onder de benaming "taxi" of onder een motto waarin aan dit woord wordt herinnerd.
Op de voor verhuring gebruikte voertuigen mag geen enkel uiterlijk teken voorkomen waardoor een taxi wordt gekenmerkt.
Art.20. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De overtredingen van deze wet en van de besluiten, die in uitvoering ervan worden genomen, worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig frank tot tienduizend frank, of met één van deze straffen alleen, onverminderd de eventuele schadevergoeding.
De bepalingen van boek 1 van het Strafwetboek, inclusief hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op deze overtredingen toepasselijk.
Evenwel mag, onverminderd artikel 56 van het Strafwetboek, de straf ingeval van herhaling binnen twee jaar na de veroordeling niet minder zijn dan het dubbel van de wegens dezelfde overtreding vroeger uitgesproken straf.
In afwijking van artikel 43, eerste lid, van het Strafwetboek kan verbeurdverklaring van het voertuig wegens overtreding van deze wet alleen worden uitgesproken in het geval en onder de voorwaarden bepaald in § 2.
§ 2. In geval van veroordeling echter voor een overtreding van artikel 2 van deze wet :
1° mag de straf niet minder bedragen dan de correctionele straffen;
2° zal de rechter de verbeurdverklaring of de tijdelijke immobilisering van het voertuig mogen bevelen indien het eigendom is van de overtreder, van de mededader of van de medeplichtige; in geval van tijdelijke immobilisering bepaalt de rechter de duur ervan en wijst meteen de garage aan waar het voertuig aan de ketting zal worden gelegd op kosten en risico van de eigenaar;
3° de schadevergoeding toegekend aan de door de overtreding benadeelde persoon is bevoorrecht op het voertuig dat diende voor het plegen van de overtreding wanneer het in eigendom toebehoort aan de overtreder, aan de mededader of aan de medeplichtige. Dit voorrecht neemt rang onmiddellijk na dit bepaald bij artikel 20, 5°, van de wet van 16 december 1851.
§ 3. De politierechtbanken zijn bevoegd voor de bij dit artikel bedoelde overtredingen.
Art.21. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De Koning duidt de ambtenaren en de gezagspersonen aan die, benevens de officieren van de gerechtelijke politie, belast zijn met het toezicht op de uitvoering van deze wet en van de krachtens deze wet genomen besluiten.
De bevoegde personen stellen de overtredingen vast bij processen-verbaal die tot bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben. Een afschrift van de processen-verbaal wordt binnen acht dagen na de vaststelling van de overtreding aan de delinquent toegestuurd.
§ 2. In geval van degelijk vastgestelde overtreding, mogen de bevoegde personen, op kosten en risico van de eigenaar, het voertuig waarmede zij werd gepleegd, laten in beslag nemen.
§ 3. De leden van de rijkswacht en van de gemeentelijke politie moeten aan de bevoegde personen bijstand verlenen.
HOOFDSTUK V. _ Allerlei bepalingen.
Art.22. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. De Koning bepaalt het bedrag van de retributies die ten bate van de Staat of van de door hem erkende controlelichamen moeten worden geïnd, tot algehele of gedeeltelijke dekking van de bestuurs-, controle- of toezichtskosten welke uit de toepassing van deze wet of van de in uitvoering ervan genomen besluiten voortspruiten.
De Koning kan die bevoegdheid geheel of gedeeltelijk overdragen aan de Minister die hij aanwijst.
§ 2. Elke exploitant van een onderneming van taxidiensten moet de statistische gegevens betreffende zijn onderneming verstrekken aan de in artikel 3 vermelde overheden, evenals aan de Minister die het vervoer in zijn bevoegdheid heeft, indien deze er eventueel zouden naar vragen.
Die gegevens zijn vertrouwelijk en slechts bestemd voor statistische doeleinden betreffende het personenvervoer.
Art.23. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) § 1. (opgeheven) <K.B.N. 239 31-12-1983, art. 5>
§ 2. De Koning richt regionale comités van advies op.
§ 3. De Koning regelt de samenstelling, de werking en de bevoegdheden van deze comités.
Art.24. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) De wet van 23 juni 1969 betreffende de taxidiensten wordt opgeheven. Wat betreft de artikelen 11 tot 15 zal deze opheffing slechts uitwerking hebben op de datum van het in voege treden van de artikelen 10 tot 15 van deze wet.
HOOFDSTUK VI. _ Overgangs- en slotbepalingen.
Art.25. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 10 tot 15 die slechts in werking zullen treden op 1 juli 1975 en van artikel 17 § 2 dat slechts in werking zal treden op 1 januari 1976.
Nochtans zullen :
1° de vergunningen afgegeven krachtens de besluitwet van 30 december 1946, houdende herziening en coördinatie van de wetgeving betreffende het bezoldigd vervoer van personen door middel van automobielen, en de wet van 23 juli 1969 betreffende de taxidiensten, geldig blijven of verlengd worden uiterlijk tot 30 juni 1975.
De in artikel 3 § 2 bedoelde overheden stellen voor elk geval, bij een met redenen omklede beslissing de modaliteiten vast van een eventuele financiële aanpassing gekoppeld aan de verlenging evenals aan de vermindering van de geldigheidsduur van deze vergunning;
2° de vergunningen en bewijzen bedoeld in de artikelen 3 en 8 van deze wet mogen afgegeven worden vanaf de dag waarop deze wet in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt; de geldigheid van deze vergunningen en bewijzen zal slechts ingaan op 1 juli 1975.
Art. 26. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij DVR 2001-04-20/45, art. 70; Inwerkingtreding : 01-06-2004) Elke houder van een krachtens de in vorig artikel bedoelde wetgeving afgegeven vergunning, die de dag waarop deze wet in voege treedt effectief een taxidienst exploiteert, ontvangt op zijn aanvraag de in artikel 3 bedoelde vergunning, voor hetzelfde aantal werkelijk geëxploiteerde voertuigen, voor zover hij steeds voldoet aan de eisen inzake moraliteit en solvabiliteit voorzien bij artikel 5 en de bepalingen van artikel 6 in acht genomen worden.