10 NOVEMBER 1967. - Koninklijk besluit nr. 80 betreffende de Orde der apothekers. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-12-1992 en tekstbijwerking tot 15-05-2014)
HOOFDSTUK I. - Inrichting.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - De provinciale raden.
Art. 5-11
HOOFDSTUK III. - De raden van beroep.
Art. 12-13
HOOFDSTUK IV. - De nationale raad.
Art. 14-15
HOOFDSTUK V. - Sancties en vervallenverklaringen.
Art. 16-19
HOOFDSTUK VI. - Procedure-rechtsmiddelen.
Art. 20-27
HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen.
Art. 28-30, 30/1, 31-33
HOOFDSTUK I. - Inrichting.
Artikel 1. Voor de Orde der apothekers opgericht door de wet van 19 mei 1949, gelden voortaan de bepalingen van dit besluit.
Haar organen zijn : de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad.
Zij geniet publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid.
Art.2. De Orde der apothekers omvat alle houders van het wettelijk of van het buitenlands wettelijk erkend diploma van apotheker, die in België woonachtig zijn en ingeschreven zijn op de lijst van de Orde van de provincie waar zij hun woonplaats hebben. Volgens dit besluit wordt als woonplaats beschouwd de plaats waar de apotheker zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent en, voor de vervangende of tweede apotheker, de plaats waar hij verblijft.
Om de artsenijbereidkunde in België te mogen uitoefenen, moet iedere apotheker op de lijst van de Orde ingeschreven zijn.
De legerapotheker is hiertoe alleen verplicht indien hij de artsenijbereidkunde uitoefent buiten de uitoefening van zijn militair ambt.
Niemand mag ingeschreven zijn op meer dan één lijst der provinciale lijsten, die samen de lijst van de Orde uitmaken.
De Koning kan de voorwaarden en de modaliteiten vastleggen volgens dewelke de houders van het wettelijk diploma van apotheker, die een activiteit uitoefenen buiten de officina, waarvoor dit diploma vereist is, gehouden zijn zich in te schrijven op de lijst van de Orde.
De Koning kan bovendien de modaliteiten vastleggen volgens dewelke de houders van het wettelijk diploma van apotheker, die daartoe een aanvraag doen, op de lijst van de Orde kunnen ingeschreven worden.
Art.3. Zowel in rechte als om te bedingen of om zich te verbinden treedt de Orde op door de nationale raad en is zij vertegenwoordigd door de voorzitter of, bij diens ontstentenis, door de plaatsvervangende voorzitter van deze raad, samen met de bijzitter.
De Orde mag, in eigendom of anders enkel die onroerende goederen bezitten die voor haar werking nodig zijn.
Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van de Orde behoeven machtiging van de Koning.
Ten einde de Orde in staat te stellen haar opdracht te vervullen mag een jaarlijkse bijdrage van de op de lijst ingeschreven apothekers geëist worden; deze bijdrage wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 15, § 2, 4°.
Art.4. Voor het gebruik der talen in de administratieve betrekkingen van de Orde, gelden de wettelijke bepalingen op het gebruik der talen in bestuurszaken.
HOOFDSTUK II. - De provinciale raden.
Art.5. In iedere provincie wordt een provinciale raad van de Orde der apothekers opgericht, die gezag en rechtsmacht heeft over de apothekers die op de lijst van de Orde van die provincie zijn ingeschreven, overeenkomstig artikel 2; ten opzichte van de legerapothekers worden gezag en rechtsmacht slechts uitgeoefend voor de bedrijvigheid waarvoor hun inschrijving op de lijst van de Orde is vereist, overeenkomstig hetzelfde artikel.
In de provincie Brabant worden evenwel twee provinciale raden opgericht : de ene met het Nederlands, de andere met het Frans als voertaal. De eerste heeft gezag en rechtsmacht over de apothekers die woonachtig zijn in de gemeenten waarvan de bestuurstaal het Nederlands is; de tweede heeft gezag en rechtsmacht over de apothekers die woonachtig zijn in de gemeenten waarvan de bestuurstaal het Frans is. De apothekers die in de gemeenten van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad woonachtig zijn, kiezen die van de twee raden aan het gezag en de rechtsmacht waarvan zij wensen onderworpen te zijn.
De Koning regelt de inrichting en de werking van de provinciale raden. Hij bepaalt de plaats van hun zetel.
Elke provinciale raad maakt zijn reglement van orde; het wordt voorgelegd aan de nationale raad die zijn tekst voor goed vaststelt.
Art.6. De provinciale raden zijn bevoegd om :
1° (de lijst van de Orde op te maken. Zij kunnen de inschrijving op de lijst weigeren of uitstellen, ofwel wanneer de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een zo zwaarwichtig feit dat het voor een lid van de Orde de schrapping van de lijst tot gevolg zou hebben of aan een zware fout die afbreuk doet aan de eer of de waardigheid van het beroep, ofwel op grond van inlichtingen meegedeeld door de Lid-Staat van oorsprong of herkomst wanneer het een onderdaan betreft van een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap die zich in het ambtsgebied van de provinciale raad wenst te vestigen.) <KB 1992-11-09/42, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 27-12-1992>
Wanneer de daartoe bevoegde geneeskundige commissie of de geneeskundige beroepscommissie bepaald bij artikel 37, § 4, van het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de geneeskunst, de uitoefening van de daaraan verbonden beroepen en de geneeskundige commissies heeft beslist en aan de Orde heeft laten weten dat een apotheker de vereiste voorwaarden voor de uitoefening van de artsenijbereidkunde niet meer vervult, of om redenen van lichamelijke of geestelijke onvolwaardigheid op een beperkte uitoefening van de artsenijbereidkunde is aangewezen, laat de betrokken provinciale raad in het eerste geval de naam van de apotheker uit de lijst weg en in het tweede geval maakt hij het behoud ervan, afhankelijk van het nakomen van de opgelegde beperking.
De naam van de apotheker wordt ook uit de lijst weggelaten wanneer hij daarom verzoekt.
De beslissing waarbij een inschrijving op de lijst wordt geweigerd of uitgesteld, waarbij de naam van een apotheker wordt weggelaten of waarbij onder beperkende voorwaarden de naam op de lijst wordt behouden, moet met redenen omkleed zijn;
2° te waken over het naleven van de regelen van de pharmaceutische plichtenleer en over de handhaving van de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid van de leden van de Orde. Hiertoe zijn zij belast met het treffen van tuchtmaatregelen wegens fouten die de op hun lijst ingeschreven leden in de uitoefening van hun beroep of naar aanleiding ervan begaan, alsook wegens zware fouten bedreven buiten de beroepsbezigheid, wanneer die fouten de eer of de waardigheid van het beroep kunnen aantasten;
3° op eigen initiatief of op hun verzoek, aan de leden van de Orde, adviezen te verstrekken over vragen van de pharmaceutische plichtenleer, die geen oplossing krijgen in de bij het artikel 15, § 1, bepaalde code of in de rechtspraak gevestigd bij toepassing van § 2, 1° van hetzelfde artikel; adviezen worden ter goedkeuring aan de nationale raad gezonden en daarna aan de provinciale raad medegedeeld die ze overmaakt aan de betrokken apothekers;
4° de bevoegde overheden kennis te geven van de daden van onwettige uitoefening van de artsenijbereidkunde waarvan zij kennis hebben;
5° op gezamenlijk verzoek van de belanghebbenden in laatste aanleg te beslissen over alle geschillen betreffende de door de apotheker aan zijn kliënt gevraagde honoraria, behoudens bedingen tot toekenning van bevoegdheid die neergelegd zijn in de overeenkomsten of verbintenissen, gesloten inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering;
6° gevolg te geven aan elk verzoek om advies vanwege de hoven en rechtbanken omtrent betwistingen betreffende honoraria.
Art.7. § 1. Elke provinciale raad is samengesteld uit :
1° gewone en plaatsvervangende leden te verkiezen door de apothekers die op zijn lijst ingeschreven en niet geschorst zijn.
De duur van het mandaat is zes jaar.
De raad wordt om de drie jaar voor de helft vernieuwd.
Het aantal gewone en plaatsvervangende leden, te verkiezen per provincie, wordt door de Koning vastgesteld. Het moet een even getal zijn.
De Koning bepaalt de regelen om in de vertegenwoordiging van de Duitstalige apothekers in de provinciale raad van Luik te voorzien; te dien einde kan Hij een afzonderlijk kiesdistrict oprichten;
2° een gewoon en een plaatsvervangend bijzitter, die voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd worden; de bijzitter heeft een raadgevende stem.
Die bijzitters worden gekozen uit de werkende magistraten van de rechtbanken van eerste aanleg, met uitzondering van de onderzoeksrechters en van de leden van de parketten, alsook uit de ere-magistraten van die rechtbanken. Hun benoeming als raadsheer in het Hof van beroep is geen beletsel tot de verdere uitoefening van hun ambt van bijzitter.
De bijzitters moeten in de provincie woonachtig zijn.
§ 2. Het gewoon lid van de nationale raad, of bij ontstentenis zijn plaatsvervanger, verkozen door de provinciale raad buiten zijn midden, neemt van ambtswege met raadgevende stem deel aan de zittingen van de provinciale raad.
Art.8. § 1. Als gewone of als plaatsvervangende leden van de provinciale raad van hun woonplaats zijn verkiesbaar de apothekers van Belgische nationaliteit, die op het ogenblik van de verkiezing, sedert ten minste één jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en sedert ten minste tien jaar op één der provinciale lijsten van de Orde en die geen andere sanctie dan de waarschuwing hebben opgelopen of niet vervallen zijn verklaard, overeenkomstig de artikelen 11, 12, 14 en 17.
§ 2. De gewone leden kunnen pas herkozen worden ten minste drie jaar na het verstrijken van hun mandaat.
Art.9. De verkiezing van de leden geschiedt bij geheime stemming.
De stemming is verplicht. Wie zich zonder wettige reden van stemming onthoudt, kan een tuchtstraf oplopen.
Ieder kiezer die de regelmatigheid van de verkiezingsverrichtingen betwist, heeft het recht tegen de uitslagen van de verkiezingen bezwaar in te dienen.
De Koning bepaalt, op advies van de nationale raad, de wijze waarop de verkiezingen plaats vinden alsmede de vormen en de termijnen voor het indienen van de bezwaren en de termijn binnen dewelke over die bezwaren uitspraak wordt gedaan.
Art.10. De provinciale raad verkiest uit zijn midden een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris, die met de bijzitter het bureau vormen.
Hij verkiest eveneens uit zijn midden de leden die het bureau moeten vervolledigen bij afwezigheid van de voorzitter, de ondervoorzitter of de secretaris.
Het gewoon lid van de nationale raad of, bij ontstentenis, zijn plaatsvervanger, verkozen door de provinciale raad in of buiten zijn midden, neemt van ambtswege met raadgevende stem deel aan de zittingen van het bureau van de provinciale raad.
Art.11. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van een provinciale raad dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont, van zijn mandaat worden vervallen verklaard.
HOOFDSTUK III. - De raden van beroep.
Art.12. § 1. De raad van beroep, met het Nederlands als voertaal, en de raad van beroep met het Frans als voertaal zijn elk samengesteld uit :
1° vijf gewone en vijf plaatsvervangende leden die apothekers zijn. Zij worden verkozen voor een termijn van zes jaar en zijn herkiesbaar. Elke provinciale raad verkiest een der vijf leden van de raad van beroep van zijn taalstelsel. Die provinciale raad verkiest dat lid uit de apothekers van Belgische nationaliteit die op het ogenblik van de verkiezing sedert ten minste één jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en sedert ten minste tien jaar op één van de provinciale lijsten van de Orde, en die geen andere sanctie dan de waarschuwing hebben opgelopen, of niet vervallen zijn verklaard overeenkomstig de artikelen 11, 14, 17 en dit artikel, met uitzondering evenwel van zijn gewone en plaatsvervangende leden;
2° vijf gewone en vijf plaatsvervangende leden, raadsheren in het hof van beroep, door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar;
3° een gewone en een plaatsvervangend secretaris, voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd.
§ 2. De Koning benoemt uit de leden die magistraten zijn, de voorzitter en de verslaggevers van elke raad.
§ 3. Een lid van de nationale raad dat daartoe is afgevaardigd woont van rechtswege de zittingen bij van elke raad van beroep om er het advies van de nationale raad uit te brengen over beginselkwesties of over regelen van de plichtenleer, die ter gelegenheid van een onderzocht geval worden opgeworpen.
§ 4. De bezoldiging van de secretarissen en van de plaatsvervangende secretarissen valt ten laste van de Orde. Zij wordt door de nationale raad vastgesteld.
§ 5. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van een raad van beroep dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont, van zijn mandaat worden vervallen verklaard.
§ 6. Elke raad van beroep maakt zijn reglement van orde; het wordt voorgelegd aan de nationale raad die zijn tekst voor goed vaststelt.
§ 7. De raden van beroep hebben hun zetel in de Brusselse agglomeratie.
Art.13. Volgens de regelen bepaald in de artikelen 24 en 25, neemt elke raad van beroep kennis van het hoger beroep tegen de beslissingen die onderscheidenlijk zijn genomen door de provinciale raden met het Nederlands of het Frans als voertaal, en die artikel 6, 1° of 2° toepassen.
Onder dezelfde voorwaarden doet hij uitspraak in eerste en in laatste aanleg :
1° over de bezwaren bepaald in artikel 9, indien deze bezwaren slaan op feiten die de uitslag van de stemming zouden hebben kunnen wijzigen, kan hij de verkiezing nietig verklaren;
2° over de vervallen verklaringen bepaald in de artikelen 11, 12, 14 en 17;
3° over alle zaken die bij hem aanhangig gemaakt worden bij toepassing van het artikel 24, § 2.
Elk geschil tussen provinciale raden omtrent de woonplaats van een apotheker wordt, naar gelang van het geval, voorgelegd aan de ene of aan de andere raad van beroep, of aan beide raden samen wanneer het geschil is gerezen tussen provinciale raden met een verschillend taalstelsel.
In dit laatste geval wordt de zitting geleid door diegene van de beide voorzitters die als kamervoorzitter of als raadsheer het meest dienstjaren telt.
HOOFDSTUK IV. - De nationale raad.
Art.14. § 1. De nationale raad van de Orde der apothekers, omvat twee afdelingen : de ene met het Nederlands, de andere met het Frans als voertaal. Zij kunnen samen beraadslagen en beslissen inzonderheid over de bij artikel 15, § 1 en § 2, 2°, 3° en 4° voorgeschreven onderwerpen.
Deze raad is samengesteld uit :
1° tien gewone en tien plaatsvervangende leden verkozen voor een termijn van zes jaar. Deze leden zijn éénmaal herkiesbaar.
Elke provinciale raad verkiest uit zijn midden of er buiten, een gewoon lid en een plaatsvervangend lid van de nationale raad uit de apothekers van Belgische nationaliteit die op het ogenblik van de verkiezing sedert tenminste een jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en sedert tien jaar op één der provinciale lijsten van de Orde en die geen andere sanctie dan de waarschuwing hebben opgelopen of niet vervallen zijn verklaard overeenkomstig de artikelen 11, 12, 17 en dit artikel.
2° zes gewone en zes plaatsvervangende leden voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd uit een voordracht van drie apothekers, ingediend door de geneeskundige faculteiten (de farmaceutische instituten).
De geneeskundige faculteiten van de Universiteiten te Brussel, Gent en Leuven, stellen ieder één gewoon en één plaatsvervangend nederlandstalig lid voor.
De geneeskundige faculteiten van de Universiteiten te Brussel, Leuven en Luik, stellen ieder één gewoon en één plaatsvervangend franstalig lid voor.
§ 2. Elke afdeling kiest uit haar midden een voorzitter, die wordt gekozen onder de leden voorzien bij het artikel 14, § 1, 2°.
Zij kiest bovendien een ondervoorzitter en een secretaris.
De voorzitter van de afdeling met het Nederlands als voertaal neemt het voorzitterschap waar tijdens de eerste twee jaren, terwijl die van de afdeling met het Frans als voertaal, als plaatsvervanger optreedt. De volgende twee jaren keren zij de rollen om.
Wanneer de twee afdelingen samen beraadslagen, wordt het voorzitterschap waargenomen door een lid dat beide landstalen kent.
Beide afdelingen van de nationale raad der Orde worden bijgestaan door een zelfde magistraat, die door de Koning benoemd wordt onder de kamervoorzitters van de hoven van beroep, die beide landstalen machtig zijn. Een plaatsvervangend bijzitter wordt onder dezelfde voorwaarden door de Koning aangewezen.
De Koning stelt de regels betreffende de inrichting en de werking van de nationale raad vast.
§ 3. Het lidmaatschap van de nationale raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van een raad van beroep.
§ 4. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van de nationale raad dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont, van zijn mandaat worden vervallen verklaard.
§ 5. De nationale raad maakt zijn reglement van orde.
§ 6. De nationale raad heeft zijn zetel in de Brusselse agglomeratie.
Art.15. § 1. De nationale raad stelt de algemene beginselen en de regels vast betreffende de zedelijkheid, de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid, de waardigheid en de toewijding die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep; deze beginselen en regelen vormen de code van pharmaceutische plichtenleer.
De Koning kan, bij een in de Ministerraad overlegd besluit, bindende kracht verlenen aan de code van pharmaceutische plichtenleer en aan de aanpassingen die door de nationale raad zouden gedaan worden.
De code bevat inzonderheid regelen betreffende de continuïteit van de verzorging waartoe ook het inrichten van de wachtdiensten behoort, het beroepsgeheim, het doorgeven van bescheiden of farmaceutische inlichtingen aan confraters en behandelde geneesheren, alsmede betreffende de individuele betrekkingen tussen de apotheker enerzijds, de zieken, de confraters, de geneesheren, de beoefenaars van de tandheelkunde en de titularissen van de paramedische beroepen, anderzijds.
In de code worden de beginselen geformuleerd op grond waarvan de sociale verplichtingen van de apotheker worden vastgesteld.
Hij schrijft de bepalingen voor die er toe strekken het niet-handelskarakter van het beroep te vrijwaren.
Zo daartoe redenen zijn kan, de code de bedingen aanwijzen die, wegens hun onverenigbaarheid met de beginselen van de plichtenleer en inzonderheid met het niet-handelskarakter van het beroep, verboden zijn in de overeenkomsten door de apothekers te sluiten betreffende de uitoefening van hun beroep.
§ 2. De nationale raad heeft daarenboven tot taak :
1° een repertorium bij te houden van de door de provinciale raden of door de raden van beroep in tuchtzaken gewezen beslissingen die niet meer voor beroep vatbaar zijn; met het oog op het aanvullen of nader omschrijven van de bepalingen van de code van plichtenleer op basis van die rechtspraak, deze code, zo daartoe redenen zijn, aan te passen;
2° op eigen initiatief of op aanvraag van de openbare overheid, van openbare instellingen of van beroepsverenigingen van apothekers, gemotiveerd advies te geven over algemene vragen, over beginselvraagstukken of over regelen van farmaceutische plichtenleer; goedkeuring te verlenen aan de adviezen van de provinciale raden overeenkomstig artikel 6, 3°;
3° alle nodige maatregelen te treffen voor de verwezenlijking van het doel van de Orde;
4° de bijdragen, nodig voor de werking van de verschillende organen van de Orde te bepalen en te innen.
(5° aan apothekers die de uitoefening van hun beroep in een andere Lid-Staat van de Europese Gemeenschap wensen aan te vangen, een verklaring af te geven waaruit blijkt dat aan de voorwaarden inzake goed gedrag en betrouwbaarheid die vereist zijn voor de toegang tot de farmaceutische activiteit, is voldaan;
6° kennis te geven aan de betrokken Lid-Staat van de consequenties die hij trekt uit de beoordeling van ernstige en nauwkeurige feiten die van invloed kunnen zijn op de toegang tot of de uitoefening van de artsenijbereidkunde en die werden meegedeeld door een Lid-Staat van de Europese Gemeenschap die op zijn grondgebied een apotheker ontvangt die van Belgische nationaliteit is of voor wie België het land van oorsprong of herkomst is en die de uitoefening van zijn beroep in die andere Lid-Staat wenst te beginnen of verder te zetten.) <KB 1992-11-09/42, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 27-12-1992>
§ 3. Met het oog op het vervullen van zijn taak, raadpleegt de nationale raad wie hij nodig acht.
HOOFDSTUK V. - Sancties en vervallenverklaringen.
Art.16. De provinciale raad kan de volgende sancties opleggen : waarschuwing, censuur, berisping, schorsing in het recht het beroep uit te oefenen gedurende een termijn die twee jaar niet mag te boven gaan en schrapping van de lijst der Orde.
De apothekers die, door een niet meer voor beroep vatbare beslissing in het recht het beroep uit te oefenen geschorst werden, verliezen voorgoed het recht van verkiesbaarheid en, voor de duur van de schorsing, het recht deel te nemen aan de verkiezingen van de provinciale raad.
Art.17. Van zijn mandaat kan vervallen verklaard worden het verkozen, gewoon of plaatsvervangend lid van een provinciale raad, een raad van beroep of van de nationale raad, aan wie een tuchtstraf werd opgelegd die niet meer vatbaar is voor beroep, of dat strafrechtelijk veroordeeld werd door een in kracht van gewijsde gegane beslissing waaruit de morele of beroepsonwaardigheid van de apotheker om zijn mandaat uit te oefenen blijkt.
Art.18. Niet-betaling van de bijdragen, bepaald in het artikel 15, § 2, 4°, kan tuchtrechtelijk worden bestraft.
Art.19. Geen enkele beslissing, genomen ter voldoening aan artikel 6, 1° en 2°, mag gegrond worden op redenen in verband met ras of op motieven van godsdienstige, wijsgerige, politieke, taalkundige of syndikale aard, noch op het feit dat de apotheker verbonden is aan een bepaalde instelling.
Elke inmenging in die aangelegenheid is verboden.
HOOFDSTUK VI. - Procedure-rechtsmiddelen.
Art.20. § 1. De provinciale raad treedt op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de nationale raad, van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de procureur des Konings of van de geneeskundige commissie, hetzij op klacht van een apotheker of van een derde.
Het bureau stelt de zaak in onderzoek. Het doet zelf het onderzoek of het duidt een of meerdere personen van de raad aan om samen met de bijzitter het onderzoek te doen. Het duidt een verslaggever aan. Het bureau kan één persoon met het schrijfwerk belasten.
In geval van klacht tracht het bureau de partijen te verzoenen en maakt eventueel een proces-verbaal van verzoening op.
Wanneer het onderzoek is beëindigd brengt het bureau of de verslaggever verslag uit bij de provinciale raad.
§ 2. De raad van beroep belast één van de verslaggevers met het onderzoek van de zaak. Deze brengt verslag uit bij de raad; op diens verzoek, doet hij alle bijkomende onderzoeksverrichtingen.
De raad van beroep mag de verslaggever van de provinciale raad die deelgenomen heeft aan het onderzoek in eerste aanleg horen.
Art.21. Tegen de beslissingen door een provinciale raad gewezen en bedoeld in artikel 13, eerste lid, kan hoger beroep worden ingesteld, hetzij door de betrokken apotheker, (...), hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met de bijzitter. <W 2007-03-01/37, art. 99, 003; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging.
Hoger beroep tegen voorbereidende beslissingen of onderzoeksbeslissingen, kan alleen ingesteld worden samen met hoger beroep tegen de eindbeslissing.
Art.22. De apotheker tegen wie een beslissing werd gewezen bij verstek, kan hiertegen in verzet komen binnen de termijn van vijftien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
De zaak wordt opnieuw gebracht voor de raad die de uitspraak heeft gedaan.
De eiser in verzet die een tweede maal verstek laat gaan, kan niet meer in verzet komen.
Art.23.[1 Tegen de beslissingen, in laatste aanleg gewezen door de provinciale raden of de raden van beroep kan cassatieberoep worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek III, titel IVbis, van het Gerechtelijk Wetboek.]1
----------
(1)<W 2014-04-10/57, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Art.24. (§ 1. De verdachte apotheker mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden.
De provinciale raden van de Orde houden zitting met gesloten deuren.
De zittingen van de raden van beroep zijn openbaar, tenzij de verdachte apotheker uitdrukkelijk afziet van de openbaarheid. Van de openbaarheid kan door de raad van beroep ook worden afgeweken in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of 's lands veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer openbaarmaking de belangen van de rechtspraak zou schaden.
De Koning bepaalt welke procedure vóór de provinciale raden en de raden van beroep wordt gevolgd.
Het koninklijk besluit, genomen ter voldoening aan het vorig lid, stelt onder meer bepalingen vast betreffende de contradictoire aard van de rechtspleging, de rogatoire commissie, het uitoefenen van het recht van wraking met daarbij de rechtsmiddelen tegen de ter zake gewezen beslissingen, het geheim van de beraadslagingen, de verplichting de beslissingen te motiveren alsook op het kennisgeven van de beslissingen.) <W 13-03-1985, art. 2>
§ 2. Zo een provinciale raad niet beslist heeft binnen een door de Koning vastgestelde termijn, die aanvangt met de datum hetzij van de aanvraag om inschrijving op de lijst, hetzij van een klacht of een verzoekschrift waarover artikel 20 handelt, wordt het geheel van de zaak aanhangig gemaakt bij de raad van beroep op verzoek hetzij van de betrokken apotheker, hetzij van de bijzitter van de provinciale raad, hetzij van de voorzitter van de nationale raad samen met de bijzitter.
De bij het voorgaand lid bepaalde termijn mag niet minder dan drie maanden bedragen voor de bij artikel 20 bepaalde klachten of verzoekschriften.
§ 3. De Koning regelt het gebruik der talen bij de procedure op grond van de bepalingen van de hoofdstukken II, III en IV van de wet van 15 juni 1935, op het gebruik der talen in gerechtszaken.
Art.25. § 1. Het hoger beroep, waarvan sprake in artikel 13, eerste lid, wordt met inachtneming van de regelen bepaald door de Koning, ingesteld hetzij door de apotheker, binnen vijftien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing, (...), hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met de bijzitter, binnen dertig vrije dagen vanaf die kennisgeving. <W 2007-03-01/37, art. 100, 003; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
Indien de beslissing bij verstek is gewezen, vangt de termijn van hoger beroep eerst aan na het verstrijken van de termijn van verzet.
§ 2. Om over de vervallenverklaringen, bepaald in de artikelen 11, 12, 14 en 17 uitspraak te doen, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de raad van beroep, hetzij door de bijzitter van de provinciale raad wanneer het een lid van die raad betreft, hetzij ambtshalve wanneer het een lid van de raad van beroep betreft, hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met de bijzitter wanneer het een lid van die raad betreft.
§ 3. De raden van beroep beslechten het geschil bedoeld in artikel 13, derde lid, ten verzoeke hetzij van de betrokken apotheker, hetzij van de voorzitter of, bij diens ontstentenis, van de bijzitter van een der betrokken provinciale raden, hetzij van de voorzitter van de nationale raad samen met de bijzitter.
§ 4. De raden van beroep nemen kennis van het geheel van de zaak, zelfs indien enkel hoger beroep werd ingesteld door de apotheker.
Alleen met een twee derde meerderheid kan de raad van beroep een sanctie toepassen wanneer de provinciale raad er geen heeft uitgesproken of de door die raad uitgesproken sanctie verzwaren.
Art.26.
<Opgeheven bij W 2014-04-10/57, art. 38, 005; Inwerkingtreding : 25-05-2014>
Art.27. § 1. De tenuitvoerlegging van een definitief geworden tuchtstraf gaat in na het verstrijken van de termijn van dertig vrije dagen, vanaf de kennisgeving aan de apotheker van die beslissing, of in voorkomend geval, van deze van het arrest waarbij de voorziening in cassatie afgewezen wordt.
Alle beslissingen betreffende de weglating uit de lijst van de Orde of betreffende de beperking om de artsenijbereidkunde uit te oefenen, bepaald in de artikelen 11, 12, 14 en 17, stellen de datum vast met ingang waarvan die beslissingen uitwerking hebben.
§ 2. Alle definitief geworden beslissingen houdende weglating uit de lijst van de Orde, schorsing in het recht het beroep uit te oefenen, schrapping van die lijst of beperking van de uitoefening van de artsenijbereidkunde worden ter kennis gebracht van de bevoegde geneeskundige commissie, van de apothekeninspectie alsook van de procureur-generaal bij het hof van beroep binnen welks rechtsgebied de provinciale raad waaronder de apotheker ressorteert, zitting houdt.
§ 3. Alle tuchtbeslissingen in laatste aanleg genomen door de provinciale raden of door de raden van beroep worden, overeenkomstig de regels en binnen de termijnen vast te stellen door de Koning, ter kennis gebracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
De beslissingen die door de raden van beroep genomen worden overeenkomstig artikel 13, worden bovendien ter kennis gebracht van de betrokken organen van de Orde.
HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen.
Art.28. § 1. De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad op geldige wijze kunnen beraadslagen en beslissen.
Hij kan inzonderheid gekwalificeerde meerderheden opleggen voor de beslissingen waarbij schorsing in het recht het beroep uit te oefenen of schrapping van de lijst van de Orde wordt uitgesproken en voor die waarbij de inschrijving op die lijst geweigerd of uitgesteld wordt.
§ 2. In geval van staking van stemmen in een provinciale raad, in een raad van beroep of in de nationale raad beslist de stem van de voorzitter.
§ 3. Voor de goedkeuring van de code van pharmaceutische plichtenleer en voor de aanpassingen ervan is een zes tiende meerderheid van de nationale raad vereist.
Art.29. De Koning bepaalt de regelen betreffende de voltooiing der mandaten van de verkozen, gewone of plaatsvervangende leden van de provinciale raden, van de raden van beroep en van de nationale raad bij ontslag, overlijden of vervallenverklaring.
De ontslagnemende leden blijven in dienst tot dat in hun vervanging is voorzien.
Art.30. De leden van de provinciale raden, van de raden van beroep en van de nationale raad zijn door het beroepsgeheim gebonden in alle zaken waarvan zij kennis hebben gekregen bij of ter gelegenheid van de uitoefening van hun ambt.
Hetzelfde geldt voor alle personen die, in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan de werking van de Orde.
De schending van dit geheim wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.
Art.30/1. [1 De documenten bedoeld in dit besluit of in de uitvoeringsbesluiten ervan mogen, zodra beschikbaar, in elektronische versie worden ingediend voor zover deze bewijskracht bezit overeenkomstig artikel 36/1, § 1, van de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-07-19/45, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.31. Met de straffen bepaald in artikel 38, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr 78 van 10 november 1967 betreffende de geneeskunst, de uitoefening van de daaraan verbonden beroepen en de geneeskundige commissies, wordt gestraft de apotheker die zijn beroep uitoefent indien hij niet op de lijst van de Orde is ingeschreven dan wanneer hij hiertoe verplicht is, of van deze lijst is weggelaten of geschrapt, alsmede de apotheker die zijn beroep uitoefent tijdens de duur van de hem opgelegde schorsing.
Art.32. De Koning bepaalt de datum waarop de wet van 19 mei 1949 tot oprichting van de Orde der apothekers wordt opgeheven en deze waarop het tegenwoordige besluit in werking treedt.
De Koning bepaalt de datum waarop de lijst van de Orde, bijgehouden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 19 mei 1949, zal afgesloten worden om te dienen voor de eerste verkiezingen gehouden bij toepassing van artikel 9 en voor de vaststelling der verkiesbaarheid bij toepassing van artikel 8.
De Koning bepaalt de wijze waarop de bevoegdheden van de provinciale raden, de gemengde raden van beroep en de hoge raad, ingesteld bij de wet van 19 mei 1949, zullen overgedragen worden respectievelijk aan de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad door dit besluit ingesteld. Hij bepaalt eveneens de datum waarop deze overdracht geschiedt.
Tot op deze datum en bij wijze van overgangsmaatregel, blijven de provinciale raden, de gemengde raden van beroep en de hoge raad ingesteld bij de wet van 19 mei 1949 hun volledige bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig genoemde wet en haar uitvoeringsbesluiten. De Koning kan hen echter opdracht geven te handelen overeenkomstig dit besluit en inzonderheid met het vervullen van bepaalde taken die in dit besluit voorzien zijn.
De zaken die aanhangig werden gemaakt voor de datum van de overdracht van bevoegdheden voorzien in lid 3 worden afgehandeld overeenkomstig dit besluit. Alle vóór deze datum gestelde procedureakten en genomen beslissingen worden echter voor geldig gehouden indien zij voldoen aan de regeling van de wet van 19 mei 1949.
Voor beslissingen die uitvoerbaar zijn doch vóór de datum der overdracht van bevoegdheden voorzien in lid 3 niet uitgevoerd worden, gelden de bepalingen van dit besluit.
Art. 33. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.