Details





Titel:

30 NOVEMBER 1966. - Koninklijk besluit betreffende de aanwijzing van tweetalige adjuncten in de centrale diensten.



Inhoudstafel:


Art. 1-4, 4bis, 5-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1990800802  1999002072  2001002156  2003002122 



Artikels:

Artikel 1. In de centrale diensten is de bij artikel 43, § 6, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, bedoelde chef van de afdeling alleen de hoge ambtenaar die, ten aanzien van de overheid waaronder bij ressorteert, rechtstreeks verantwoordelijk is voor de eenheid in de administratieve rechtspraak.
  Indien de tweetaligheid van de chef niet bewezen is aan de hand van de bij artikel 43, § 3, lid 3, van bovenvermelde wetten voorgeschreven bewijzen, wordt hem een tweetalig adjunct toegevoegd, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden en na oproep tot de kandidaten.

Art.2. De kennis van de door de chef niet gekende taal wordt door de kandidaat-adjunct bewezen door het feit dat bij niet behoort tot dezelfde taalrol als de chef. De bepalingen van het koninklijk besluit dd 30 november 1966, tot regeling van de inschrijving van de ambtenaren van de hoofdbesturen en van de in België zetelende uitvoeringsdiensten op een van de taalrollen (II), zijn ten deze toepasselijk.
  De kennis van de andere taal wordt door de adjunct bewezen aan de hand van de bewijzen voorgeschreven bij artikel 43, § 3, lid 3, van bovenvermelde wetten.

Art.3. Wanneer hij niet titularis is van de graad, die in de afdeling onmiddellijk lager ligt dan die van de chef, wordt de adjunct met die graad bekleed. Deze wordt bepaald zonder rekening te houden met de gelijkstellingen die geschiedden op grond van artikel 43, § 3, lid 4, van de gecoördineerde wetten.
  Wanneer bij titularis is van een graad die overeenkomt met de graad, die onmiddellijk lager ligt dan die van de chef, wordt de adjunct met dezelfde graad, als die van de chef bekleed.
  De adjunct op wie lid 1 is toegepast bekleedt dezelfde graad als die van de chef, wanneer hij aangewezen wordt om in het kader een betrekking in te nemen die overeenkomt met de graad die onmiddellijk lager ligt dan die van de chef en verder de functies van tweetalig adjunct blijft waarnemen.

Art.4. De bepalingen die de statutaire hiërarchie regelen kunnen de toepassing van artikel 43, § 6, van de gecoördineerde wetten niet in de weg staan.
  De bij artikel 3 van dit besluit bepaalde graadverlening geschiedt in overtal.
  Absolute prioriteit voor de aanwijzing tot tweetalig adjunct wordt verleend aan de ambtenaar, die tegelijk voldoet aan de voorwaarden gesteld bij artikel 43, § 3, lid 3, van de gecoördineerde wetten en aan die welke, inzake bevorderingen, opgelegd worden door de bepalingen die de statutaire hiërarchie regelen.
  De in overtal met een hogere graad beklede ambtenaar blijft in die toestand tot dat hij overeenkomstig de laatstgenoemde bepalingen, geroepen is om een met zijn graad overeenkomende organieke betrekking in te nemen onverminderd nochtans de toepassing van artikel 3, lid 3. Ondertussen blokkeert hij in het kader de betrekking, die hij, zo hij niet met een hogere graad was bekleed, inneemt of zou ingenomen hebben. Ten opzichte van de bevorderingen, de veranderingen in graad en de overplaatsingen in het organiek kader, blijft zijn toestand die welke normaal verbonden is aan de met de geblokkeerde betrekking overeenkomende graad.

Art. 4bis. <Ingevoegd bij KB 1999-04-20/39, art. 1, Inwerkingtreding : onbepaald > In afwijking van de bepalingen van de artikelen 3 en 4 van dit besluit, wordt de tweetalig adjunct van de chef van de afdeling die bij mandaat werd aangewezen met toepassing van het koninklijk besluit van 20 april 1999 tot organisatie van de benoeming, de loopbaan en de evaluatie van de ambtenaren belast met het beheer van sommige overheidsdiensten, tijdelijk bekleed met de graad die, naargelang van het geval, onmiddellijk lager ligt of dezelfde is als die van de chef.
  Wanneer het mandaat van de chef van de afdeling wordt beëindigd, verliest de tweetalig adjunct zijn hoedanigheid en de geldelijke voordelen verbonden aan die hoedanigheid. Hij herneemt de betrekking die overeenkomt met zijn graad.

Art.5. De adjunct oefent al zijn werkzaamheden uit in dezelfde afdeling.

Art.6. De adjunct staat de chef terzijde bij de afdoening van de zaken behandeld in de taal, die laatstgenoemde niet kent.
  Hij neemt kennis van alle andere zaken, waarin de eenheid van rechtspraak kan in het gedrang komen.
  Hij mag er in geen geval toe verplicht worden om letterlijke en schriftelijke vertaling van de stukken van het dossier te geven.

Art.7. De betrekkingen tussen de chef en de ambtenaren, wier taal hij niet kent, geschieden door bemiddeling van de adjunct.

Art.8. De rechten verworven door de ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit als taaladjunct aangeduid zijn blijven verworven; bovendien vallen ze onder toepassing van dit besluit voor zover zij nog steeds deze functie uitoefenen.

Art.9. Het koninklijk besluit van 6 april 1954 houdende, ten aanzien van de rijkshoofdbesturen, aanvullende maatregelen ter uitvoering van artikel 4 van de wet van 28 juni 1932, op het gebruik der talen in bestuurszaken, is opgeheven.

Art.10. Artikel 43, § 6, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 treedt in werking de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 12. Onze Ministers zijn belast, ieder wat hem betreft, met de uitvoering van dit besluit.