Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

26 AUGUSTUS 1966. - Koninklijk besluit betreffende de ondersteuning en de dakcontrole in steenkolenmijnen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest <BVR2011-07-15/41, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 06-09-2013>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-09-2011 en tekstbijwerking tot 06-09-2011)



Inhoudstafel:

Toepassingsgebied.
Art. 1
Algemene bepalingen.
Art. 2
Aanvullende bepalingen betreffende ontginningswerkplaatsen.
Art. 3
Aanvullende bepalingen betreffende ontginningswerkplaatsen in steile lagen.
Art. 4
Voorschriften.
Art. 5
Ondersteuningsmateriaal.
Art. 6
Plichten van het personeel.
Art. 7
Afwijkingen.
Art. 8
Beroep.
Art. 9
Overtredingen.
Art. 10
Opheffing.
Art. 11
Uitvoering.
Art. 12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2011035717 



Artikels:

Toepassingsgebied.
Artikel 1. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op alle ondergrondse werken van steenkolenmijnen.

Algemene bepalingen.
Art.2. Alle werken die voor het personeel toegankelijk zijn worden zonder verwijl voorzien van een ondersteuning die aan de aard van de grond en aan de gekozen ontginningswijze aangepast is. Deze ondersteuning wordt regelmatig onderhouden.
  Kan na het delven geen definitieve ondersteuning aangebracht worden, dan wordt zonder verwijl een passende voorlopige ondersteuning geplaatst.
  Wanneer de aard van het gesteente dit toelaat, kan de verantwoordelijke agent evenwel beslissen geen ondersteuning aan te brengen of het plaatsen ervan uit te stellen. In dat geval neemt hij schikkingen om aan het gevaar van vallende stenen het hoofd te bieden.
  Wanneer een onmisbaar gedeelte van de ondersteuning, zelfs tijdelijk, moet weggenomen worden, worden maatregelen genomen om de overblijvende ondersteuning vooraf te versterken.

Aanvullende bepalingen betreffende ontginningswerkplaatsen.
Art.3. Rekening gehouden met alle andere voorschriften en noodwendigheden, gaat het pijlerfront zo snel mogelijk vooruit.
  In pijlers waar de ontkoling niet snel kan geschieden en in reservepijlers is de ondersteuning aan deze bijzondere omstandigheden aangepast.
  Bij het graven van mijngangen aan de muur of aan het dak en bij het plaatsen van de ondersteuning wordt rekening gehouden met het gevaar voor massale verschuivingen van het nevengesteente.
  In werkplaatsgalerijen tracht men door de ondersteuning de natuurlijke dichtheid van het nevengesteente te behouden, zonder de ontspanning ervan al te zeer tegen te werken.

Aanvullende bepalingen betreffende ontginningswerkplaatsen in steile lagen.
Art.4. Naarmate het snijden in de kolen vordert, wordt een aanvullende ondersteuning aangebracht om het gebeurlijk verschuiven van de overhangende kolen tegen te gaan.
  De achterkant van de pijler wordt zo goed mogelijk opgevuld volgens een procédé dat de stevigheid van de ondersteuning niet aantast.

Voorschriften.
Art.5. De verantwoordelijke agent stelt voor ieder werk in de kolenlaag of in het gesteente algemene voorschriften op die aan de aard van het mijnveld en aan de normale omstandigheden van de ontginning aangepast zijn.
  Deze voorschriften bepalen o.m. de aard, de afmetingen of het type en de schikking van de verschillende bestanddelen van de ondersteuning en gebeurlijk van de betimmering en, voor de ontginningswerkplaatsen, de wijze van opvulling of van dakbreuk.
  In pijlers waar dakbreuk toegepast wordt, bepalen de voorschriften bovendien welke algemene voorzorgsmaatregelen bij het wegnemen van de ondersteuning moeten genomen worden.
  De voorschriften worden ter kennis gebracht van de personeelsleden van de mijn, aan ieder wat hem betreft.
  Zij worden ingeschreven in een register dat ter beschikking van de mijningenieur gehouden wordt; deze laatste mag eisen dat zij hem medegedeeld worden.

Ondersteuningsmateriaal.
Art.6. Een voldoende voorraad ondersteuningsmateriaal wordt voortdurend beschikbaar gehouden op bepaalde plaatsen die al het personeel of een gedeelte ervan kent, zonder gevaar toegankelijk en dicht bij de plaats van de werken gelegen zijn.

Plichten van het personeel.
Art.7. De leden van het toezichtspersoneel dragen er, ieder binnen de perken van zijn bevoegdheid, zorg voor dat deze bepalingen en de voorschriften bij toepassing daarvan opgesteld stipt nageleefd worden. Zij bevelen de nodig geachte versterkingsmaatregelen, meer bepaald bij het bereiken van een storing of bij een verslechtering van het nevengesteente.
  Al wie met het plaatsen of met het wegnemen van de ondersteuning belast is leeft de ontvangen voorschriften en onderrichtingen na. Zodra hij na enige onderbreking van het werk op de plaats van de werken aankomt en zo dikwijls dit tijdens het werk nodig is, onderzoekt hij het dak, de wanden en de ondersteuning door middel van een behoorlijk werktuig om het terrein af te kloppen dat door de werkgever te zijner beschikking gesteld wordt. Telkens wanneer het nodig blijkt, vervangt of versterkt hij de ondersteuning.

Afwijkingen.
Art.8. De mijningenieur mag voor een termijn van ten hoogste drie jaar afwijkingen van de bepalingen van dit besluit verlenen of zulke afwijkingen verlengen. Hij mag ze te allen tijde intrekken.
  De mijningenieur mag het verlenen van een afwijking afhankelijk stellen van voorwaarden die hij bepaalt.
  De beslissingen van de mijningenieur zijn met redenen omkleed.
  Wordt één van de opgelegde voorwaarden niet nageleefd, dan is de afwijking van rechtswege geschorst.

Beroep.
Art.9. De belanghebbenden kunnen bij de Minister tot wiens bevoegdheid het Mijnwezen behoort in beroep gaan tegen de beslissingen die de mijningenieur krachtens artikel 8 genomen heeft. De Minister beslist na het advies van de bevoegde inspecteur-generaal der mijnen te hebben ingewonnen.

Overtredingen.
Art.10. De overtredingen van :
  de bepalingen van dit besluit;
  de voorschriften krachtens dit besluit door de aansprakelijke persoon opgelegd;
  de voorwaarden van de vergunningen tot afwijking van de bepalingen van dit besluit,
  worden vervolgd en gevonnist overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 130 en 131 van de gecoördineerde mijnwetten.

Opheffing.
Art.11. Het koninklijk besluit van 16 december 1953 betreffende de ondersteuning en de dakcontrole in de steenkolenmijnen wordt opgeheven.

Uitvoering.
Art. 12. Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.