Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

13 APRIL 1965. - [Koninklijk besluit tot regeling van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering van de leden van het personeel van de federale overheidsdiensten] (KB 2002-09-05/37, art. 155; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid wat de rechtspositie van het personeel van de in artikel I 1 bedoelde instelling betreft bij BVR 2003-09-05/45, art. 44; Inwerkingtreding : 01-10-2000)



Inhoudstafel:


Art. 1-6



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1946070819  1946073104 



Uitvoeringsbesluit(en):

1995000212  2000003472  2001027582  2013014728 



Artikels:

Artikel 1.Aan de personeelsleden van de federale overheidsdiensten wordt een forfaitaire vergoeding toegekend voor het geval van in het belang van de dienst bevolen standplaatsverandering.De ongehuwde personeelsleden krijgen echter alleen de gemaakte kosten terugbetaald; die terugbetaling mag niet méér belopen dan het bedrag van de forfaitaire vergoeding die aan het gehuwde personeel wordt toegekend. (KB 2002-09-05/37, art. 156; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242)

Art.2.De vergoeding wordt niet toegekend :
  1° aan hem die, onmiddellijk vóór een standplaatsverandering, geen deel uitmaakte van het in artikel 1 bedoelde personeel;
  2° aan het personeelslid dat overgeplaatst wordt;
  a) wegens persoonlijke aangelegenheden;
  b) bij tuchtmaatregel of,
  c) bij ordemaatregel.
  3° aan het personeelslid dat, in disponibiliteit gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden of wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst, weder in dienst wordt geroepen;
  4° aan het personeelslid dat in actieve dienst wordt teruggeroepen nadat het wegens een andere reden in disponibiliteit is gesteld of nadat het voor het vervullen van een opdracht vrijstelling van dienst heeft bekomen, wanneer het tijdens de disponibiliteit of de dienstvrijstelling van woonplaats is veranderd en in zijn vroegere administratieve standplaats opnieuw in dienst wordt geroepen. (KB van 14-12-1970, art. 12, publicatie in B.St. 15-01-1971)
  5° wanneer de mutatie geen aanleiding heeft gegeven tot verhuizing van het meubilair;
  6° aan het personeelslid dat een rondreizende functie uitoefent, bij het vervullen van de opdrachten die hem worden toevertrouwd in het hem toegewezen ambtsgebied;
  7° wanneer de afstand tussen de vroegere en de nieuwe standplaats geen vijf kilometer overschrijdt, behalve wanneer aan het personeelslid de verplichting wordt opgelegd zijn intrek te nemen in een door het bestuur aangeduid onroerend goed of van standplaats te veranderen.

Art.3.Het bedrag van de in artikel 1 bepaalde vergoeding wegens standplaatsverandering, is vastgesteld als volgt :



 Forfaitaire vergoedingBijkomende kilometervergoeding (heen en terug)
personeelsleden van niveau A149,98 EUR85 c
personeelsleden van niveau B en C128,91 EUR72 c
personeelsleden van niveau D107,84 EUR60 c


  Het personeelslid wiens gezin bestaat uit meer dan vier personen ten laste, wordt voor de berekening van de vergoeding, ondersteld tot het onmiddellijk hoger niveau te behoren. Gaat het om een personeelslid van niveau A dan wordt hem een bijkomende forfaitaire vergoeding van 21,08 EUR toegekend en een bijkomende kilometervergoeding van 13 c.

  (NOTA : In vorige versies gewijzigd bij :
  KB 1995-03-17/30, art. 34; Inwerkingtreding : 29-03-1995
  KB 2000-07-20/72, art. 6; Inwerkingtreding : 01-01-2002
  BWG 2001-09-13/37, art. 9; Inwerkingtreding : 01-01-2002
  KB 2002-09-05/37, art. 157; Inwerkingtreding : 26-09-2002, zie ook KB 2002-09-05/37, art. 242
  KB 2004-08-04/30, art. 172; Inwerkingtreding : 01-12-2004)

Art.4. Aan de in artikel 1 van dit besluit bedoelde personen wordt voor het geval van een in het belang van de dienst bevolen standplaatsverandering een reisorder afgegeven voor hun vervoer per spoor alsmede voor het vervoer van de personen ten laste waaruit hun gezin bestaat; de kosten voor het gebruik van andere gemeenschappelijke vervoermiddelen worden hun eventueel terugbetaald.

Art.5. Worden opgeheven :
  1° het besluit van de Regent van 8 juli 1946 houdende regeling en eenmaking van de bijdrage van de Staat in de kosten wegens standplaatsverandering voor de rijksambtenaren;
  2° het ministerieel besluit van 31 juli 1946 houdende vaststelling van de forfaitaire vergoeding toegekend aan de rijksambtenaren voor het geval van in het belang van de dienst bevolen standplaatsverandering.

Art. 6. Onze Ministers zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit dat in werking treedt de eerste van de maand die volgt op de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

  Gegeven te Brussel, 13 april 1965.