10 OKTOBER 1967. - Gerechtelijk Wetboek. - ZEVENDE DEEL : Bemiddeling (art. 1723/1 tot 1737) <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 8 tot 21; Inwerkingtreding : 30-09-2005, uitgezonderd art. 11; Inwerkingtreding : 22-03-2005>. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-03-2005 en tekstbijwerking tot 28-05-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 8; Inwerkingtreding : 30-09-2005>.
Art. 1723/1, 1724-1727, 1727/1, 1727/2, 1727/2/1, 1727/3, 1727/4, 1727/5, 1727/6, 1728-1729
HOOFDSTUK II. [1 - De buitengerechtelijke bemiddeling.]1
Art. 1730-1733
HOOFDSTUK III. - De gerechtelijke bemiddeling. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 18; Inwerkingtreding : 30-09-2005>.
Art. 1734-1737
HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen.
Art. 1723/1. [1 De bemiddeling is een vertrouwelijk en gestructureerd proces van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen met de medewerking van een onafhankelijke, neutrale en onpartijdige derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-06-18/03, art. 213, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Artikel1724.[1 Kunnen het voorwerp van een bemiddeling uitmaken:
1° de al dan niet grensoverschrijdende geschillen van vermogensrechtelijke aard, met inbegrip van de geschillen waarbij een publiekrechtelijke rechtspersoon is betrokken;
2° de niet-vermogensrechtelijke geschillen die vatbaar zijn voor dading, met inbegrip van de geschillen waarbij een publiekrechtelijke rechtspersoon is betrokken;
3° de geschillen bedoeld in artikel 572bis, 3°, 4°, 6° tot 10° en 12° tot 15°, en de geschillen voortvloeiend uit de feitelijke samenwoning.]1
----------
(1)<W 2024-05-15/03, art. 78, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.1725. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 9; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. Elke overeenkomst kan een bemiddelingsbeding bevatten, waarbij de partijen zich ertoe verbinden voor eventuele geschillen in verband met de geldigheid, totstandkoming, uitlegging, uitvoering of verbreking van de overeenkomst eerst een beroep te doen op bemiddeling en pas dan op elke andere vorm van geschillenbeslechting.
§ 2. De rechter of de arbiter bij wie een aan een bemiddelingsbeding onderworpen geschil aanhangig is gemaakt, schort, op verzoek van een partij, de behandeling van de zaak op, tenzij er ten aanzien van dat geschil geen geldig beding is of dit is geëindigd. De exceptie moet vóór enige andere exceptie of verweer worden voorgedragen. De behandeling van de zaak wordt voortgezet zodra de partijen of een van hen aan de griffie en aan de andere partijen hebben meegedeeld dat de bemiddeling beëindigd is.
§ 3. Het bemiddelingsbeding vormt geen beletsel voor verzoeken tot het treffen van voorlopige of bewarende maatregelen. De indiening van dergelijke verzoeken brengt niet mee dat men van de bemiddeling afziet. "
Art.1726.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 10; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. Door de in artikel 1727 bedoelde commissie kunnen worden erkend de bemiddelaars die minstens voldoen aan de volgende voorwaarden :
1° [1 ...]1
2° [1 het gevolgd hebben van een theoretische opleiding, met inzonderheid een juridische component, en praktische vorming in bemiddelingsvaardigheid en het bemiddelingsproces, waarbij de focus ligt op de algemene en specifieke kennis en competenties eigen aan een bijzonder domein van de bemiddelingspraktijk in de zin van dit Wetboek en geslaagd zijn voor de desbetreffende evaluatieproeven;]1
3° [1 de noodzakelijke waarborgen inzake onafhankelijkheid, neutraliteit en onpartijdigheid bieden voor de uitoefening van het beroep van erkend bemiddelaar;]1
4° niet het voorwerp zijn geweest van een in het strafregister opgenomen veroordeling die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar;
5° geen tuchtsanctie of administratieve sanctie hebben opgelopen die onverenigbaar is met de uitoefening van de functie van erkend bemiddelaar noch het voorwerp zijn geweest van een intrekking van een erkenning;
[1 6° schriftelijk verklaren in te stemmen met de deontologische code opgesteld door de federale bemiddelingscommissie, en haar na te leven voor de hele duur van de erkenning.]1
[1 § 1/1. Voor de toepassing van dit Wetboek wordt onder bemiddelaar een erkend bemiddelaar verstaan.
§ 1/2. Een bemiddelaar wiens erkenning werd ingetrokken met toepassing van artikel 1727/5, § 4, mag, onder voorbehoud van een rehabilitatie door de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling, pas een nieuwe erkenningsaanvraag indienen na een periode van tien jaar vanaf de betekening van de intrekkingsbeslissing.]1
§ 2. De erkende bemiddelaars volgen een permanente vorming waarvan het programma erkend is door de in artikel 1727 bedoelde commissie.
§ 3. Dit artikel is eveneens van toepassing ingeval [1 van cobemiddeling]1.
[1 § 4. Niemand mag de titel van "erkend bemiddelaar" gebruiken, alleen of in combinatie met andere termen, zonder dat hij is opgenomen op de lijst van erkende bemiddelaars bedoeld in artikel 1727.]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 215, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.1727.[1 § 1. Er wordt een Federale bemiddelingscommissie ingesteld, hierna genoemd, de Commissie, samengesteld uit [3 dertig]3 leden.
De Commissie bestaat uit een algemene vergadering en uit volgende organen : een bureau, een vaste commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars, een vaste commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming, een commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling en bijzondere commissies.
Onder voorbehoud van de permanente commissies, telt de Commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden in haar organen.
Om rechtsgeldig te beraadslagen en te beslissen, moet de meerderheid van de leden van elk orgaan en van elke taalgroep aanwezig zijn. Indien een vast lid afwezig of verhinderd is, vervangt zijn plaatsvervanger hem. De beslissingen worden bij gewone meerderheid van stemmen genomen. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt, doorslaggevend.
§ 2. De opdrachten van de Commissie zijn de volgende:
1° de instanties voor de opleiding van bemiddelaars en de opleiding die zij organiseren, erkennen of de erkenning ervan intrekken;
2° de minimumprogramma's inzake theoretische en praktische opleiding bepalen [2 die de kandidaten-bemiddelaars moeten volgen en die daadwerkelijk door de opleidingsinstantie moeten worden beoordeeld;]2
[2 2° /1 de voorwaarden en de procedure voor de erkenning van bemiddelaars bepalen;]2
3° de bemiddelaars erkennen naargelang de bijzondere domeinen van de bemiddelingspraktijk;
4° beslissen over de inschrijving op de lijst van bemiddelaars gevestigd in landen van zowel de Europese Unie als daarbuiten, die een erkenning verkregen hebben van een daartoe gemachtigde instantie in dat land;
5° een deontologische code opstellen;
6° behandelen van de klachten tegen bemiddelaars of tegen de instellingen die de opleidingen verschaffen; advies verlenen in geval van betwisting van het honorarium van bemiddelaars en sancties opleggen jegens bemiddelaars die niet meer zouden voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 1726 of aan de bepalingen van de deontologische code opgesteld door de Commissie;
7° zorgen voor de periodieke publicatie van alle reglementaire beslissingen van de Commissie in het Belgisch Staatsblad;
8° de sanctieprocedure ten aanzien van de bemiddelaars bepalen;
9° [3 een met redenen omkleed advies verlenen aan de minister van Justitie met betrekking tot de voorwaarden waaraan een representatieve instantie voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarder noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus- of eremagistraat zijn, moet voldoen om als representatief te gelden;]3
10° [2 de lijst van bemiddelaars opstellen volgens de bijzondere domeinen van de bemiddelingspraktijk en deze lijst verspreiden]2 bij de hoven en rechtbanken, bij de federale, gemeenschaps-, gewestelijke en lokale overheden;
11° het publiek inlichten over de mogelijkheden geboden door bemiddeling;
12° alle nodige maatregelen nemen om de behoorlijke uitoefening van de bemiddeling te bevorderen, en inzonderheid nieuwe methodes en praktijken van bemiddeling en andere vormen van geschillenoplossing te onderzoeken en te ondersteunen;
13° een jaarverslag over de uitvoering van haar wettelijke opdrachten, bedoeld in artikel 1727/1, vijfde lid, opmaken en bekendmaken op haar website;
14° waken over de goede organisatie van haar bureau en van haar commissies.
[3 § 2/1. De algemene vergadering en het bureau kunnen deskundigen raadplegen en hen uitnodigen om deel te nemen aan hun vergaderingen. Zij hebben een raadgevende stem.]3
§ 3. De minister van Justitie stelt aan de federale bemiddelingscommissie het personeel alsook de middelen ter beschikking die nodig zijn voor haar werking. De Koning bepaalt welk presentiegeld aan de leden van de federale bemiddelingscommissie en aan de leden van de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling kan worden toegekend alsook de vergoedingen die hen kunnen worden toegekend als terugbetaling van hun reis- en verblijfkosten.]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 216, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<W 2022-12-06/02, art. 38, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
(3)<W 2024-05-15/03, art. 79, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1727/1.[1 De algemene vergadering bestaat uit de vaste en plaatsvervangende leden van het bureau en van de vaste commissies, met uitzondering van de assessoren van de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling en van de leden van de bijzondere commissies.
De algemene vergadering hecht haar goedkeuring met een meerderheid van haar leden [2 ...]2, aan alle beslissingen, adviezen en andere maatregelen gerealiseerd in uitvoering van artikel 1727, § 2, met uitzondering van de aangelegenheden die volgens een uitdrukkelijke bepaling van het zevende deel exclusief onder het bureau vallen, en van de opdrachten die vallen onder de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling.
Zij bepaalt, na goedkeuring van de minister van Justitie, welke bijzondere commissies moeten worden opgericht alsook de samenstelling en opdrachten ervan. Zij beslist ook, na goedkeuring van de minister van Justitie, over de opheffing van zulke commissies. De algemene vergadering wijst de vaste en plaatsvervangende leden van de bijzondere commissies aan.
Elke bevoegdheid die niet uitdrukkelijk bij wet is toegewezen aan een orgaan van de Commissie valt onder de opdrachten van de algemene vergadering.
[2 Elk jaar keurt de algemene vergadering het verslag goed bedoeld in artikel 1727, § 2, 13°, opgesteld door het bureau, met uitzondering van dat bedoeld in artikel 1727/5, § 5. Dat verslag wordt meegedeeld aan de minister van Justitie.]2]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-06-18/03, art. 217, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<W 2024-05-15/03, art. 80, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1727/2.[1 § 1. Het bureau bestaat uit negen vaste leden en negen plaatsvervangende leden die doen blijken van relevante competenties in het domein van de bemiddeling of op het stuk van praktijkervaring of opleiding inzake bemiddeling.
Voor elk vast lid wordt een plaatsvervangend lid aangewezen.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen en voor de voordracht van de leden.
De vaste en plaatsvervangende leden worden door de Koning aangewezen, op met redenen omklede voordracht:
1° van twee leden, door de Ordre des barreaux francophones et germanophone voor de advocaten die tot die Orde behoren;
2° van twee leden, door de Orde van Vlaamse balies voor de advocaten die tot die Orde behoren;
3° van vier leden, twee voor elke taalrol, door de Koninklijke Federatie van het Belgisch notariaat voor de notarissen;
4° van zes leden, drie van elke taalrol, door de representatieve instanties voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarder noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus of eremagistraat zijn, en door andere beroepsorganisaties dan die van voormelde beroepen en die in hun midden erkende bemiddelaars tellen;
5° van twee leden, elk van een verschillende taalrol, die magistraat, emeritus-magistraat of eremagistraat zijn, door de Hoge Raad voor de Justitie;
6° van twee leden, elk van een verschillende taalrol, door de Nationale Kamer van Gerechtsdeurwaarders voor de gerechtsdeurwaarders.
Na advies van de Commissie, overeenkomstig artikel 1727, § 2, 9°, stelt de minister van Justitie een lijst op van instanties die geacht worden representatief te zijn voor de bemiddelaars die noch het beroep van advocaat noch dat van notaris noch dat van gerechtsdeurwaarder noch dat van magistraat uitoefenen en die geen emeritus- of eremagistraat zijn.
Voor de toepassing van dit artikel wordt de kandidaat-notaris gelijkgesteld met een notaris en wordt de kandidaat-gerechtsdeurwaarder gelijkgesteld met een gerechtsdeurwaarder.
§ 2. De leden worden benoemd voor een periode van drie jaar. Een volledig voltooid mandaat kan slechts eenmaal worden verlengd. De termijn van het mandaat vangt aan vanaf de dag van de bekendmaking van hun benoeming in het Belgisch Staatsblad. Een lid dat reeds twee mandaten heeft uitgeoefend, kan zich kandidaat stellen voor een derde mandaat indien er zich bij een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad geen of onvoldoende kandidaten melden om de vacante mandaten te hernieuwen.
Het mandaat van een lid kan voortijdig beëindigd worden door het ontslag van het lid, door een beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau of op vraag van drie vierden van de leden van de algemene vergadering. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 1.
§ 3. Een aangevangen doch onderbroken mandaat wordt voltooid door de ter vervanging benoemde personen van dezelfde beroepsgroep en taalrol.
De leden van het bureau, met inbegrip van de voorzitter en de ondervoorzitter bedoeld in paragraaf 4, oefenen hun ambt uit tot zij vervangen zijn.
§ 4. De algemene vergadering wijst te midden de leden van het bureau en voor een niet verlengbare periode van drie jaar een voorzitter aan en een ondervoorzitter die de voorzitter zo nodig vervangt, evenals een secretaris. De ambten van voorzitter en ondervoorzitter worden afwisselend toegekend aan een Franstalig lid en een Nederlandstalig lid. Het voorzitterschap en het ondervoorzitterschap worden bovendien bij voorkeur afwisselend uitgeoefend door notarissen, advocaten, magistraten, gerechtsdeurwaarders en door bemiddelaars die geen van voornoemde beroepen uitoefenen.
De voorzitter van het bureau is tevens voorzitter van de Federale bemiddelingscommissie.]1
----------
(1)<W 2024-05-15/03, art. 81, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.1727/2/1. [1 § 1er. Het bureau coördineert de activiteiten van de Commissie, waakt over de uitvoering van de beslissingen genomen door haar organen en is belast met het dagelijks beheer.
Het bureau keurt de beslissingen of adviezen van de commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en van de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming goed op grond van artikel 1727/4, § 3.
Het bureau is belast met de aangelegenheden bedoeld in artikel 1727, § 2, 10°, 11° en 12°, en legt aan de algemene vergadering voorstellen voor in het kader van de aangelegenheid bedoeld in artikel 1727, § 2, 9°.
Het bureau stelt een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de algemene vergadering. Zodra dit reglement door de algemene vergadering is goedgekeurd, wordt het op de website van de Commissie gepubliceerd.
§ 2. Het bureau wijst te midden van de vaste leden of plaatsvervangende leden van het bureau, voor elke vaste commissie een voorzitter en ondervoorzitter van verschillende taalrollen aan.
De aanstelling wordt bevestigd of ongedaan gemaakt op de eerste vergadering van de algemene vergadering volgend op de hernieuwing van het bureau. De algemene vergadering benoemt een ander lid van het bureau als het een door het bureau gedane benoeming niet bevestigt. De beslissingen genomen door de voorzitter en de ondervoorzitter waarvan de benoemingen niet zouden bevestigd worden, blijven evenwel hun gevolgen hebben.
De aanstelling geldt voor een duur van drie jaar beginnend op de dag van de eerste vergadering van het nieuw samengestelde bureau of in voorkomend geval van de aanstelling door de algemene vergadering.
Voor het voorzitterschap en ondervoorzitterschap van elke commissie wordt een toerbeurt in acht genomen tussen de leden van de Franstalige of Nederlandstalige taalrol.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2024-05-15/03, art. 82, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1727/3.[2 § 1.]2 [1 Er worden drie vaste commissies opgericht:
- de commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars;
- de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming;
- de commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling.]1
[2 § 2. De leden van de commissies voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming worden benoemd door de Koning voor een periode van drie jaar. Hun mandaat kan slechts eenmaal worden verlengd. Hun mandaat vangt aan op de dag van de publicatie van hun benoeming in het Belgisch Staatsblad. Het eindigt na verloop van drie jaar of, indien de drie jaar nog niet verstreken zijn, op de dag van de eerste algemene vergadering gehouden na de hernieuwing van de mandaten van de leden van het bureau. Een lid dat reeds twee mandaten heeft uitgeoefend, kan zich kandidaat stellen voor een derde mandaat indien er zich bij een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad geen of onvoldoende kandidaten melden om de vacante mandaten te vernieuwen.
De leden van de vaste commissies oefenen hun opdracht uit tot hun vervanging.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-06-18/03, art. 219, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<W 2024-05-15/03, art. 83, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1727/4.[1 § 1. [3 De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming bestaan elk uit een voorzitter of een ondervoorzitter en vier vaste leden. Er worden ook twee plaatsvervangende leden aangeduid. Met uitzondering van de voorzitter of de ondervoorzitter, telt elke commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden.
Bij afwezigheid wordt de voorzitter vervangen door de ondervoorzitter of, zo nodig, door een ander lid van de betrokken vaste commissie van dezelfde taalgroep als de voorzitter.
§ 1/1. Een oproep tot kandidaten wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. De leden worden benoemd door de Koning op voordracht van een lijst opgesteld door het bureau, en waarin een met redenen omkleed advies is opgenomen met betrekking tot maximaal vierentwintig kandidaten, die in volgorde van voorkeur zijn gerangschikt. De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen, voor de voordracht van de leden en kan de criteria voor de kandidaatstelling bepalen.
Het mandaat van een lid kan voortijdig beëindigd worden door het ontslag van het lid, door een beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau of op vraag van drie vierden van de leden van de algemene vergadering. De als vervanger aangewezen persoon wordt door het bureau gekozen uit de in het eerste lid bedoelde lijst. Indien op deze lijst geen vervanger kan worden gevonden, wordt er vervolgens gehandeld overeenkomstig het eerste lid. In alle gevallen voltooien de ter vervanging benoemde personen het mandaat van de voorganger.]3
§ 2. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming kunnen deskundigen raadplegen die geen lid zijn van de commissie en hen uitnodigen om deel te nemen aan hun vergaderingen. Zij hebben een raadgevende stem.
§ 3. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming moeten, voor hun respectieve opdrachten, een advies of een beslissing ter goedkeuring aan het bureau voorleggen betreffende de opdrachten bedoeld in artikel 1727, § 2, 1°, 2°, 3° en 4°.
§ 4. De commissie voor de erkenning van Belgische en buitenlandse bemiddelaars en de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming stellen een huishoudelijk reglement op dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de algemene vergadering. Nadat dit reglement door de algemene vergadering is goedgekeurd, wordt het op de website van de Commissie bekendgemaakt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-06-18/03, art. 220, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<W 2022-12-06/02, art. 40, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
(3)<W 2024-05-15/03, art. 84, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1727/5.[1 § 1. [3 De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling is samengesteld uit vijf leden, een voorzitter of een ondervoorzitter en vier effectieve assessoren. Er worden tevens vier plaatsvervangende assessoren aangeduid. De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij afwezigheid of verhindering. Met uitzondering van de voorzitter of de ondervoorzitter, telt de commissie evenveel Nederlandstalige als Franstalige leden. De commissie bestaat uit een Nederlandstalig en een Franstalig college met elk twee effectieve assessoren, en de voorzitter of de ondervoorzitter. De commissie wordt voorgezeten door een lid van het Bureau dat, vanaf zijn aanwijzing, geen zitting meer heeft in een andere vaste of bijzondere commissie. De voorzitter en de ondervoorzitter moeten het bewijs leveren van voldoende kennis van de andere landstaal.]3
Ten minste een lid van het Nederlandstalig college of het Franstalig college moet het bewijs leveren van de kennis van het Duits.
De assessoren, die geen lid mogen zijn van de federale bemiddelingscommissie, worden voorgedragen door de algemene vergadering en benoemd door de minister van Justitie bij een met redenen omklede beslissing. De voordracht wordt met redenen omkleed op grond van hun vaardigheid in het tuchtrecht en in het oplossen van geschillen. De Koning bepaalt de nadere regels voor de bekendmaking van de vacatures, voor de indiening van de kandidaturen, voor de voordracht van de leden en de criteria voor de kandidaatstelling.
[2 § 1/1. [3 De assessoren worden benoemd voor een periode van drie jaar. Hun mandaat kan slechts tweemaal worden verlengd. Het mandaat van een assessor kan voortijdig beëindigd worden door diens ontslag of door een met redenen omklede beslissing genomen door de minister van Justitie op voorstel van het bureau of op vraag van drie vierden van de leden van de algemene vergadering. Er wordt vervolgens gehandeld overeenkomstig paragraaf 1, derde lid. In alle gevallen voltooien de ter vervanging benoemde personen het mandaat van de voorganger. Indien het gaat om een eerste mandaat, kan het mandaat van de ter vervanging benoemde persoon tweemaal worden verlengd. Een lid dat reeds drie volledige mandaten heeft uitgeoefend, kan zich kandidaat stellen voor een vierde mandaat indien er zich bij een oproep tot kandidaatstelling in het Belgisch Staatsblad geen of onvoldoende kandidaten melden om de vacante mandaten te hernieuwen.]3]2
§ 2. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling is, door toedoen van het Nederlandstalig of Franstalig college, belast met de tucht van bemiddelaars overeenkomstig artikel 1727, § 2, [2 6°]2, en met de behandeling van klachten tegen bemiddelaars [3 ...]3 en verstrekt advies bij betwisting van het honorarium van bemiddelaars. [3 Deze laatste is ook belast met het ontvangen van klachten tegen instellingen die opleidingen in bemiddeling verschaffen en informeert de commissie voor de erkenning van opleidingen en de opvolging van de permanente vorming hiervan in voorkomend geval.]3
De keuze van het college, Franstalig of Nederlandstalig, wordt gemaakt door de bemiddelaar of de instelling die het voorwerp uitmaakt van de procedure.
De commissie voor de tuchtregeling en de klachtenbehandeling is ook belast met het formuleren van voorstellen overeenkomstig [2 artikel 1727, § 2, 5° en 8°,]2 die ter goedkeuring worden voorgelegd aan de algemene vergadering.
[3 § 2/1. De commissie houdt zitting in verenigde colleges bij het formuleren van de in paragraaf 2 bedoelde voorstellen, evenals bij het opstellen van het in paragraaf 3 bedoelde reglement van procesvoering en van het in paragraaf 5 bedoelde verslag.]3
§ 3. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling stelt haar reglement van procesvoering op. Het reglement wordt door de algemene vergadering bekrachtigd. Na goedkeuring ervan door de algemene vergadering wordt het reglement op de website van de Commissie bekendgemaakt.
§ 4. De commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling kan, door toedoen van het Nederlandstalig of Franstalig college, de volgende sancties opleggen ten aanzien van een erkend bemiddelaar :
- de verwittiging;
- de berisping;
- de verplichting om een stage te voldoen gedurende de periode en volgens de nadere regels bepaald door de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling;
- de verplichting om het beroep uitsluitend in co-bemiddeling uit te oefenen voor de duur en volgens de nadere regels bepaald door de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling;
- de schorsing voor een periode die niet meer dan één jaar mag bedragen;
- de intrekking van de erkenning.
§ 5. Ieder jaar maakt de commissie voor de tuchtregeling en klachtenbehandeling een verslag op van de uitvoering van haar opdrachten gedurende het afgelopen jaar. Dat verslag bevat suggesties met betrekking tot de wenselijkheid om wijzigingen aan te brengen in de tuchtprocedure of in de klachtenbehandeling evenals in de deontologische code. Dat verslag wordt meegedeeld aan de minister van Justitie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-06-18/03, art. 221, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(2)<W 2022-12-06/02, art. 41, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
(3)<W 2024-05-15/03, art. 85, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art. 1727/6. [1 De afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State doet op verzoekschrift uitspraak over beroepen tot schorsing en nietigverklaring van griefhoudende beslissingen gewezen door de federale bemiddelingscommissie bedoeld in artikel 1727/5, § 4.
De termijn voor indiening van het verzoekschrift bedoeld in het eerste lid, bedraagt een maand te rekenen van de kennisgeving van de beslissing van de federale bemiddelingscommissie.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-07-11/12, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.1728.[1 § 1. De documenten opgemaakt en de mededelingen gedaan in de loop van en ten behoeve van een bemiddelingsprocedure zijn vertrouwelijk. Zij mogen niet worden aangevoerd in enige gerechtelijke, administratieve of arbitrale procedure of in enige andere procedure voor de oplossing van conflicten en zijn niet toelaatbaar als bewijs, zelfs niet als buitengerechtelijke bekentenis.
Behoudens schriftelijk uitgedrukte andersluidende wil van de partijen, vallen het bemiddelingsprotocol en het (de) door de partijen ondertekende bemiddelingsakkoord(en) alsook het eventuele document opgesteld door de bemiddelaar dat het feit van de mislukking van de bemiddeling vaststelt, niet onder deze vertrouwelijkheidsplicht.
Daarnaast kan de vertrouwelijkheidsplicht, met schriftelijke instemming van de partijen, en binnen de grenzen die zij bepalen, worden opgeheven. Omgekeerd kunnen de partijen, in onderling akkoord en op schriftelijke wijze, documenten of mededelingen daterend van vóór de aanvang van het bemiddelingsproces vertrouwelijk maken.
§ 2. Onverminderd zijn wettelijke verplichtingen, mag de bemiddelaar de feiten waarvan hij uit hoofde van zijn ambt kennis krijgt, niet openbaar maken. Hij mag door de partijen niet worden opgeroepen als getuige in een burgerrechtelijke, administratieve of arbitrale procedure met betrekking tot de feiten waarvan hij kennis heeft genomen in de loop van zijn bemiddeling. Hij mag evenmin de reden van de mislukking van deze vorm van minnelijke conflictoplossing onthullen, ook niet aan de rechter of arbiter bij wie een geschil tussen de partijen van de bemiddeling aanhangig is gemaakt.
Artikel 458 van het Strafwetboek is van toepassing op de bemiddelaar.
§ 3. In het kader van en ten behoeve van zijn opdracht kan de bemiddelaar, met instemming van de partijen, de derden horen die daarmee instemmen of, wanneer de complexiteit van de zaak zulks vereist, een beroep doen op de diensten van een deskundige in het desbetreffende domein. Zij zijn gehouden tot de vertrouwelijkheidsplicht bedoeld in paragraaf 1, eerste lid. Paragraaf 2 is van toepassing op de deskundige.
§ 4. Bij schending van de vertrouwelijkheids- of geheimhoudingsplicht door degenen die daartoe gehouden zijn krachtens deze bepaling, doet de rechter of arbiter in billijkheid uitspraak over de eventuele toekenning van schadevergoeding, en over de omvang ervan.
Vertrouwelijke documenten en mededelingen die desondanks zijn meegedeeld of waarop een partij steunt in strijd met de vertrouwelijkheidsplicht, worden ambtshalve uit de debatten geweerd.]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 222, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art.1729. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 13; Inwerkingtreding : 30-09-2005> Elke partij kan te allen tijde een einde maken aan de bemiddeling, zonder dat dit tot haar nadeel kan strekken.
HOOFDSTUK II. [1 - De buitengerechtelijke bemiddeling.]1
----------
(1)
Art.1730.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 14; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. Elke partij mag, onverminderd elke gerechtelijke of arbitrale procedure, voor, tijdens of na een rechtspleging aan de andere partijen voorstellen om een beroep te doen op de bemiddelingsprocedure. De partijen wijzen in onderlinge overeenstemming de bemiddelaar aan of belasten een derde met die aanwijzing.
§ 2. Zo het voorstel bij aangetekende brief wordt verzonden en een aanspraak bevat op een recht, wordt het gelijkgesteld met de ingebrekestelling bedoeld in artikel [1 5.240]1 van het Burgerlijk Wetboek.
§ 3. In dezelfde omstandigheden schorst het voorstel gedurende een maand de verjaring van de aan dat recht verbonden vordering.
----------
(1)<W 2022-04-28/25, art. 11, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.1731.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 15; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. De partijen bepalen onderling, in samenspraak met de bemiddelaar, de nadere regels van het verloop van de bemiddeling, alsmede de duur ervan. Die overeenkomst wordt schriftelijk vastgelegd in een bemiddelingsprotocol dat wordt ondertekend door de partijen en de bemiddelaar. De bemiddelingskosten en erelonen komen gelijkelijk ten laste van de partijen, tenzij die er anders over beslissen.
§ 2. Het bemiddelingsprotocol bevat :
1° de naam en de woonplaats van de partijen en hun raadslieden;
2° de naam, de hoedanigheid en het adres van de bemiddelaar, en in voorkomend geval de vermelding dat de bemiddelaar erkend is door de in artikel 1727 bedoelde commissie;
3° de herinnering aan het principe dat bemiddeling op vrijwillige basis geschiedt;
4° een beknopt overzicht van het geschil;
5° [1 de vertrouwelijkheid die wordt gehecht aan de documenten en de mededelingen in het kader van bemiddeling;]1
6° de wijze waarop het ereloon van de bemiddelaar, het tarief ervan, alsook de betalingsvoorwaarden worden bepaald;
7° de datum;
8° de ondertekening door de partijen en de bemiddelaar.
§ 3. De ondertekening van het protocol schorst de verjaringstermijn voor de duur van de bemiddeling.
§ 4. Behoudens uitdrukkelijk akkoord van de partijen, eindigt de schorsing van de verjaringstermijn één maand na kennisgeving door een van de partijen, of door de bemiddelaar aan de andere partij of partijen, van hun wil om een einde te maken aan de bemiddeling. Deze kennisgeving gebeurt bij aangetekende brief.
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 224, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art.1732. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 16; Inwerkingtreding : 30-09-2005> Wanneer de partijen tot een bemiddelingsakkoord komen, wordt dat in een gedateerd en door hen en de bemiddelaar ondertekend geschrift vastgelegd. In voorkomend geval wordt melding gemaakt van de erkenning van de bemiddelaar.
Die akte bevat de precieze verbintenissen van elk van de partijen.
Art.1733.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 17; Inwerkingtreding : 30-09-2005> In geval van akkoord en indien de bemiddelaar die de bemiddeling leidde erkend is door de commissie bedoeld in artikel 1727, kunnen de partijen of één van hen het bemiddelingsakkoord dat tot stand kwam overeenkomstig de artikelen 1731 en 1732 ter homologatie voorleggen aan de bevoegde rechter. Dit gebeurt overeenkomstig de artikelen 1025 tot 1034. Het verzoek kan echter ondertekend worden door de partijen zelf, indien het uitgaat van alle bij de bemiddeling betrokken partijen. Het bemiddelingsprotocol wordt bij het verzoek gevoegd.
[1 Indien de bemiddeling betrekking heeft op aangelegenheden bedoeld in artikel 1004/1 vermeldt het bemiddelingsakkoord dat de bemiddelaar de aandacht van de partijen heeft gevestigd op het belang van het kind en verduidelijkt het op welke wijze rekening werd gehouden met dat belang.]1
De rechter kan de homologatie van het akkoord alleen weigeren indien het strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat werd bereikt na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met de belangen van de minderjarige kinderen. [1 Indien het akkoord de in het tweede lid bedoelde informatie niet bevat, vraagt de rechter de partijen hun akkoord op dit punt aan te vullen en schorst hij de behandeling van het verzoek totdat de partijen het akkoord hebben aangevuld.]1
De homologatiebeschikking heeft de gevolgen van een vonnis, in de zin van artikel 1043.
----------
(1)<W 2024-03-27/02, art. 119, 011; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
HOOFDSTUK III. - De gerechtelijke bemiddeling.
Art.1734.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 18; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. [2 In elke stand van het geding, alsook in kort geding, behalve voor het Hof van Cassatie en voor de arrondissementsrechtbank, kan de rechter voor wie een zaak hangende is, op gezamenlijk verzoek van de partijen of op eigen initiatief maar met instemming van de partijen, een bemiddeling bevelen, zolang de zaak niet in beraad is genomen.
Wanneer de rechter van mening is dat een verzoening tussen de partijen mogelijk is, [5 en voor zover de redelijke termijn om tot een gerechtelijke beslissing te bekomen niet in het gedrang komt,]5 kan hij, ambtshalve of op verzoek van een van de partijen, [5 ...]5 na de partijen gehoord te hebben, een bemiddeling bevelen. Indien alle partijen daartegen gekant zijn, kan de rechter geen bemiddeling bevelen.]2
[3 Indien er ernstige aanwijzingen zijn dat de ene partij geweld, bedreigingen of enige andere vorm van druk gebruikt of heeft gebruikt ten aanzien van de andere partij, dan mag de rechter geen bemiddeling bevelen zonder zich ervan te vergewissen dat die laatste partij daar vrij in toestemt. Daartoe verzoekt hij om de mondelinge toestemming van die laatste partij, in afwezigheid van de andere partij.]3
[2 § 1/1. De partijen of, in afwezigheid van partijen, hun advocaat kunnen de rechter gezamenlijk vragen om de bemiddelaar of de bemiddelaars die zij voordragen aan te wijzen. Tenzij de door de partijen voorgedragen bemiddelaar of bemiddelaars niet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 1726, willigt de rechter dit verzoek in.
[4 Indien de partijen geen overeenstemming bereiken over de aan te wijzen bemiddelaar of bemiddelaars, gaat de rechter over tot de aanwijzing van een of meerdere bemiddelaars, die erkend zijn overeenkomstig artikel 1727, § 2, bij voorkeur op basis van een lijst met alle bemiddelaars die is opgesteld door de Federale bemiddelingscommissie overeenkomstig artikel 1727, § 2, 10°. De rechter kiest een of meerdere bemiddelaars die geschikt zijn in het licht van de aard van het geschil tussen de partijen en die, voor zover mogelijk, gevestigd zijn in de buurt van de woonplaats van de partijen.]4]2
§ 2. [2 De beslissing die de partijen beveelt om het geschil te trachten op te lossen door een bemiddeling bedoeld in paragraaf 1, vermeldt de naam en de hoedanigheid van de erkende bemiddelaar of erkende bemiddelaars, legt de duur vast van hun opdracht, zonder dat die de termijn van zes maanden mag overschrijden en stelt de zaak vast op de eerst nuttige datum na het verstrijken van deze termijn is.]2
§ 3. Uiterlijk tijdens de in § 2 bedoelde zitting informeren de partijen de rechter over de afloop van de bemiddeling. Indien ze niet tot een akkoord zijn gekomen, kunnen ze [2 in onderlinge overeenstemming]2 om een nieuwe termijn verzoeken of vragen dat de procedure wordt voortgezet.
§ 4. De partijen kunnen om een bemiddeling verzoeken, hetzij in de akte van rechtsingang, hetzij tijdens de zitting, hetzij bij een eenvoudig schriftelijk verzoek dat wordt neergelegd bij of gericht is aan de griffie. In dat laatste geval wordt de rechtsdag bepaald binnen vijftien dagen na het verzoek.
De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op en in voorkomend geval hun raadsman bij gewone brief. Indien het over een gezamenlijk verzoek van de partijen gaat, worden zij, en in voorkomend geval hun raadsman, bij gewone brief opgeroepen.
§ 5. Wanneer de partijen er gezamenlijk om verzoeken dat een bemiddeling wordt bevolen, worden de proceduretermijnen die hen werden verleend geschorst vanaf de dag dat zij dat verzoek doen.
In voorkomend geval kunnen de partijen of één van hen om nieuwe termijnen verzoeken voor de instaatstelling van de zaak tijdens de in § 2 of in artikel 1735, § 5, bedoelde zitting.
----------
(1)<W 2015-10-19/01, art. 49, 004; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(2)<W 2018-06-18/03, art. 225, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
(3)<W 2022-11-06/01, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-12-2022>
(4)<W 2022-12-06/02, art. 42, 010; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
(5)<W 2024-05-15/03, art. 86, 012; Inwerkingtreding : 07-06-2024>
Art.1735.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 19; Inwerkingtreding : 30-09-2005> § 1. Binnen acht dagen na uitspraak van de beslissing bezorgt de griffie de bemiddelaar bij gerechtsbrief een voor eensluidend verklaard afschrift van het vonnis. Binnen acht dagen brengt de bemiddelaar de rechter en de partijen bij brief op de hoogte van de plaats, de dag en het uur waarop hij zijn opdracht zal aanvatten.
§ 2. De bemiddeling kan betrekking hebben op het hele geschil of op een gedeelte ervan.
§ 3. Gedurende de bemiddeling blijft de rechter geadieerd en kan hij op elk ogenblik elke door hem noodzakelijk geachte maatregel treffen. Op verzoek van de bemiddelaar of van een van de partijen kan hij ook vóór het verstrijken van de vastgestelde termijn een einde maken aan de bemiddeling.
§ 4. Op elk ogenblik van de procedure kan de aangewezen bemiddelaar door een andere erkende bemiddelaar worden vervangen, bij overeenkomst tussen de partijen, die door hen ondertekend wordt en bij het dossier van de procedure wordt gevoegd.
§ 5. De zaak kan vóór de vastgestelde dag weer voor de rechter worden gebracht bij eenvoudige, schriftelijke en ter griffie neergelegde of aan de griffie gerichte verklaring door de partijen of door een van hen. De rechtsdag wordt bepaald binnen vijftien dagen na het verzoek.
De griffier roept de partijen bij gerechtsbrief op en in voorkomend geval hun raadsman bij gewone brief. Indien het over een gezamenlijk verzoek van de partijen gaat, worden zij, en in voorkomend geval hun raadsman, bij gewone brief opgeroepen.
[1 § 6. De maatregelen bevolen overeenkomstig de artikelen 1734 en 1735 zijn niet vatbaar voor enig rechtsmiddel.]1
----------
(1)<W 2018-06-18/03, art. 226, 006; Inwerkingtreding : 12-07-2018>
Art.1736.<Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 20; Inwerkingtreding : 30-09-2005> De bemiddeling verloopt overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 1731 en 1732.
Bij afloop van zijn opdracht meldt de bemiddelaar de rechter schriftelijk of de partijen al dan niet tot een akkoord zijn gekomen.
Zo de bemiddeling tot een, zelfs gedeeltelijk bemiddelingsakkoord leidt, kunnen de partijen of één van hen overeenkomstig artikel 1043 de rechter verzoeken dat akkoord te homologeren.
[1 Indien de bemiddeling betrekking heeft op aangelegenheden bedoeld in artikel 1004/1 vermeldt het bemiddelingsakkoord dat de bemiddelaar de aandacht van de partijen heeft gevestigd op het belang van het kind en verduidelijkt het op welke wijze rekening is gehouden met dat belang.]1
De rechter kan de homologatie van het akkoord alleen weigeren indien het strijdig is met de openbare orde of indien het akkoord dat bekomen werd na een bemiddeling in familiezaken strijdig is met het belang van de minderjarige kinderen. [1 Indien het akkoord de in het vierde lid bedoelde informatie niet bevat, vraagt de rechter de partijen hun akkoord op dit punt aan te vullen en schorst hij de behandeling van het verzoek totdat de partijen het akkoord hebben aangevuld.]1
Zo de bemiddeling niet tot een volledig bemiddelingsakkoord heeft geleid, wordt de procedure op de vastgestelde dag voortgezet, maar behoudt de rechter de mogelijkheid om, zo hij dat opportuun acht en alle partijen ermee instemmen, de opdracht van de bemiddelaar voor een door hem bepaalde termijn te verlengen.
----------
(1)<W 2024-03-27/02, art. 120, 011; Inwerkingtreding : 08-04-2024>
Art. 1737. <Ingevoegd bij W 2005-02-21/36, art. 21; Inwerkingtreding : 30-09-2005> Er is geen voorziening mogelijk tegen de beslissing waarbij de bemiddeling wordt bevolen, verlengd of beëindigd.