Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

30 JUNI 1966. - Koninklijk besluit betreffende het statuut van de reisbureaus. (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid bij <BVR2007-07-19/88, art. 35, Inwerkingtreding : 01-09-2007>) (NOTA : Opgeheven voor het Waals Gewest bij <BWG2010-05-27/08, art. 29, 004; Inwerkingtreding : 16-06-2010>) (NOTA : Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij <BESL2012-09-27/04, art. 27, 005; Inwerkingtreding : 18-10-2012>) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 18-11-1987 en tekstbijwerking tot 17-10-2012)



Inhoudstafel:

TITEL I. INWERKINGTREDING VAN DE WET VAN 21 APRIL 1965.
Art. 1
TITEL II. VERGUNNINGEN.
HOOFDSTUK I. DE VERSCHILLENDE CATEGORIEEN VAN VERGUNNINGEN
Art. 2
HOOFDSTUK II. DE VOORWAARDEN TOT HET VERLENEN VAN DE VERGUNNING
AFDELING 1. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE PERSONEN
LEEFTIJD
Art. 3
NATIONALITEIT
Art. 4
BEROEPSBEKWAAMHEID.
Art. 5-7
AFDELING 2. VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE ONDERNEMINGEN.
FINANCIELE MOGELIJKHEDEN.
Art. 8
BORGTOCHT
Art. 9-11
TECHNISCHE UITRUSTING.
Art. 12
HOOFDSTUK III. PROCEDURE VOOR HET VERLENEN VAN DE VERGUNNINGEN.
Art. 13-17
HOOFDSTUK IV. PROCEDURE VOOR INTREKKING EN SCHORSING VAN DE VERGUNNINGEN.
Art. 18
HOOFDSTUK V. BEROEPEN.
Art. 19
TITEL III. VERPLICHTINGEN VAN DE VERGUNNINGHOUDERS.
HOOFDSTUK I. (SCHILDEN EN VERGUNNINGEN) <KB 01-02-1975, art. 16>
Art. 20, 20bis
HOOFDSTUK II. VERMELDINGEN.
Art. 21
HOOFDSTUK III. PLICHTENLEER.
Art. 22
HOOFDSTUK IV. GEBRUIK MAKEN VAN DE BORGTOCHT.
Art. 23-31
HOOFDSTUK V. VERGOEDINGEN
Art. 32
HOOFDSTUK VI. STATISTIEKEN
Art. 33
TITEL IV. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art. 34-35, 35bis, 36-37



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

1996035529 



Artikels:

TITEL I. _ INWERKINGTREDING VAN DE WET VAN 21 APRIL 1965.
Artikel 1. De wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus treedt in werking op 1 augustus 1966.

TITEL II. _ VERGUNNINGEN.
HOOFDSTUK I. _ DE VERSCHILLENDE CATEGORIEEN VAN VERGUNNINGEN
Art.2. <KB 01-02-1975, art. 1, gepubl. 1-3-1975, gedeeltelijk vernietigd door de Raad van State, B.St. 23-03-1978>
  § 1. Er zijn drie categorieën van vergunningen welke de uitoefening van de in artikel 1, § 1, van de wet van 21 april 1965, omschreven werkzaamheid toelaten, volgens het hiernavolgend onderscheid :
  1° vergunning van categorie A, voor :
  a) de organisatie, als aannemer of onderaannemer, en de verkoop van individuele of groepsreizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som;
  b) de verkoop, als tussenpersoon, van door derden georganiseerde reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, van logiesbons en van maaltijdbons;
  c) de verkoop, als tussenpersoon, van biljetten voor alle vervoermiddelen.
  De vergunningaanvrager kan deze werkzaamheid beperken tot de verkoop van speciale individuele groepsbiljetten voor reizen per spoor van studenten, jonge lieden en/of arbeiders en/of de verkoop van biljetten voor niet regelmatige gecharterde luchtreizen; dat wordt dan uitdrukkelijk vermeld op de vergunning.
  2° vergunning van categorie B, voor :
  a) de verkoop, als tussenpersoon, van door derden georganiseerde reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, van logiesbons en van maaltijdbons;
  b) de verkoop, als tussenpersoon, van biljetten voor alle vervoermiddelen.
  De vergunningaanvrager kan deze werkzaamheid beperken tot de verkoop van speciale individuele groepsbiljetten voor reizen per spoor van studenten, jonge lieden en/of arbeiders en/of de verkoop van biljetten voor niet regelmatige gecharterde luchtreizen; dat wordt dan uitdrukkelijk vermeld op de vergunning.
  3° vergunning van categorie C, aan autocarexploitanten verleend voor :
  a) de organisatie, als aannemer of onderaannemer, en de verkoop van reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som wanneer het grootste deel van het vervoer per autocar moet geschieden;
  b) de verkoop, als tussenpersoon, van reizen en verblijven die door derden, houders van één der in dit artikel bedoelde vergunningen, worden georganiseerd tegen een vaste som, wanneer het grootste deel van het vervoer per autocar moet geschieden.
  § 2. Eenzelfde natuurlijke of rechtspersoon mag geen houder van vergunningen van verschillende categorieën zijn.

HOOFDSTUK II. _ DE VOORWAARDEN TOT HET VERLENEN VAN DE VERGUNNING
AFDELING 1. _ VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE PERSONEN
LEEFTIJD
Art.3. De vergunningaanvrager of degenen die met het dagelijks beheer van de onderneming belast zijn, moeten volle 25 jaar oud zijn.
  Die leeftijd wordt teruggebracht op volle 21 jaar voor de overlevende echtgenoot of de afstammelingen van het ondernemigshoofd dat tot aan zijn overlijden een van de in artikel 2 beschreven werkzaamheden regelmatig heeft uitgeoefend.

NATIONALITEIT
Art.4. De vergunningaanvrager of degenen die met het dagelijks beheer van de onderneming belast zijn, moeten één der volgende hoedanigheden bezitten :
  onderdaan zijn van één der Lid- of geassocieerde Staten van de Europese Economische Gemeenschap;
  onderdaan zijn van één der Lidstaten van de Raad van Europa die het Europees Vestigingsverdrag hebben bekrachtigd;
  staatlozen zijn die bestendig in België verblijven; onderdaan zijn van een Staat welke aan Belgen een gelijkwaardige wederkerigheid toekent en die bestendig in België verblijven.
  Verder, vennootschappen naar buitenlands recht, die niet behoren tot één der Lid- of geassocieerde Staten van de Europese Economische Gemeenschap moeten behoren tot één Staat die een gelijkwaardige wederkerigheid toekent aan vennootschappen naar Belgisch recht en een bestendige werkzetel in België hebben.

BEROEPSBEKWAAMHEID.
Art.5. § 1. De aanvrager van een vergunning van categorie A of degenen die met het dagelijks beheer van de onderneming belast zijn, moeten het bewijs leveren dat zij aan werkzaamheden als omschreven in artikel 2 hebben deelgenomen gedurende vijf jaar, (...). <KB 1987-10-22/35, art. 1, a, 002; Inwerkingtreding : 1987-11-18>
  Als de betrokkene met goed gevolg onderwijs betreffende het toerisme gevolgd heeft in een inrichting daartoe erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, wordt die duur verminderd tot twee jaar (...).<KB 1987-10-22/35, art. 1, b, 002; Inwerkingtreding : 1987-11-18>
  (...) <lid ingevoegd bij KB 01-02-1975, art. 4, vernietigd doo arrest van de Raad van State nr. 18.701, 18 januari 1978>
  § 2. De aanvrager van een vergunning van categorie B of degenen die met het dagelijks beheer van de onderneming belast zijn, moeten het bewijs leveren dat zij aan werkzaamheden als omschreven in artikel 2 hebben deelgenomen gedurende drie jaar, waarvan ten minste één als aangestelde voor de uitgifte van vervoerbiljetten.
  Als de betrokkene met goed gevolg onderwijs betreffende het toerisme gevolgd heeft in een inrichting daartoe erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, wordt die duur verminderd tot één jaar (...). <KB 1988-09-22/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 1988-10-28>
  (...) <lid ingevoegd bij KB 01-02-1975, art. 4, vernietigd doo arrest van de Raad van State nr. 18.701, 18 januari 1978>
  § 3. De aanvrager van een vergunning van categorie C of degenen die met het dagelijks beheer van de onderneming belast zijn, moeten het bewijs leveren dat zij aan werkzaamheden als omschreven in artikel 2 hebben deelgenomen gedurende ten minste één jaar en bovendien werkzaamheden in een autocarexploitatie gedurende ten minste twee jaar hebben uitgeoefend.
  Als de betrokkene met goed gevolg onderwijs betreffende het toerisme gevolgd heeft in een inrichting daartoe erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, volstaat de uitoefening van werkzaamheden in een autocarexploitatie gedurende ten minste twee jaar.
  (...) <lid ingevoegd bij KB 01-02-1975, art. 4, vernietigd doo arrest van de Raad van State nr. 18.701, 18 januari 1978>
  § 4. (Met het in §§ 1, 2 en 3 bedoelde onderwijs worden gelijkgesteld de opleiding die wordt gestaafd door een getuigschrift dat wordt erkend vanwege een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, en de opleiding die als volwaardig wordt erkend door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie van een Lidstaat.) <KB 1987-10-22/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1987-11-18>
  Art. 5. (Vlaamse Gewest)
  § 1. De aanvrager van een vergunning van categorie A of degenen die ter plaatse met het dagelijks beheer van een hoofdkantoor belast zijn en degenen die ter plaatse met de werkelijke leiding van elk bijhuis van de onderneming belast zijn, moeten het bewijs leveren dat zij aan werkzaamheden als omschreven in artikel 2 hebben deelgenomen gedurende vijf jaar.
  Als de betrokkene met goed gevolg onderwijs betreffende het toerisme gevolgd heeft in een instelling daartoe erkend door de minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, wordt die duur verminderd tot twee jaar.) <BVR 1996-04-02/42, art. 1, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  § 2. (De aanvrager van een vergunning van categorie B of degenen die ter plaatse met het dagelijks beheer van een hoofdkantoor belast zijn en degenen die ter plaatse met de werkelijke leiding van elk bijhuis van de onderneming belast zijn, moeten het bewijs leveren dat zij aan werkzaamheden als omschreven in artikel 2 hebben deelgenomen gedurende drie jaar.
  Als de betrokkene met goed gevolg onderwijs betreffende het toerisme gevolgd heeft in een instelling daartoe erkend door de minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, wordt die duur verminderd tot één jaar.) <BVR 1996-04-02/42, art. 2, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  § 3. (De aanvrager van een vergunning van categorie C of degenen die ter plaatse met het dagelijks beheer van een hoofdkantoor belast zijn en degenen die ter plaatse met de werkelijke leiding van elk bijhuis van de onderneming belast zijn, moeten het bewijs leveren dat zij aan werkzaamheden als omschreven in artikel 2 hebben deelgenomen gedurende ten minste één jaar en bovendien werkzaamheden in een autocarexploitatie gedurende ten minste twee jaar hebben uitgeoefend.) <BVR 1996-04-02/42, art. 3, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  Als de betrokkene met goed gevolg onderwijs betreffende het toerisme gevolgd heeft in een inrichting daartoe erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, volstaat de uitoefening van werkzaamheden in een autocarexploitatie gedurende ten minste twee jaar.
  § 4. (Met het in §§ 1, 2 en 3 bedoelde onderwijs worden gelijkgesteld de opleiding die wordt gestaafd door een getuigschrift dat wordt erkend vanwege een Lidstaat van de Europese Gemeenschappen, en de opleiding die als volwaardig wordt erkend door een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie van een Lidstaat.) <KB 1987-10-22/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1987-11-18>

Art.6. (Opgeheven) <KB 01-02-1975, art. 5>

Art.7. Wanneer een met het dagelijks beheer belaste persoon het hoofdkantoor of een bijhuis van de onderneming verlaat, moet hij vervangen worden binnen de zes maanden indien die vervanging de voorwaarde is van de naleving van de bepalingen van de artikelen 3, 4 en 5 inzake ouderdom, nationaliteit en beroepsbekwaamheid.

AFDELING 2. _ VOORWAARDEN MET BETREKKING TOT DE ONDERNEMINGEN.
FINANCIELE MOGELIJKHEDEN.
Art.8. De vergunningaanvrager moet het bewijs leveren dat het volgend kapitaal voorhanden is :
  voor een vergunning van categorie A : 500 000 F;
  voor een vergunning van categorie B : 300 000 F;
  voor een vergunning van categorie C : 300 000 F.
  Het kapitaal van de vennootschappen moet volgestort zijn tot de in het eerste lid bepaalde bedragen.
  Dit artikel is niet van toepassing op verenigingen zonder winstoogmerk.
  Art. 8. (Vlaamse Gewest)
  (De vergunningaanvrager moet het bewijs leveren dat het volgend kapitaal voorhanden is :
  voor een vergunning van categorie A : 1 250 000 F;
  voor een vergunning van categorie B : 750 000 F;
  voor een vergunning van categorie C : 750 000 F.) <BVR 1996-04-02/42, art. 4, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  Het kapitaal van de vennootschappen moet volgestort zijn tot de in het eerste lid bepaalde bedragen.
  Dit artikel is niet van toepassing op verenigingen zonder winstoogmerk.

BORGTOCHT
Art.9. <KB 01-02-1975, art. 8>
  § 1. De vergunningaanvrager moet het bewijs leveren dat hij een borgtocht heeft gesteld tot een beloop van :
  1. voor een vergunning van de categorieën A of C, als de onderneming haar reizen tegen een vaste som of verblijven tegen een vaste som overwegend verkoopt door toedoen van andere reisbureaus, voor ten hoogste 20 bedienden : 2 000 000 F vermeerderd met 1 000 000 F voor elke groep van 10 bedienden;
  2. voor een vergunning van de categorie A, als de onderneming tewerkstelt :
  2 bedienden ten hoogste : 400 000 F;
  van 3 tot 5 bedienden : 600 000 F;
  van 6 tot 10 bedienden : 800 000 F;
  meer dan 10 bedienden : 1 000 000 F, vermeerderd met 300 000 F per bijhuis;
  3. voor een vergunning van de categorie B : 300 000 F vermeerderd met 300 000 F per bijhuis;
  4. voor een vergunning van de categorie C als de onderneming exploiteert :
  van 1 tot 5 autocars : 300 000 F;
  van 6 tot 10 autocars : 400 000 F;
  van 11 tot 15 autocars : 500 000 F;
  vermeerderd met 200 000 F per gedeelte van 5 autocars;
  vermeerderd met 300 000 F per bijhuis.
  § 2. Voor de toepassing van § 1, wordt rekening gehouden met :
  - de bedienden die in het hoofdkwartier en de bijhuizen van de onderneming tewerkgesteld zijn op het tijdstip van de aanvraag en vervolgens, op 1 juli van ieder jaar;
  - de autocars door het hoofdkantoor en de bijhuizen van de onderneming aangewend voor de organisatie van reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, op het tijdstip van de aanvraag en vervolgens op 1 juli van ieder jaar;
  - de bijhuizen in exploitatie.
  Het bedrag van de borgstelling moet worden aangepast bij de opening van een bijhuis en, in voorkomend geval, vóór het verstrijken van de maand juli.
  Art. 9. (Vlaamse Gewest)
  (1. voor een vergunning van de categorieën A of C, als de onderneming haar reizen tegen een vaste som of verblijven tegen een vaste som overwegend verkoopt door toedoen van andere reisbureaus, voor ten hoogste 2 bedienden : 2 000 000 F vermeerderd met 2 500 000 F voor elke groep van 10 bedienden;) <BVR 1996-04-02/42, art. 5, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  (2. voor een vergunning van de categorie A, als de onderneming tewerkstelt :
  2 bedienden ten hoogste : 1 000 000 F;
  van 3 tot 5 bedienden : 1 500 000 F;
  van 6 tot 10 bedienden : 2 000 000 F;
  meer dan 10 bedienden : 2 500 000 F, vermeerderd met 750 000 F per bijhuis;) <BVR 1996-04-02/42, art. 6, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  (3. voor een vergunning van de categorie B : 750 000 F vermeerderd met 750 000 F per bijhuis;) <BVR 1996-04-02/42, art. 7, Inwerkingtreding : 02-04-1996>
  (4. voor een vergunning van de categorie C als de onderneming exploiteert :
  van 1 tot 5 autocars : 750 000 F;
  van 6 tot 10 autocars : 1 000 000 F;
  van 11 tot 15 autocars : 1 250 000 F;
  vermeerderd met 500 000 F per gedeelte van 5 autocars;
  vermeerderd met 750 000 F per bijhuis." (BVR 1996-04-02/42, art. 8, Inwerkingtreding : 02-04-1996)>
  § 2. Voor de toepassing van § 1, wordt rekening gehouden met :
  - de bedienden die in het hoofdkwartier en de bijhuizen van de onderneming tewerkgesteld zijn op het tijdstip van de aanvraag en vervolgens, op 1 juli van ieder jaar;
  - de autocars door het hoofdkantoor en de bijhuizen van de onderneming aangewend voor de organisatie van reizen tegen een vaste som en verblijven tegen een vaste som, op het tijdstip van de aanvraag en vervolgens op 1 juli van ieder jaar;
  - de bijhuizen in exploitatie.
  Het bedrag van de borgstelling moet worden aangepast bij de opening van een bijhuis en, in voorkomend geval, vóór het verstrijken van de maand juli.

Art.10. § 1. De borgtocht mag bestaan in geld of in waarden; hij mag ook bestaan in de hoofdelijke borg van een bank of van een verzekeringsmaatschappij daartoe erkend door de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort.

Art.11. De borgtocht in geld of in waarden moet bij de Deposito- en Consignatiekas gestort worden overeenkomstig de wetgeving en de reglementering ter zake.
  De waarden worden geschat volgens de laatste prijscourant door het Bestuur der Registratie en Domeinen opgemaakt en de 20e van elke maand in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt overeenkomstig artikel 6 van het koninklijk besluit van 31 maart 1936 houdende algemeen reglement van de successierechten.
  Als uit twee opeenvolgende prijscouranten blijkt dat de waarde van de borgtocht met meer dan 15 t.h. gedaald is, moet de borgsteller, zonder ertoe uitgenodigd te zijn, onmiddellijk het verschil bijleggen.

TECHNISCHE UITRUSTING.
Art.12. <KB 01-02-1975, art. 10> De vergunningaanvrager moet blijvend beschikken, zowel voor het hoofdkantoor als voor de bijhuizen, over vaste lokalen waarin de beschouwde werkzaamheid op waardige wijze kan uitgeoefend worden.
  Die lokalen moeten daartoe aangepast zijn en beschikken over :
  - de noodzakelijke materiële voorzieningen;
  - een oppervlakte van ten minste :
  25 m2 voor een vergunning van categorie A;
  20 m2 voor een vergunning van categorie B;
  16 m2 voor een vergunning van categorie C.
  Die oppervlakte kan herleid worden tot 16 m2 voor een bijhuis van categorie B ingericht in een lokaal dat eveneens bestemd is voor de uitoefening van andere werkzaamheden dan deze van reisbureau.
  - een afbakening en een afzondering door middel van een doorlopend schot dat ten minste 2,50 m hoog is.
  De verenigingen zonder winstoogmerk kunnen toelating bekomen om de werkzaamheden omschreven in artikel 1, § 1, van de wet van 21 april 1965 uit te oefenen in hetzelfde lokaal waar zij de andere werkzaamheden uitoefenen die tot hun sociaal doel behoren.

HOOFDSTUK III. _ PROCEDURE VOOR HET VERLENEN VAN DE VERGUNNINGEN.
Art.13. De aanvraag om vergunning wordt bij ter post aangetekende brief gericht aan de (bevoegde Commissaris voor toerisme.) <KB 09-03-1977, art. 6>

Art.14. § 1. Bij de aanvraag moeten de volgende bescheiden worden gevoegd :
  (1° een getuigschrift van goed zedelijk gedrag, sedert ten hoogste drie maanden afgeleverd, ten name van de aanvrager indien het een natuurlijk persoon betreft, van de beheerders of zaakvoerders indien het een rechtspersoon betreft, alsmede ten name van de personen belast met het dagelijks beheer van de onderneming.
  Indien de betrokkene onderdaan is van één der lid- of geassocieerde Staten van de Europese Economische Gemeenschappen of van één der lid-Staten van de Raad van Europa die het Europees Vestigingsverdrag hebben bekrachtigd, mag het getuigschrift van goed zedelijk gedrag worden vervangen door om het even welk document uitgereikt door de bevoegde overheid waaruit blijkt dat de vereisten inzake leeftijd en nationaliteit voorgeschreven bij de artikelen 3 en 4 van dit besluit en deze inzake eerbaarheid voorgeschreven bij artikel 6, 2°, van de wet van 21 april 1965, worden nagekomen;) <KB 1987-10-22/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 1987-11-18>
  2° de bijlagen tot het Belgisch Staatsblad waarin de laatst geldende beschikkingen betreffende de vennootschap of de vereniging waarvan de wet de bekendmaking voorschrijft, bekendgemaakt werden;
  3° (de getuigschriften of andere stukken waaruit de beroepsbekwaamheid van de aanvrager of van de personen belast met het dagelijks beheer van (...) de onderneming kan blijken;) <KB 01-02-1975, art. 11>
  4° de bescheiden die getuigen van de financiële mogelijkheden van de aanvrager;
  5° de bescheiden waaruit de toepassing van de vrijstellings- of overgangsmaatregelen kan blijken;
  6° het bericht van de Deposito- en Consignatiekas of het afschrift van de akte van verbintenis van de hoofdelijke borg waaruit de borgstelling blijkt;
  7° een inlichtingsblad met de kenmerken van de onderneming, inzonderheid wat betreft het getal van de bedienden of autocars waarmede rekening moet worden gehouden voor het bepalen van het bedrag van de borgtocht;
  8° (een plan met de inrichting van de lokalen zowel van het hoofdkantoor als van de bijhuizen van de onderneming;) <KB 01-02-1975, art. 11>
  (9° zowel voor het hoofdkantoor als voor elk van de bijhuizen van de onderneming, ten minste twee foto's, de ene met de voorgevel van het voorgesteld gebouw en de aanpalende gebouwen, de andere met de plaatsen bestemd voor de uitoefening van de werkzaamheden omschreven in artikel 2;) <KB 01-02-1975, art. 11>
  (10° het huurcontract van het hoofdkantoor en desnoods van de bijhuizen;)<KB 01-02-1975, art. 11>
  (11° in voorkomend geval, een schriftelijke verbintenis van de aanvrager waarbij hij verzaakt aan de werkzaamheden omschreven in artikel 2, § 1, 1°, c of in artikel 2, § 1, 2°, b.) <KB 01-02-1975, art. 11>
  § 2. Voor de aanvraag en voor het informatiebulletijn dient er gebruik gemaakt van de formulieren geleverd door de (bevoegde Commissaris van toerisme) <KB 09-03-1977, art. 6>
  § 3. Elke wijziging die eender welk element van de aanvraag om vergunning en van de bescheiden die haar vergezelden betreft, moet bij een ter post aangetekende brief, ter kennis gebracht aan de (bevoegde Commissaris voor toerisme), binnen een termijn van tien dagen. <KB 09-03-1977, art. 6>

Art.15. (De (bevoegde Commissaris voor toerisme) beslist over de aanvraag om vergunning alsmede over iedere wijziging van de vermeldingen aangebracht op de vergunning, na het advies van de bevoegde afdeling van het technisch comité te hebben ingewonnen.) <KB 01-02-1975, art. 12> <KB 09-03-1977, art. 6>
  Elk advies of elke beslissing wordt gemotiveerd.
  Elke beslissing wordt bij ter post aangetekende brief ter kennis gebracht binnen de negentig dagen van de ontvangst van de vergunningsaanvraag.
  De ontstentenis van kennisgeving binnen die termijn komt neer op een weigering.

Art.16. (§ 1. De vergunning vermeldt de naam van de onderneming, de plaatsen van het hoofdkantoor en van de bijhuizen, de toegelaten werkzaamheden, de namen van de houders, de afgevaardigden-beheerders, de zaakvoerders en de personen belast met het dagelijks beheer.) <KB 01-02-1975, art. 13>
  § 2. Er worden evenveel afschriften van de vergunning uitgereikt als de onderneming bijhuizen telt.

Art.17. Geen enkele onderneming mag in exploitatie gesteld worden vóór het verlenen van de vereiste vergunning.
  Evenwel, mag ingeval van overlijden van de houder van de vergunning de exploitatie van de onderneming voortgezet worden, op voorwaarde dat een nieuwe vergunningaanvraag wordt ingediend binnen zes maanden na het overlijden, tot aan de eventuele kennisgeving van een definitieve beslissing van weigering.

HOOFDSTUK IV. _ PROCEDURE VOOR INTREKKING EN SCHORSING VAN DE VERGUNNINGEN.
Art.18. § 1. In de gevallen bedoeld in artikel 6 van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus kan de (bevoegde Commissaris voor toerisme), na met redenen omkleed advies van de bevoegde afdeling van het technisch comité, de vergunning schorsen of intrekken bij gemotiveerde beslissing die bij een ter post aangetekende brief ter kennis wordt gebracht. <KB 09-03-1977, art. 6>
  § 2. Wanneer de (bevoegde Commissaris voor toerisme) voornemens is de vergunning te schorsen of in te trekken, geeft hij de betrokkene kennis, bij een ter post aangetekende brief, van de reden van de voorgenomen maatregel. Tevens legt hij de zaak voor aan de bevoegde afdeling van het technisch comité. <KB 09-03-1977, art. 6>
  § 3. De bevoegde afdeling van het technisch comité brengt slechts een gemotiveerd advies uit na de betrokkene bij een aangetekende brief, ter post bezorgd ten minste vijf dagen vóór de datum vastgesteld voor het onderzoek van de zaak, te hebben verzocht in eigen persoon, of bij gevolmachtigde, houder van de stukken, vóór de afdeling te verschijnen.
  De betrokkene mag door een persoon naar keuze bijgestaan worden en een schriftelijke memorie neerleggen op de zitting waarvoor hij werd opgeroepen.

HOOFDSTUK V. _ BEROEPEN.
Art.19. (Ingeval van weigering, schorsing of intrekking van de vergunning door de (bevoegde Commissaris voor toerisme), kan de betrokkene binnen tien dagen vanaf de verzending van de kennisgeving, bij een ter post aangetekende brief, een gemotiveerd beroep aantekenen bij de minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort.) <KB 01-02-1975, art. 15> <KB 09-03-1977, art. 6>
  In het geval voorzien bij artikel 15, vierde lid, gaat de termijn voor de indiening van het beroep in op de datum waarop de weigering als definitief beschouwd wordt.
  De Minister doet uitspraak bij gemotiveerde beslissing waarvan bij een ter post aangetekende brief kennis wordt gegeven, binnen de negentig dagen na de ontvangst van het beroep en na het gemotiveerd advies van het technisch comité zetelend in verenigde afdelingen te hebben ingewonnen. Dit comité brengt slechts een gemotiveerd advies uit na de betrokkene bij een ter post aangetekende brief, ten minste vijf dagen vóór die vastgesteld voor het onderzoek der zaak, te hebben verzocht in eigen persoon of bij gevolmachtigde, houder van de stukken, vóór het comité te verschijnen. De betrokkene mag door een persoon naar zijn keuze bijgestaan worden en een schriftelijke memorie neerleggen op de zitting waarvoor hij werd opgeroepen.
  Het beroep heeft schorsende kracht.

TITEL III. _ VERPLICHTINGEN VAN DE VERGUNNINGHOUDERS.
HOOFDSTUK I. _ (SCHILDEN EN VERGUNNINGEN)
Art.20. De (bevoegde commissaris voor toerisme) bezorgt aan de houder van een vergunning afgegeven overeenkomstig artikel 1, §§ 1 of 2, 1° van de wet van 21 april 1965, houdende het statuut van de reisbureaus, een schild, in zoveel exemplaren als de onderneming hoofdzetel en bijhuizen telt, schild dat eigendom van de Staat blijft en dat dicht bij de ingang voor het publiek zichtbaar op de inrichting moet worden aangebracht. <KB 09-03-1977, art. 6>
  De modellen van schild verschillen volgens de toegelaten werkzaamheden.
  (lid 3 opgeheven) <KB 01-02-1975, art. 17>

Art. 20bis. <KB 01-02-1975, art. 18>
  § 1. In geval van intrekking of schorsing van de vergunning of bij het ophouden van de werkzaamheid, moeten de vergunning alsmede de schilden van de betrokken instellingen teruggegeven worden binnen tien dagen na de verzending van de kennisgeving van de definitieve beslissing van intrekking of van schorsing of binnen tien dagen na het ophouden van de werkzaamheid.
  § 2. Ingeval van wijziging in de vermeldingen op de vergunning, moeten de vergunning en desgevallend de schilden van de betrokken instellingen teruggegeven worden binnen tien dagen na de uitreiking van de nieuwe vergunning en, desgevallend, van de nieuwe schilden.

HOOFDSTUK II. _ VERMELDINGEN.
Art.21. <KB 01-02-1975, art. 19> De benaming van de onderneming, de categorie en het nummer van de vergunning moeten worden vermeld op de beroepsdocumenten en in de reclame van de onderneming.

HOOFDSTUK III. _ PLICHTENLEER.
Art.22. De houder van een vergunning is ertoe gehouden :
  1. Tegenover zijn cliënten :
  a) de juiste nodige inlichtingen betreffende de prijzen en de voorwaarden van een reis of van een verblijf te geven;
  b) (...); <KB 1988-09-22/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1988-10-28>
  c) de, in de voorziene voorwaarden, diensten te verstrekken waartoe hij zich verplicht heeft;
  d) het geheim te bewaren van al de voorwaarden van een reis of verblijf, zelfs als deze reis of verblijf niet gedaan werd, tenzij hij onderrichtingen van de cliënt daaromtrent heeft ontvangen, tenzij hij geroepen wordt om in rechte getuigenis af te leggen of de wet hem verplicht die voorwaarden bekend te maken;
  e) de door een cliënt gestorte fondsen niet te gebruiken voor andere doeleinden dan die van de onderneming en de aan cliënten verschuldigde fondsen zonder verwijl terug te bezorgen;
  f) geen beroep te doen op leveranciers of onderaannemers die niet de betrouwbare beroeps- of morele waarborgen bieden.
  2. Tegenover zijn leveranciers :
  a) (...); <KB 1988-09-22/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1988-10-28>
  b) de sommen die hen toekomen in hun handen te bezorgen binnen de overeengekomen termijnen, zoniet, binnen de gebruikelijke termijnen;
  c) inzake ontbinding van contracten, de overeengekomen termijnen te eerbiedigen, zoniet, de gebruikelijke termijnen;
  d) (...). <KB 1988-09-22/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1988-10-28>
  3. Tegenover zijn confraters :
  zich onthouden van iedere handeling strijdig met de eerlijke gebruiken inzake handel waardoor hij hun of aan een onder hen een gedeelte van hun cliënteel zou ontnemen of zou trachten te ontnemen, of hun krediet zou aantasten of zou trachten aan te tasten of, meer algemeen, hun concurrentievermogen zou aantasten of zou trachten aan te tasten.
  Begaat een daad strijdig met de eerlijke gebruiken inzake handel, inzonderheid hij die :
  a) verwarring sticht of tracht te stichten tussen zijn persoon, zijn onderneming, zijn vertegenwoordigingen, zijn werkzaamheden en die van een mededinger, en dit door gelijk welk middel zoals gelijkenis in de benaming van het reisbureau, in de naam van een reis of verblijf of in de handelsreclame;
  b) valse aantijgingen verspreidt of wetens en willens onjuiste aanduidingen verstrekt omtrent de persoon, de onderneming, de werkzaamheden of het personeel van een mededinger;
  c) onjuiste aanduidingen verstrekt omtrent zijn handelspersoon of zijn reizen of verblijven;
  d) een niet toegelaten gebruik maakt van materieel van een mededinger, inzonderheid van zijn vlugschriften, rondzendbrieven, prospectussen en aanplakbiljetten, zelfs zonder het inzicht een verwarring te scheppen tussen de personen :
  e) (...); <KB 1988-09-22/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1988-10-28>
  f) (...); <KB 1988-09-22/32, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 1988-10-28>
  g) met het inzicht om te schaden, het personeel van een mededinger doet vertrekken of het aanzet de zakengeheimen van zijn mededinger openbaar te maken.

HOOFDSTUK IV. _ GEBRUIK MAKEN VAN DE BORGTOCHT.
Art.23. De borgtocht dient uitsluitend tot zekerheidstelling van de beroepsverbintenissen aangegaan bij de uitoefening van de werkzaamheden gedekt door de vergunning.
  Hij kan echter niet dienen ter betaling van schuldeisers reeds voorzien van een andere waarborg, binnen de perken hiervan.

Art.24. Van de borgtocht mag alleen gebruik worden gemaakt als betaling van de gewaarborgde schuldvorderingen werd gevorderd overeenkomstig de volgende bepalingen.

Art.25. <KB 01-02-1975, art. 20> De schuldeiser moet zijn schuldenaar een aanmaning sturen en een afschrift dezer aan de (bevoegde Commissaris voor toerisme) binnen twaalf maanden na de uitvoering van de werkzaamheden die de schuld hebben doen ontstaan. <KB 09-03-1977, art. 6>
  De (bevoegde Commissaris voor toerisme) zendt binnen tien dagen een verwittiging aan de schuldenaar waarbij hem wordt herinnerd aan de bepalingen van artikel 26 van dit besluit en zendt, desgevallend, afschrift aan de hoofdelijke borg. Al die mededelingen worden bij een ter post aangetekende brief gedaan. <KB 09-03-1977, art. 6>

Art.26. § 1. (Indien binnen tien dagen na de verzending van de in artikel 25, 2e lid beoogde verwittiging, de (bevoegde Commissaris voor toerisme) geen bij ter post aangetekende brief ontvangen heeft vanwege de schuldenaar of vanwege de hoofdelijke borg waarbij hij, hetzij kennis krijgt van het bewijs van de betaling, hetzij van de kennisgeving dat de schuldvordering of de waarborg ervan geheel of gedeeltelijk betwist wordt, wordt de schuldvordering beschouwd als zeker, vaststaand, opeisbaar en gewaarborgd voor het nietbetaalde en nietbetwiste gedeelte en van de borgtocht wordt alsdan gebruik gemaakt overeenkomstig § 2.) <KB 01-02-1975, art. 21, 1°> <KB 09-03-1977, art. 6>
  § 2. Wanneer overeenkomstig § 1 van de borgtocht gebruik dient gemaakt, geeft de (bevoegde Commissaris voor toerisme) de Deposito- en Consignatiekas of, al naar het geval, de hoofdelijke borg onderrichtingen, bij ter post aangetekende brief, de schuldeiser te betalen. <KB 09-03-1977, art. 6>
  De hoofdelijke borg beschikt voor de betaling over een termijn (van tien dagen) te rekenen van de verzending van de aangetekende brief van de (bevoegde Commissaris voor toerisme). Hij moet, binnen dezelfde termijn, bij ter post aangetekende brief, van die betaling kennis geven aan de (bevoegde Commissaris voor toerisme). <KB 01-02-1975, art. 20> <KB 09-03-1977, art. 6>
  § 3. De (bevoegde Commissaris voor toerisme) geeft de schuldeiser kennis van de betaling van de schuldvordering. In geval van betwisting, deelt hij aan de schuldeiser mede dat hij eventueel zijn rechten op de borgtocht kan uitoefenen door de gewone wettelijke middelen. <KB 09-03-1977, art. 6>
  Het geval dat de schuldeiser de betaling tegenspreekt en het geval dat de hoofdelijke borg zijn verplichtingen niet nakomt binnen de in § 2 bepaalde termijn, worden geacht betwistingen te zijn.

Art.27. Indien van de borgtocht gebruik werd gemaakt overeenkomstig artikel 26, moet de vergunninghouder, zonder ertoe uitgenodigd te zijn, de voormelde borgtocht opnieuw samenstellen binnen tien dagen.

Art.28. Wanneer de borgtocht ontoereikend is om al de schuldeisers te betalen die de betaling hebben gevraagd van hun schuldvordering overeenkomstig artikel 25, dan geschiedt de verdeling bij omslag.

Art.29. Iedere bestelbon en iedere factuur uitgaande van een vergunninghouder moet op de voorzijde of op de ommezijde _ maar in dat geval moet op de voorzijde een duidelijke verwijzing staan _ melding maken van het feit dat zijn beroepsverbintenissen gedekt zijn door de borgtocht onder de in dit besluit vastgestelde voorwaarden, het bedrag van de borgtocht en de aanduiding dat de borgtocht slechts kan aangewend worden na de verzending bij ter post aangetekende brief van een aanmaning aan de schuldenaar en van een afschrift dezer aan de (bevoegde Commissaris voor toerisme) <KB 09-03-1977, art. 6>

Art.30. De erkenning van de hoofdelijke borg kan ingetrokken worden door de Minister tot wiens bevoegdheid het toerisme behoort, zonder vergoeding en zonder dat de beslissing van intrekking welke bij ter post aangetekende brief ter kennis wordt gebracht, naar de vorm moet gemotiveerd zijn.
  De erkenning kan worden ingetrokken, onder meer als de hoofdelijke borg de hem in artikel 26, § 2 opgelegde verplichtingen niet is nagekomen.
  Als de erkenning ingetrokken is, wordt de houder van de vergunning door de (bevoegde Commissaris voor toerisme) bij ter post aangetekende brief, uitgenodigd een nieuwe borgtocht te stellen binnen een termijn van tien dagen welke vanaf de datum van verzending van deze uitnodiging begint te lopen. <KB 09-03-1977, art. 6>

Art.31. § 1. De borgtocht is bevrijd in de gevallen en op de data die hierna zijn bepaald :
  1° in geval van werkelijke en definitieve stopzetting van de werkzaamheden die door de vergunning zijn gedekt : op de dag dat de (bevoegde Commissaris voor toerisme) de ter post aangetekende brief ontvangt, waarbij hem kennis wordt gegeven van de stopzetting van die werkzaamheden; <KB 09-03-1977, art. 6>
  2° als de hoofdelijke borg beslist zich van zijn verplichtingen te ontdoen : bij het verstrijken van een termijn van drie maanden ingaande de dag dat de (bevoegde Commissaris voor toerisme) de ter post aangetekende brief ontvangt, waarbij hem kennis wordt gegeven van die beslissing; <KB 09-03-1977, art. 6>
  3° ingeval de erkenning van de hoofdelijke borg wordt ingetrokken : de tiende dag na de verzending van de ter post aangetekende brief waarbij aan de hoofdelijke borg kennis wordt gegeven van de intrekking van de erkenning.
  § 2. De borgtocht blijft bestaan voor het waarborgen van de schuldvorderingen die vóór zijn bevrijding zijn ontstaan en waarvan de betaling is gevorderd overeenkomstig artikel 25, en ten laatste binnen zes maanden na de datum van de bevrijding.

HOOFDSTUK V. _ VERGOEDINGEN
Art.32. De houder van een vergunning moet, als aandeel in de beheers- en controlekosten, een jaarlijkse vergoeding betalen ten belope van 1 per duizend van de borgtocht die hij heeft moeten stellen.
  De vergoeding wordt geïnd door de (bevoegde Commissaris voor toerisme) <KB 09-03-1977, art. 6>.
  Zij dient betaald vóór de aflevering van de vergunning en vervolgens vóór 1 maart van elk jaar na dat van de aflevering.
  Zij hoeft niet terugbetaald te worden in geval van schorsing of van intrekking van de vergunning of van staking van de uitoefening van de werkzaamheden gedekt door de vergunning.

HOOFDSTUK VI. _ STATISTIEKEN
Art.33. De houder van een vergunning moet ieder jaar de inlichtingen in verband met het toeristische bedrijf verstrekken welke de commissaris-generaal voor toerisme hem vraagt.
  Die inlichtingen zijn vertrouwelijk en uitsluitend bestemd voor statistieken inzake toerisme.

TITEL IV. _ OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.
Art.34. § 1. Op voorwaarde dat hij een aanvraag om vergunning indient binnen drie maanden na de inwerkingtreding van dit besluit, mag ieder natuurlijke of rechtspersoon, die, de dag van deze inwerkingtreding, werkzaamheden uitoefent, welke volgens het artikel 2, hetzij van een vergunning van categorie A, hetzij van een vergunning van categorie B, hetzij van een vergunning van categorie C, afhangen, deze zelfde werkzaamheden voortzetten tot aan de eventuele kennisgeving van een definitieve beslissing van weigering van de vergunning.
  § 2. (In afwijking van artikel 15, derde lid, wordt van de beslissing over de aanvraag om vergunning, beoogd in de § 1, kennis gegeven bij ter post aangetekende brief binnen een termijn van éénentwintig (21) maanden welke vanaf de datum van de ontvangst van de aanvraag begint te lopen.) <KB 30-04-1968>
  <NOTA : voor het Vlaamse Gewest wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt :
  "§ 3. De houders van een vergunning zoals bepaald door de wet van 21 april 1965 houdende het statuut van de reisbureaus op de dag van de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 2 april 1996 tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juni 1966 betreffende het statuut van de reisbureaus, beschikken over een termijn van twee jaar om te voldoen aan de bepalingen van artikel 5, en over een termijn van één jaar om te voldoen aan de bepalingen van de artikelen 8 en 9." (BVR 1996-04-02/42, art. 9, Inwerkingtreding : 02-04-1996)>

Art.35. § 1. Wanneer de vergunningaanvrager een natuurlijke persoon is, is hij vrijgesteld van de vereisten inzake leeftijd, nationaliteit en beroepsbekwaamheid voor het bekomen van de vergunning om werkzaamheden uit te oefenen voor dewelke hij de bepalingen van artikel 34 kan inroepen indien hij deze werkzaamheden uitoefent ten minste sedert één jaar vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 april 1965 houdende het statuut der reisbureaus en in de voorwaarden voorzien in de §§ 1 of 2 van artikel 1 van deze wet.
  § 2. Wanneer de vergunningaanvrager een rechtspersoon is, zijn de met het dagelijks beheer belaste personen van dezelfde vereisten vrijgesteld om er de werkzaamheden voor te zetten die zij er sedert ten minste één jaar vóór de inwerkingtreding van de wet van 21 april 1965, houdende het statuut van de reisbureaus, uitoefenden.

Art. 35bis. <NOTA : Dit artikel werd uitsluitend voor het Vlaamse Gewest ingevoegd bij BVR 1996-04-02/42, art. 10, Inwerkingtreding : 02-04-1996> De bedragen, vermeld in de artikelen 8 en 9, worden vijfjaarlijks en voor de eerste maal op 1 januari 2001 aangepast aan de evolutie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, met als basis indexcijfer 122,08 van februari 1996. Het resultaat van de berekening wordt afgerond naar het eersthogere duizendtal.

Art.36. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 1966.

Art. 37. Onze Minister-Staatssecretaris voor het Toerisme is belast met de uitvoering van dit besluit.