Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 NOVEMBER 1967. - Koninklijk besluit nr. 79 betreffende de [Orde der artsen] (Opschrift gewijzigd bij (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 14-03-2007 en tekstbijwerking tot 17-08-2015)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Inrichting.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - De provinciale raden.
Art. 5-11
HOOFDSTUK III. - De raden van beroep.
Art. 12-13
HOOFDSTUK IV. - De nationale raad.
Art. 14-15
HOOFDSTUK V. - Sancties en vervallenverklaringen.
Art. 16-19
HOOFDSTUK VI. - Procedure-rechtsmiddelen.
Art. 20-27
HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen.
Art. 28-30, 30/1, 31-33



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1969112501  2013204726  2016024032  2016024044 



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Inrichting.
Artikel 1.Voor de [1 Orde der artsen]1 opgericht door de wet van 25 juli 1938, gelden voortaan de bepalingen van dit besluit.
  Haar organen zijn : de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad.
  Zij geniet publiekrechtelijke rechtspersoonlijkheid.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 1°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.2.[3 De Orde der artsen omvat alle artsen die in België woonachtig zijn en ingeschreven zijn op de lijst van de Orde. De artsen schrijven zich in op de lijst van de Orde in de provincie waar zij hun woonplaats hebben. De artsen die hun woonplaats hebben in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, kiezen of zij worden ingeschreven op de lijst van de provinciale raad van Vlaams-Brabant en Brussel of op de lijst van de provinciale raad van Brussel en Waals-Brabant. Voor de toepassing van dit besluit wordt onder woonplaats verstaan de plaats waar de arts zijn voornaamste bedrijvigheid uitoefent.]3.
  (Onverminderd [3 artikel 44terdecies]3 het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunde, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies moet ieder [2 arts]2, om de geneeskunde in België te mogen uitoefenen, ingeschreven zijn op de lijst van de Orde.) <KB 26-12-1985, art.1>
  De legerdokter is hiertoe alleen verplicht indien hij de geneeskunde uitoefent buiten de uitoefening van zijn militair ambt.
  Niemand mag ingeschreven zijn op meer dan één der provinciale lijsten, die samen de lijst van de Orde uitmaken.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 1°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (3)<W 2015-07-17/38, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.3.Zowel in rechte als om te bedingen of om zich te verbinden treedt de Orde op door de nationale raad en is zij vertegenwoordigd door de voorzitter, of bij diens ontstentenis, door de plaatsvervangende voorzitter van deze raad, samen met een ondervoorzitter.
  De Orde mag, in eigendom of anders enkel die onroerende goederen bezitten die voor haar werking nodig zijn.
  Beschikkingen onder de levenden of bij testament ten voordele van de Orde behoeven machtiging van de Koning.
  Ten einde de Orde in staat te stellen haar opdracht te vervullen mag een jaarlijkse bijdrage van de op de lijst ingeschreven [1 artsen]1 geëist worden; deze bijdrage wordt vastgesteld overeenkomstig artikel 6, 7°, en artikel 15, § 2, 4°.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.4. Voor het gebruik der talen in de administratieve betrekkingen van de Orde, gelden de wettelijke bepalingen op het gebruik der talen in bestuurszaken.

HOOFDSTUK II. - De provinciale raden.
Art.5.(In iedere provincie wordt een provinciale raad van de [1 Orde der artsen]1 opgericht die gezag en rechtsmacht heeft over de [2 artsen]2 die overeenkomstig artikel 2, op de lijst van de Orde van die provincie zijn ingeschreven en op de onderdaan van één van de Lid-Staten van de Europese Economische Gemeenschap die in een andere Lid-Staat als arts gevestigd is en die een dienstverrichting uitoefent in het ambtsgebied van die Provinciale raad. Ten opzichte van de legerdokters, worden gezag en rechtsmacht slechts uitgeoefend voor de bedrijvigheid waarvoor hun inschrijving op de lijst van de Orde is vereist, overeenkomstig hetzelfde artikel.) <KB 26-12-1985, art 2>
  In de provincie Brabant worden evenwel twee provinciale raden opgericht : de ene met het Nederlands, de andere met het Frans als voertaal. De eerste heeft gezag en rechtsmacht over de [2 artsen]2 die woonachtig zijn in de gemeenten waarvan de bestuurstaal het Nederlands is; de tweede heeft gezag en rechtsmacht over de [2 artsen]2 die woonachtig zijn in de gemeenten waarvan de bestuurstaal het Frans is. De [2 artsen]2 die in de gemeenten van het administratief arrondissement (Brussel-hoofdstad) woonachtig zijn, kiezen die van de twee raden aan het gezag en de rechtsmacht waarvan zij wensen onderworpen te zijn. <Err. BS 12-06-1968>
  De Koning regelt de inrichting en de werking van de provinciale raden. Hij bepaalt de plaats van hun zetel.
  Elke (provinciale) raad maakt zijn reglement van orde; het wordt voorgelegd aan de nationale raad die zijn tekst voor goed vaststelt. <Err. BS 12-06-1968>
  <Bij arrest nr. 15513 van 17 oktober 1972 (BS 10-02-1973, p. 1810) heeft de Raad van State, IIIe kamer lid 2 van art. 5 vernietigd; Opheffing : 01-04-1969>
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 1°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.6.De provinciale raden zijn bevoegd om :
  1° (de lijst van de Orde op te maken. Zij kunnen de inschrijving op de lijst weigeren of uitstellen, ofwel wanneer de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een zo zwaarwichtig feit dat het voor een lid van de Orde de schrapping van de lijst tot gevolg zou hebben of aan een zware fout die afbreuk doet aan de eer of de waardigheid van het beroep, ofwel op grond van inlichtingen meegedeeld door de Lid-Staat van oorsprong of kerkomst wanneer het een onderdaan betreft van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap die zich in het ambtsgebied van de Provinciale Raad wenst te vestigen.) <KB 26-12-1985, art. 3>
  Wanneer de daartoe bevoegde geneeskundige commissie of de geneeskundige beroepscommissie bepaald bij artikel 37, § 4 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de geneeskunst, de uitoefening van de daaraan verbonden beroepen en de geneeskundige commissies heeft beslit en aan de Orde heeft laten weten dat een [1 arts]1 de vereiste voorwaarden voor de uitoefening van de geneeskunde niet meer vervult, of om redenen van lichamelijke of geestelijke onvolwaardigheid, op een beperkte uitoefening van de geneeskunde is aangewezen, laat de betrokken provinciale raad in het eerste geval de naam van de [1 arts]1 uit de lijst weg en in het tweede geval maakt hij het behoud ervan afhankelijk van het nakomen van de opgelegde beperking.
  De naam van de [1 arts]1 wordt ook uit de lijst weggelaten wanneer hij daarom verzoekt.
  De beslissing waarbij een inschrijving op de lijst wordt geweigerd of uitgesteld, waarbij de naam van een [1 arts]1 wordt weggelaten of waarbij onder beperkende voorwaarden de naam op de lijst wordt behouden, moet met redenen omkleed zijn;
  (2° te waken over het naleven van de regelen van de medische plichtenleer en over de handhaving van de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid en de waardigheid van de onder artikel 5, eerste lid bedoelde [2 artsen]2. Hiertoe zijn zij belast met het treffen van tuchtmaatregelen wegens fouten die deze [2 artsen]2 in de uitoefening van hun beroep of naar aanleiding ervan begaan, alsook wegens zware fouten bedreven buiten de beroepsbedrijvigheid, wanneer die fouten de eer of de waardigheid van het beroep kunnen aantasten.) <KB 26-12-1985, art. 4>
  3° Op eigen initiatief of op hun verzoek, aan de leden van de Orde, adviezen te verstrekken over vragen van de medische plichtenleer, die geen oplossing krijgen in de bij het artikel 15, § 1, bepaalde code of in de rechtspraak gevestigd bij toepassing van § 2, 1° van hetzelfde artikel; de adviezen worden ter goedkeuring aan de nationale raad gezonden en daarna (aan de provinciale raad medegedeeld die ze overmaakt) aan de betrokken [2 artsen]2; <Err. BS 12-06-1968>
  4° de bevoegde overheden kennis te geven van de daden van onwettige uitoefening van de geneeskunde, waarvan zij kennis hebben;
  5° op gezamenlijk verzoek van de belanghebbenden in laatste aanleg te beslissen over alle geschillen betreffende de door de [1 arts]1 aan zijn kliënt gevraagde honoraria, behoudens bedingen tot toekenning van bevoegdheid die neergelegd zijn in de overeenkomsten of verbintenissen gesloten inzake de ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  6° gevolg te geven aan elk verzoek om advies vanwege de hoven en rechtbanken omtrent betwistingen betreffende honoraria;
  7° ieder jaar de bijdrage te bepalen waarvan sprake in artikel 3, met inbegrip van de bedragen die door de nationale raad voor ieder ingeschreven lid werden vastgesteld.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.7.§ 1. Elke provinciale raad is samengesteld uit :
  1° gewone en plaatsvervangende leden te verkiezen door de [1 artsen]1 die op zijn lijst ingeschreven en niet geschorst zijn.
  De duur van het mandaat is zes jaar.
  De raad wordt om de drie jaar voor de helft vernieuwd.
  Het aantal gewone en plaatsvervangende leden, te verkiezen per [2 ...]2 provincie, wordt door de Koning vastgesteld. Het moet een even getal zijn.
  De Koning bepaalt de regelen om in de vertegenwoordiging van de duitstalige [1 artsen]1 in de provinciale raad van Luik [2 en om in de vertegenwoordiging van de artsen die hun woonplaats in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest hebben in de provinciale raad van Vlaams-Brabant en Brussel, respectievelijk de provinciale raad van Brussel en Waals-Brabant]2 te voorzien; te dien einde kan Hij een afzonderlijk kiesdistrict oprichten.
  2° een gewoon en een plaatsvervangend bijzitter, die voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd worden; de bijzitter heeft een raadgevende stem.
  Die bijzitters worden gekozen uit de werkende magistraten van de rechtbanken van eerste aanleg, met uitzondering van de onderzoeksrechters en van de leden van de parketten, alsook uit de ere-magistraten van die rechtbanken. Hun benoeming als raadsheer in het Hof van beroep is geen beletsel tot de verdere uitoefening van hun ambt van bijzitter.
  De bijzitters moeten in de provincie woonachtig zijn [2 Voor wat betreft de provinciale raad van Vlaams-Brabant en Brussel en de provinciale raad van Brussel en Waals-Brabant mogen de bijzitters ook woonachtig zijn in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.]2.
  § 2. Het gewoon lid van de nationale raad, of bij ontstentenis zijn plaatsvervanger, verkozen door de provinciale raad buiten zijn midden, neemt van ambtswege met raadgevende stem deel aan de zittingen van de provinciale raad.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 82, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.8.§ 1. Als gewone of als plaatsvervangende leden van de provinciale raad [2 ...]2 zijn verkiesbaar de [1 artsen]1 van Belgische nationaliteit, die op het ogenblik van de verkiezing, sedert ten minste één jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en sedert ten minste tien jaar op één der provinciale lijsten van de Orde en die geen andere sanctie dan de waarschuwing hebben opgelopen of niet vervallen zijn verklaard, overeenkomstig de artikelen 11, 12, 14 en 17.
  § 2. De gewone leden kunnen pas herkozen worden ten minste drie jaar na het verstrijken van hun mandaat.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 83, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.9.De verkiezing van de leden geschiedt bij geheime stemming. Het kiesrecht wordt beperkt tot het twee derde van de [1 ...]1 te begeven zetels.
  De stemming is verplicht. Wie zich zonder wettige reden van stemming onthoudt, kan een tuchtstraf oplopen.
  Ieder kiezer die de regelmatigheid van de verkiezingsverrichtingen betwist heeft het recht tegen de uitslagen van de verkiezingen bezwaar in te dienen.
  De Koning bepaalt, op advies van de nationale raad, de wijze waarop de verkiezingen plaats vinden alsmede de vormen en de termijnen voor het indienen van de bezwaren en de termijn binnen dewelke over die bezwaren uitspraak wordt gedaan.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 84, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.10. De provinciale raad verkiest uit zijn midden een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris, die met de bijzitter het bureau vormen.
  Hij verkiest eveneens uit zijn midden de leden die het bureau moeten vervolledigen bij afwezigheid van de voorzitter, de ondervoorzitter of de secretaris.
  Het gewoon lid van de nationale raad of, bij ontstentenis, zijn plaatsvervanger, verkozen door de provinciale raad in of buiten zijn midden, neemt van ambtswege met raadgevende stem deel aan de zittingen van het bureau van de provinciale raad.

Art.11. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van een provinciale raad dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont, van zijn mandaat worden vervallen verklaard.

HOOFDSTUK III. - De raden van beroep.
Art.12.§ 1. De raad van beroep, met het Nederlands als voertaal et de raad van beroep met het Frans als voertaal zijn elk samengesteld uit :
  1° vijf gewone en vijf plaatsvervangende leden die [1 artsen]1 zijn. Zij worden verkozen voor een termijn van zes jaar en zijn herkiesbaar. Elke provinciale raad verkiest een der vijf leden van de raad van beroep van zijn taalstelsel. Die provinciale raad verkiest dat lid uit de [1 artsen]1 van Belgische nationaliteit die op het ogenblik van de verkiezing sedert ten minste één jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en sedert ten minste tien jaar op één van de provinciale lijsten van de Orde, en die geen andere sanctie dan de waarschuwing hebben opgelopen, of niet vervallen zijn verklaard overeenkomstig de artikelen 11, 14, 17 en dit artikel, met uitzondering evenwel van zijn gewone en plaatsvervangende leden;
  2° vijf gewone en vijf plaatsvervangende leden, raadsheren in het hof van beroep, door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar;
  3° een gewone en een plaatsvervangend griffier, voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd. Een zelfde griffier of plaatsvervangend griffier kan bij de twee raden van beroep worden benoemd, op voorwaarde dat hij de beide landstalen machtig is.
  § 2. De Koning benoemt uit de leden die magistraten zijn, de voorzitter en de verslaggevers van elke raad.
  § 3. Een niet verkozen lid van de nationale raad, dat daartoe is afgevaardigd, woont van rechtswege de zittingen bij van elke raad van beroep om er het advies van de nationale raad uit te brengen over beginselkwesties of over regelen van de plichtenleer, die ter gelegenheid van een onderzocht geval worden opgeworpen.
  § 4. De bezoldiging van de griffiers en van de plaatsvervangende griffiers valt ten laste van de Orde. Zij wordt door de nationale raad vastgesteld.
  § 5. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van een raad van beroep dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont van zijn mandaat worden vervallen verklaard.
  § 6. Elke raad van beroep maakt zijn reglement van orde : het wordt voorgelegd aaan de nationale raad die zijn tekst voor goed vaststelt.
  § 7. De raden van beroep hebben hun zetel in [2 het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]2.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.13.Volgens de regelen bepaald in de artikelen 24 en 25, neemt elke raad van beroep kennis van het hoger beroep tegen de beslissingen die onderscheidenlijk zijn genomen door de provinciale raden met het Nederlands of het Frans als voertaal, en die artikel 6, 1° of 2° toepassen.
  Onder dezelfde voorwaarden doet hij uitspraak in eerste en in laatste aanleg :
  1° over de bezwaren bepaald in artikel 9, indien deze bezwaren slaan op feiten die de uitslag van de stemming zouden hebben kunnen wijzigen, kan hij de verkiezing nietig verklaren;
  2° over de vervallen verklaringen bepaald in de artikelen 11, 12, 14 en 17;
  3° over alle zaken die bij hem aanhangig gemaakt worden bij toepassing van het artikel 24, § 2.
  Elk geschil tussen provinciale raden omtrent de woonplaats [2 of de plaats van inschrijving]2 van een [1 arts]1 wordt, naar gelang van het geval, voorgelegd aan de ene of aan de andere raad van beroep, of aan beide raden samen wanneer het geschil is gerezen tussen provinciale raden met een verschillend taalstelsel.
  In dit laatste geval wordt de zitting geleid door diegene van de beide voorzitters die als kamervoorzitter of als raadsheer het meest dienstjaren telt.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 86, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

HOOFDSTUK IV. - De nationale raad.
Art.14.§ 1. De nationale raad van de [1 Orde der artsen]1, omvat twee afdelingen : de ene met het Nederlands, de andere met het Frans als voertaal. Zij kunnen samen beraadslagen en beslissen inzonderheid over de bij het artikel 15, § 1 en § 2, 2°, 3° en 4° voorgeschreven onderwerpen.
  Deze raad is samengesteld uit :
  1° tien gewone en tien plaatsvervangende leden verkozen voor een termijn van zes jaar. Deze leden zijn éénmaal herkiesbaar.
  Elke provinciale raad verkiest uit zijn midden of er buiten, een gewoon lid en een plaatsvervangend lid van de nationale raad uit de [2 artsen]2 van Belgische nationaliteit, die op het ogenblik van de verkiezing sedert ten minste één jaar ingeschreven zijn op zijn lijst en sedert ten minste tien jaar op één der provinciale lijsten van de Orde, en die geen andere sanctie dan de waarschuwing hebben opgelopen of niet vervallen zijn verklaard overeenkomstig de artikelen 11, 12, 17 en dit artikel.
  2° zes gewone en zes plaatsvervangende leden voor een termijn van zes jaar, door de Koning benoemd uit een voordracht van drie [2 artsen]2, ingediend door de geneeskundige faculteiten.
  De geneeskundige faculteiten van de Universiteiten te Brussel, Gent en Leuven, stellen ieder één gewoon en één plaatsvervangend nederlandstalig lid voor.
  De geneeskundige faculteiten van de Universiteiten te Brussel, Leuven en Luik, stellen ieder één gewoon en één plaatsvervangend franstalig lid voor.
  3° één gewone en één plaatsvervangend griffier, doctors in de rechten, voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd.
  § 2. De twee afdelingen van de nationale raad worden voorgezeten door dezelfde magistraat, benoemd door de Koning onder de raadsheren of ereraadsheren bij het Hof van Cassatie, die de twee landstalen machtig zijn. Eén plaatsvervangend voorzitter wordt eveneens door de Koning aangeduid.
  Iedere afdeling kiest in haar midden één ondervoorzitter, die ook ondervoorzitter is van de nationale raad.
  De Koning stelt de regels betreffende de inrichting en de werking van de nationale raad vast.
  § 3. Het lidmaatschap van de nationale raad is onverenigbaar met het lidmaatschap van een raad van beroep.
  § 4. Onverminderd de toepassing van tuchtstraffen, kan elk verkozen lid van de nationale raad dat, na regelmatige oproeping, zonder wettige reden drie achtereenvolgende zittingen niet bijwoont, van zijn maandaat worden vervallen verklaard.
  § 5. De bezoldiging van de griffier en van de plaatsvervangende griffier valt ten laste van de Orde. Zij wordt door de nationale raad vastgesteld.
  § 6. De nationale raad maakt zijn reglement van orde.
  § 7. De nationale raad heeft zijn zetel in [3 het Brussels Hoofdstedelijk Gewest]3.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 1°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (3)<W 2015-07-17/38, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.15.
  § 1. De nationale raad stelt de algemene beginselen en de regels vast betreffende de zedelijkheid, de eer, de bescheidenheid, de eerlijkheid, de waardigheid en de toewijding die onontbeerlijk zijn voor de uitoefening van het beroep; deze beginselen en regelen vormen de code van medische plichtenleer.
  De Koning kan, bij een in de Ministeraad overgelegd besluit, bindende kracht verlenen aan de code van medische plichtenleer en aan de aanpassingen die door de nationale raad zouden gedaan worden.
  De code bevat inzonderheid regelen betreffende de continuïteit van de verzorging waartoe ook het inrichten van de wachtdienst behoort, het beroepsgeheim, het doorgeven van bescheiden of medische inlichtingen aan confraters, meer bepaald in het kader van de uitoefening van de preventieve geneeskunde alsmede betreffende de individuele betrekkingen tussen de [1 arts]1 enerzijds, de zieken, de confraters, de beoefenaars van de tandheelkunde, de apothekers en de titularissen van de paramedische beroepen anderzijds.
  In de code worden de beginselen geformuleerd, op grond waarvan de sociale verplichtingen van de [1 arts]1 worden vastgesteld.
  Zo daartoe redenen zijn kan de code de bedingen aanwijzen die, wegens hun onverenigbaarheid met de beginselen van de plichtenleer en inzonderheid met de therapeutische vrijheid van de [1 arts]1, verboden zijn in de overeenkomsten door de [2 artsen]2 te sluiten betreffende de uitoefening van hun beroep.
  § 2. De nationale raad heeft daarenboven tot taak :
  1° een repertorium bij te houden van de door de provinciale raden of door de raden van beroep in tuchtzaken gewezen beslissingen die niet meer voor beroep vatbaar zijn; met het oog op het aanvullen of nader omschrijven van de bepalingen van de code van plichtenleer op basis van die rechtspraak, deze code, zo daartoe redenen zijn, aan te passen;
  2° op eigen initiatief op op aanvraag van de openbare overheid, van openbare instellingen of van beroepsverenigingen van [2 artsen]2, gemotiveerd advies te geven over algemene vragen, over beginselvraagstukken of over regelen van medische plichtenleer; goedkeuring te verlenen aan de adviezen van de provinciale raden overeenkomstig artikel 6, 3°;
  3° alle nodige maatregelen te treffen voor de verwezenlijking van het doel van de Orde;
  4° het jaarlijks bedrag te bepalen dat, benevens de bijdrage voor de provinciale raad, wordt geëist van de [2 artsen]2 als bijdrage voor de Orde.
  (5° aan [2 artsen]2 die de uitoefening van hun beroep in een andere Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap wensen aan te vangen, een verklaring afgeven waaruit blijkt dat aan de voorwaarden inzake goed gedrag en betrouwbaarheid die vereist zijn voor de toegang tot de geneeskundige activiteit, is voldaan;
  6° mededeling doen van de consequenties die hij trekt uit de beoordeling van ernstige en nauwkeurige feiten die van invloed kunnen zijn op de toegang tot of de uitoefening van de geneeskunde en die werden meegedeeld door een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap die op haar grondgebied een [1 arts]1 ontvangt van Belgische nationaliteit op uit België alkomstig en die de uitoefening van zijn beroep in die andere Lid-Staat wenst te beginnen of verder te zetten.) <KB 26-12-1985, art. 5>
  § 3. Met het oog op het vervullen van zijn taak, raadpleegt de nationale raad wie hij nodig acht.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

HOOFDSTUK V. - Sancties en vervallenverklaringen.
Art.16.De provinciale raad kan de volgende sancties opleggen : waarschuwing, censuur, berisping, schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen gedurende een termijn die twee jaar niet mag te boven gaan en schrapping van de lijst der Orde.
  (Deze laatste sanctie wordt vervangen door het definitief verbod om de geneeskunde in België uit te oefenen wanneer zij getroffen wordt tegen een [1 arts]1 onderdaan van een Lid-Staat van de Europese Economische Gemeenschap, gevestigd in een Lid-Staat, andere dan België, en die in België een dienstverrichting heeft uitgeoefend) <KB 26-12-1985, art. 6>
  De [2 artsen]2 die, door een niet meer voor beroep vatbare beslissing in het recht de geneskunde uit te oefenen geschorst werden, verliezen voorgoed het recht van verkiesbaarheid en, voor de duur van de schorsing, het recht deel te nemen aan de verkiezingen van de provinciale raad.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 80, 3°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.17.Van zijn mandaat kan vervallen verklaard worden het verkozen, gewoon of plaatsvervangend lid van een provinciale raad, (van een een raad van beroep) of van de nationale raad, aan wie een tuchtstraf werd opgelegd die niet meer vatbaar is voor beroep, of dat strafrechtelijk veroordeeld werd door een in kracht van gewijsde gegane beslissing waaruit de morele of beroepsonwaardigheid van de [1 arts]1 om zijn mandaat uit te oefenen blijkt. <Err. BS 12-06-1968>
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.18. Niet-betaling van de bijdragen, bepaald in de artikelen 3 en 15, § 2, 4°, kan tuchtrechtelijk worden bestraft.

Art.19.Geen enkele beslissing, genomen ter voldoening aan artikel 6, 1° en 2°, mag gegrond worden op redenen in verband met ras of op motieven van godsdienstige, wijsgerige, politieke, taalkundige of syndikale aard, noch op het feit dat de [1 arts]1 verbonden is aan een instelling die geneeskundige verzorging verstrekt aan leden van een groepering of aan een categorie van personen.
  Elke inmenging in die aangelegenheid is verboden.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

HOOFDSTUK VI. - Procedure-rechtsmiddelen.
Art.20.§ 1. De provinciale raad treedt op, hetzij ambtshalve, hetzij op verzoek van de nationale raad, van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de procureur des Konings of van de geneeskundige commissie, hetzij op klacht van een [1 arts]1 of van een derde.
  Het bureau stelt de zaak in onderzoek. Het doet zelf het onderzoek of het duidt een of meerdere personen van de raad aan om samen met de bijzitter het onderzoek te doen. Het duidt een verslaggever aan. Het bureau kan een persoon met het schrijfwerk belasten.
  In geval van klacht tracht het bureau de partijen te verzoenen en maakt eventueel een proces-verbal van verzoening op.
  Wanneer het onderzoek is beëindigd brengt het bureau of de verslaggever verslag uit bij de provinciale raad.
  § 2. De raad van beroep belast één van de verslaggevers met het onderzoek van de zaak. Deze brengt verslag uit bij de raad; op diens verzoek, doet hij alle bijkomende onderzoeksverrichtingen.
  De raad van beroep mag de verslaggever van de provinciale raad die deelgenomen heeft aan het onderzoek in eerste aanleg horen.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.21.Tegen de beslissingen door een provinciale raad gewezen en bedoeld in artikel 13, eerste lid, kan hoger beroep worden ingesteld, hetzij door de betrokken [1 arts]1, (...), hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met een ondervoorzitter. <W 2007-03-01/37, art. 97, 002; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  Het hoger beroep schorst de tenuitvoerlegging.
  Hoger beroep tegen voorbereidende beslissingen of onderzoeksbeslissingen, kan alleen ingesteld worden samen met hoger beroep tegen de eindbeslissing.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.22.De [1 arts]1 tegen wie een beslissing werd gewezen bij verstek, kan hiertegen in verzet komen binnen de termijn van vijtien vrije dagen vanaf de kennisgeving van de beslissing.
  De zaak wordt opnieuw gebracht voor de raad die de uitspraak heeft gedaan.
  De eiser in verzet die een tweede maal verstek laat gaan, kan niet meer in verzet komen.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.23.[1 Tegen de beslissingen, in laatste aanleg gewezen door de provinciale raden of de raden van beroep kan cassatieberoep worden ingesteld overeenkomstig de bepalingen van het vierde deel, boek III, titel IVbis, van het Gerechtelijk Wetboek.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/57, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 25-05-2014>

Art.24.(§ 1. De verdachte [1 arts]1 mag zich laten bijstaan door één of meer raadslieden.
  De provinciale raden van de Orde houden zitting met gesloten deuren.
  De zittingen van de raden van beroep zijn openbaar, tenzij de verdachte [1 arts]1 uitdrukkelijk afziet van de openbaarheid. Van de openbaarheid kan door de raad van beroep ook worden afgeweken in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of 's lands veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé-leven van partijen bij het proces dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bepaalde omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer openbaarmaking de belangen van de rechtspraak zou schaden.
  De Koning bepaalt welke procedure voor de provinciale raden en de raden van beroep wordt gevolgd.
  Het Koninklijk besluit, genomen ter voldoening aan het vorig lid, stelt onder meer bepalingen vast betreffende de contradictoire aard van de rechtspleging, de rogatoire commissie, het uitoefenen van het recht van wraking met daarbij de rechtsmiddelen tegen de ter zake gewezen beslissingen, het geheim van de beraadslagingen, de verplichting de beslissingen te motiveren alsook op het kennis geven van de beslissingen.) <W 13-03-1985, art. 1>
  § 2. Zo een provinciale raad niet beslist heeft binnen een door de Koning vastgestelde termijn, die aanvangt met de datum hetzij van de aanvraag om inschrijving op de lijst, hetzij van een klacht of een verzoekschrift waarover artikel 20 handelt, wordt het geheel van de zaak aanhangig gemaakt bij de raad van beroep op verzoek hetzij van de betrokken [1 arts]1, hetzij van de bijzitter van de provinciale raad, hetzij van de voorzitter van de nationale raad samen met een ondervoorzitter.
  De bij het voorgaand lid bepaalde termijn mag niet minder dan drie maanden bedragen voor de bij artikel 20 bepaalde klachten of verzoekschriften.
  § 3. De Koning regelt het gebruik der talen bij de procedure op grond van de bepalingen van de hoofdstukken II, III et IV van de wet van 15 juli 1935 op het gebruik der talen in gerechtszaken.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.25.§ 1. Het hoger beroep, waarvan sprake in artikel 13, eerste lid, wordt met inachtneming van de regelen bepaald door de Koning, ingesteld, hetzij door de [1 arts]1, [2 ...]2 (...), hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met een ondervoorzitter, binnen dertig vrije dagen [2 vanaf de kennisgeving van de beslissing]2. <W 2007-03-01/37, art. 98, 002; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  Indien de beslissing bij verstek is gewezen, vangt de termijn van hoger beroep eerst aan na het verstrijken van de termijn van verzet.
  § 2. Om over de vervallenverklaringen, bepaald in de artikelen 11, 12, 14, en 17 uitspraak te doen, wordt de zaak aanhangig gemaakt bij de raad van beroep hetzij door de bijzitter van de provinciale raad wanneer het een lid van die raad betreft, hetzij ambtshalve wanneer het een lid van de raad van beroep betreft, hetzij door de voorzitter van de nationale raad samen met een ondervoorzitter wanneer het een lid van die raad betreft.
  § 3. De raden van beroep beslechten het geschil bedoeld in artikel 13, derde lid, ter verzoeke hetzij van de betrokken [1 arts]1, hetzij van de voorzitter of, bij diens ontstentenis, van de bijzitter van een der betrokken provinciale raden, hetzij van de voorzitter van de nationale raad samen met een ondervoorzitter.
  § 4. De raden van beroep nemen kennis van het geheel van de zaak, zelfs indien enkel hoger beroep werd ingesteld door de [1 arts]1.
  Alleen met een twee derde meerderheid kan de raad van beroep een sanctie toepassen wanneer de provinciale raad er geen heeft uitgesproken of de door die raad uitgesproken sanctie verzwaren.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 88, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.26.
  <Opgeheven bij W 2014-04-10/57, art. 37, 004; Inwerkingtreding : 25-05-2014>

Art.27.§ 1. De tenuitvoerlegging van een definitief geworden tuchtstraf gaat in na het verstrijken van de termijn van dertig vrije dagen, vanaf de kennisgeving aan de [1 arts]1 van die beslissing, of in voorkomend geval, van deze van het arrest waarbij de voorziening in cassatie afgewezen wordt. [2 Indien de beslissing in laatste aanleg werd genomen, gaat de ten uitvoerlegging in na het verstrijken van de termijn van zestig vrije dagen.]2
  Alle beslissingen betreffende de weglating uit de lijst van de Orde of betreffende de beperking om de geneeskunde uit te oefenen, bepaald in artikel 6, 1° alsook betreffende de vervallenverklaringen bepaald in de artikelen 11, 12, 14 en 17, stellen de datum vast met ingang waarvan die beslissingen uitwerking hebben.
  § 2. Alle definitief geworden beslissingen houdende weglating uit de lijst van de Orde, schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen, schrapping van die lijst of beperking van de uitoefening van de geneeskunde worden ter kennis gebracht van de bevoegde geneeskundige commissie alsook van de procureur-generaal bij het hof van beroep binnen welks rechtsgebied de provinciale raad waaronder de [1 arts]1 ressorteert, zitting houdt.
  § 3. Alle tuchtbeslissingen in laatste aanleg genomen door de provinciale raden of door de raden van beroep worden, overeenkomstig de regels en binnen de termijnen vast te stellen door de Koning, ter kennis gebracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort. De beslissingen die door de raden van beroep genomen worden overeenkomstig artikel 13, worden bovendien ter kennis gebracht van de betrokken organen van de Orde.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>
  (2)<W 2015-07-17/38, art. 89, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

HOOFDSTUK VII. - Algemene bepalingen.
Art.28. § 1. De Koning bepaalt onder welke voorwaarden de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad op geldige wijze kunnen beraadslagen en beslissen.
  Hij kan inzonderheid gekwalificeerde meerderheden opleggen voor de beslissingen waarbij schorsing in het recht de geneeskunde uit te oefenen of schrapping van de lijst van de Orde wordt uitgesproken en voor die waarbij de inschrijving op die lijst geweigerd of uitgesteld wordt.
  § 2. In geval van staking van stemmen in een provinciale raad in een raad van beroep of in de nationale raad beslist de stem van de voorzitter.
  § 3. Voor de goedkeuring van de code van medische plichtenleer en voor de aanpassingen ervan is een zes tiende meerderheid van de nationale raad vereist.

Art.29.[1 § 1.]1 De Koning bepaalt de regelen betreffende de voltooiing der mandaten van de verkozen, gewone of plaatsvervangende leden van de provinciale raden van de raden van beroep en van de nationale raad bij ontslag, overlijden of vervallenverklaring.
  [1 § 2. De gewone en plaatsvervangende leden van de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad waarvan het mandaat is verstreken, blijven voorlopig in dienst tot op het ogenblik dat in de vernieuwing van het mandaat is voorzien ten gevolge van verkiezingen.]1
  De ontslagnemende leden blijven in dienst tot dat in hun vervanging is voorzien.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 90, 005; Inwerkingtreding : 13-05-2015>

Art.30. De leden van de provinciale raden, van de raden van beroep en van de nationale raad zijn door het beroepsgeheim gebonden in alle zaken waarvan zij kennis hebben gekregen bij of ter gelegenheid van de uitoefening van hun ambt.
  Hetzelfde geldt voor alle personen die, in welke hoedanigheid ook, deelnemen aan de werking van de Orde.
  De schending van dit geheim wordt bestraft overeenkomstig artikel 458 van het Strafwetboek.

Art. 30/1. [1 De documenten bedoeld in dit besluit of in de uitvoeringsbesluiten ervan mogen, zodra beschikbaar, in elektronische versie worden ingediend voor zover deze bewijskracht bezit overeenkomstig artikel 36/1, § 1, van de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2013-07-19/45, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art.31.Met de straffen bepaald in artikel 38, § 1, 1°, van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de geneeskunst, de uitoefening van de daaraan verbonden beroepen en de geneeskundige commissies, wordt gestraft de [1 arts]1 die de geneeskunde uitoefent indien hij niet op de lijst van de Orde is ingeschreven dan wanneer hij hiertoe verplicht is, of van deze lijst is weggelaten of geschrapt, alsmede de [1 arts]1 die de geneeskunde uitoefent tijdens de duur van de hem opgelegde schorsing.
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 2°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art.32.De Koning bepaalt de datum waarop de wet van 25 juli 1938 tot oprichting van de [1 Orde der artsen]1 wordt opgeheven en deze waarop het tegenwoordige besluit in werking treedt.
  De Koning bepaalt de datum waarop de lijst van de Orde, bijgehouden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 25 juli 1938, zal afgesloten worden om te dienen voor de eerste verkiezingen gehouden bij toepassing van artikel 9 en voor de vaststelling der verkiesbaarheid bij toepassing van artikel 8.
  De Koning bepaalt de wijze waarop de bevoegdheden van de provinciale raden, de gemengde raden van beroep en de hoge raad, ingesteld bij de wet van 25 juli 1938, zullen overgedragen worden respectievelijk aan de provinciale raden, de raden van beroep en de nationale raad door dit besluit ingesteld. Hij bepaalt eveneens de datum waarop deze overdracht geschiedt.
  Tot op deze datum en bij wijze van overgangsmaatregel, blijven de provinciale raden, de gemengde raden van beroep en de hoge raad ingesteld bij de wet van 25 juli 1938 hun volledige bevoegdheden uitoefenen overeenkomstig genoemde wet en haar uitvoeringsbesluiten. De Koning kan hen echter opdracht geven te handelen overeenkomstig dit besluit en inzonderheid met het vervullen van bepaalde taken die in dit besluit voorzien zijn.
  De zaken die aanhangig werden gemaakt voor de datum van de overdracht van bevoegdheden voorzien in lid 3 worden afgehandeld overeenkomstig dit besluit. Alle voor deze datum gestelde procedureakten en genomen beslissingen worden echter voor geldig gehouden indien zij voldoen aan de regeling van de wet van 25 juli 1938.
  Voor beslissingen die uitvoerbaar zijn doch voor de datum der overdracht van bevoegdheden voorzien in lid 3 niet uitgevoerd, worden, gelden de bepalingen van dit besluit.
  <Bij arrest nr. 15513 van 17 oktober 1972 (BS 10-02-1973, p. 1810) heeft de Raad van State, IIIe kamer dit artikel vernietigd in zover het art. 3, lid 4 van de wet van 25-07-1938 opheft; Opheffing : 01-04-1969>
  ----------
  (1)<W 2015-07-17/38, art. 80, 1°, 005; Inwerkingtreding : 27-08-2015>

Art. 33. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.