Details





Titel:

2 APRIL 1965. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van de dringende geneeskundige hulpverlening en houdende aanwijzing van gemeenten als centra van het eenvormig oproepstelsel. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 05-07-1995 en tekstbijwerking tot 28-03-2024)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1bis, 2-6, 6bis, 6ter, 6quater, 6quinquies, 7, 7bis, 7ter, 8-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.<KB 1998-08-10/47, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° (mobiele urgentiegroep : de erkende functie " mobiele urgentiegroep " bedoeld in het koninklijk besluit van 10 april 1995 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen toepasselijk worden verklaard op de functie " mobiele urgentiegroep ", evenals de mobiele urgentiegroep die is opgenomen in de dringende geneeskundige hulpverlening bij toepassing van artikel 6bis, § 2, tweede lid;) <KB 2001-10-23/34, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 14-12-2001>
  2° wachtdienst : de wachtdienst van de beoefenaars bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, die de bevolking een regelmatige en normale toediening van de gezondheidszorgen ten huize waarborgen, georganiseerd overeenkomstig artikel 9, § 1, van voornoemd koninklijk besluit;
  3° spoedgevallendienst : de erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" bedoeld in het koninklijk besluit van 27 april 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" moet voldoen om erkend te worden, of, zolang kwestieuze erkenningsnormen niet in werking zijn getreden, de spoedgevallendienst die voldoet aan de bepalingen van bijlage I van het koninklijk besluit van 28 november 1986 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst voor medische beeldvorming waarin een transversale axiale tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 6bis, § 2, 6°bis, van de wet op de ziekenhuizen, die bij toepassing van dit besluit is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening;
  4° [1 ...]1
  5° Commissie : de Commissie voor dringende geneeskundige hulperverlening [1 bedoeld in artikel 11 van het koninklijk besluit van 17 maart 2024 betreffende de Federale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening en de Commissies voor dringende geneeskundige hulpverlening]1;
  6° ambulancedienst : de door de openbare overheid georganiseerde ambulancedienst bedoeld in artikel 5, eerste lid, van voornoemde wet van 8 juli 1964 of de private personen die bij toepassing van artikel 5, derde lid, van dezelfde wet, bij overeenkomst met de Staat aanvaard hebben hun medewerking aan de dringende medische hulpverlening te verlenen.
  (7° het dichtsbijgelegen ziekenhuis: het ziekenhuis dat op het ogenblik van de oproep binnen de kortste eind bereikbaar is van op de plaats waar het slachtoffer of de zieke zich bevindt.) <KB 1999-07-08/51, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>
  ----------
  (1)<KB 2024-03-17/06, art. 20,§2, 017; Inwerkingtreding : 07-04-2024>

Art. 1bis.<Voorheen art. 1; hernummering van artikel bij KB 1998-08-10/47, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Het eenvormig oproepstelsel van de centra voor dringende geneeskundige hulpverlening heeft het telefoonnummer [1 112]1.
  ----------
  (1)<KB 2011-10-17/04, art. 26, 015; Inwerkingtreding : 07-11-2011>

Art.2.§ 1. De installatie en de werking van het eenvormig oproepstelsel vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid de Binnenlandse Zaken behoren.
  De andere aspecten van de organisatie van de dringende geneeskundige hulpverlening vallen onder de bevoegdheid van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  (Elke toetreding van een ambulancedienst, ziekenhuis met een spoedgevallendienst of mobiele urgentiegroep, tot het radiocommunicatiesysteem, bedoeld in de wet van 8 juni 1998 betreffende de radiocommunicatie van de hulp- en veiligheidsdiensten, kan slechts geschieden op basis van een overeenkomst waarvan het model wordt vastgesteld door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.) <KB 1999-05-03/80, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 29-06-1999>
  § 2. [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2011-10-17/04, art. 27, 015; Inwerkingtreding : 01-10-2013 (zie KB 2012-08-29/03, art. 5)>

Art.3.[1 De Brusselse Agglomeratie wordt aangewezen als centrum van het eenvormig oproepstelsel.
   Het centrum van het eenvormig oproepstelsel wordt zodanig georganiseerd dat het kan instaan voor de tenlasteneming van de oproepen van heel het grondgebied.
   De Brusselse Agglomeratie neemt alle maatregelen die nuttig zijn om zonder onderbreking de werking te waarborgen van het centrum van het eenvormig oproepstelsel.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-08-23/09, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-10-2013>

Art.4. De persoon die een oproep voor dringende geneeskundige hulpverlening doet, deelt eerst zijn identiteit mede, en vermeldt vervolgens de plaats, de aard en de kenmerken van het ongeval of van de ziekte.

Art.5.§ 1. Het gesprek dat ter gelegenheid van elke oproep aan aan een der in artikel 3 genoemde centra is gericht, wordt [1 elektronisch]1 opgenomen.
  § 2. Onverminderd het gevolg dat aan de vragen om inlichtingen van het Fonds voor dringende geneeskundige hulpverlening en aan de uitdrukkelijke bevelen van de rechterlijke overheid moet worden gegeven, is het de aangestelde van het oproepstelsel verboden welke gegevens ook betreffende de ontvangen oproepen van derden te verstrekken.
  ----------
  (1)<KB 2011-10-17/04, art. 26, 015; Inwerkingtreding : 07-11-2011>

Art.6. <KB 1998-08-10/47, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> De opname van een erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg", of, zolang de betrokken erkenningsnormen niet van kracht zijn, van een spoedgevallendienst die voldoet aan de in artikel 1, 3°, genoemde bijlage I van het koninklijk besluit van 28 november 1986, in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening, geschiedt voor zover het betrokken ziekenhuis hiertoe zijn kandidatuur stelt bij de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en zich op deze wijze verbindt om alle bepalingen van voornoemde wet van 8 juli 1964, van diens uitvoeringsbesluiten en van de overeenkomsten en protocols afgesloten in uitvoering hiervan, na te leven.
  De Minister kan de in het eerste lid bedoelde opname in de dringende geneeskundige hulpverlening intrekken wanneer één van de in het eerste lid bedoelde bepalingen of de erkenningsnormen voor de functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" worden miskend.

Art. 6bis. <KB 1998-08-10/47, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. (De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, neemt de functies " mobiele urgentiegroep " op in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening voorzover deze voldoen aan de volgende voorwaarden :
  1° Tegelijkertijd worden de bedoelde functies erkend door de bevoegde overheid, bij toepassing van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie " mobiele urgentiegroep " (MUG) moeten voldoen om te worden erkend;
  2° De doelstellingen van de wet van 8 juli 1964 en diens uitvoeringsbesluiten, zoals inzonderheid het waarborgen van een onmiddellijke verzorging aan het slachtoffer of de zieken, het bestrijken door de interventiezones van het volledige gebied van het Rijk dienen te worden nageleefd;
  3° Onverminderd de programmatiecriteria die van toepassing zijn op de functie " mobiele urgentiegroep ", dient een optimale spreiding te worden gegarandeerd opdat een zo groot mogelijk gedeelte van de bevolking via de weg en aan de maximum toegelaten snelheid kan worden bereikt binnen een tijdsspanne van 10 minuten en, subsidiair, een zo klein mogelijk gedeelte van de bevolking op dezelfde wijze niet kan worden bereikt binnen een tijdsspanne van meer dan 15 minuten.
  Bij de opname in de dringende geneeskundige hulpverlening, bepaalt de Minister de vertrekplaats en de interventiezone van bedoelde mobiele urgentiegroep.) <KB 2002-07-18/43, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 23-08-2002>
  § 2. (Lid 1 opgeheven) <KB 2002-07-18/43, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 23-08-2002>
  (De mobiele urgentiegroepen van een ziekenhuis dat beheerd wordt door het Ministerie van Landsverdediging en dat gelegen is in het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, kan eveneens, met instemming van de Minister bevoegd voor Landsverdediging, in de dringende geneeskundige hulpverlening worden opgenomen, op voorwaarde dat die mobiele urgentiegroep voldoet aan alle bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 1998 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie " mobiele urgentiegroep " (MUG) moet voldoen om te worden erkend.) <KB 2001-10-23/34, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 14-12-2001>
  § 3. (De in § 1 bedoelde opnames in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening worden door de Minister ingetrokken wanneer :
  1° de bedoelde mobiele urgentiegroep de voorwaarden bedoeld in § 1, eerste lid, of de protocols zoals bedoeld in dit besluit, miskent;
  2° de mobiele urgentiegroep de erkenningsnormen voor de functie " mobiele urgentiegroep " (MUG) miskent.) <KB 2002-07-18/43, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 23-08-2002>
  De in het eerste lid bedoelde opnames in de dringende geneeskundige hulpverlening worden door de Minister ingetrokken wanneer kwestieuze mobiele urgentiegroep of de spoedgevallendienst de wet, diens uitvoeringsbesluiten, de akkoorden en protocols afgesloten in uitvoering hiervan, of de toepasselijke erkenningsnormen miskent.
  § 4. De protocollen met betrekking tot de bestemming van de patiënten, zoals bedoeld in (artikel 7, derde lid, 2°, en 3°, en vierde lid, 1° en 2°, en in artikel 4, eerste lid, 6° en 6°bis, van voornoemde besluit) van 10 augustus 1998 zijn slechts rechtsgeldig na de in § 1, bedoelde goedkeuring door de Minister. <KB 1999-07-08/51, art. 2, 4°, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>

Art. 6ter. <KB 1998-08-10/47, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Wanneer uit de verstrekte inlichtingen blijkt dat een mobiele urgentiegroep ter plaatse moet komen, richt de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel zich tot de in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen mobiele urgentiegroep van de interventiezone, zoals vastgesteld bij artikel 6bis. Zolang (...) geen mobiele urgentiegroepen zijn opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening, richt de aangestelde zich tot het prehospitaal medischverpleegkundig interventieteam van een spoedgevallendienst waarmede een overeenkomst inzake medewerking aan de dringende geneeskundige hulpverlening is afgesloten. <KB 2002-07-18/43, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 23-08-2002>

Art. 6quater. <KB 1998-08-10/47, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Een mobiele urgentiegroep kan, op verzoek van de aangestelde van het eenvormig oproepstelsel waar de interventie moet geschieden, optreden buiten de interventiezone (vastgesteld door de Minister bij toepassing van artikel 6bis), op voorwaarde dat het eenvormig oproepstelsel van die interventiezone daartoe uitdrukkelijk machtiging verleent, voor zover een dergelijke interventie gerechtvaardigd is door het niet beschikbaar zijn van het team van de mobiele urgentiegroep of door de omvang de te bieden hulp. <KB 2002-07-18/43, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 23-08-2002>
  § 2. (Telkens een wijziging plaatsvindt inzake erkenning of opname in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening van spoedgevallendiensten of mobiele urgentiegroepen.), kan de gezondheidsinspecteur, bij dringende noodzaak en met het oog op het waarborgen van de naleving van de doelstellingen van de wet van 8 juli 1964, uiterlijk in afwachting van het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 6bis, § 1, wijzigingen aanbrengen aan de interventiezones van de mobiele urgentiegroepen. <KB 2002-07-18/43, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 23-08-2002>
  De in het eerste lid bedoelde beslissing wordt onverwijld door de gezondheidsinspecteur betekend aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, evenals aan alle centra voor het eenvormig oproepstelsel, bevoegd voor de interventiezone van de betrokken mobiele urgentiegroep.

Art. 6quinquies. <KB 1998-08-10/47, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Indien het team van de mobiele urgentiegroep niet beschikbaar is, of indien de omvang van de te bieden hulp de mogelijkheden van de mobiele urgentiegroep overschrijdt of in afwachting van de komst van het team van de mobiele urgentiegroep, kan de aangestelde de arts van de wachtdienst oproepen.

Art.7. Wanneer, volgens de gegeven inlichtingen, het vervoer van het slachtoffer of van de zieke in ambulancewagen noodzakelijk blijkt, verwittigt de aangestelde van het oproepstelsel onmiddellijk de dichtstbijgelegen openbare of privé ambulancedienst, die over een geschikt voertuig beschikt (dat moet voldoen aan de vereisten vastgesteld door de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid). <KB 1995-05-09/40, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 05-07-1995>
  (Aan (de personen die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaan), duidt hij de plaats aan waar het slachtoffer of de zieke zich bevindt, evenals het dichtstbijgelegen ziekenhuis dat over een spoedgevallendienst beschikt welke is opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en waarheen hij moet worden vervoerd. <KB 1999-07-08/51, art. 4, 1°, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>
  In afwijking tot het tweede lid, duidt de aangestelde, op verzoek van de arts van de mobiele urgentiegroep, aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, het meest aangewezen ziekenhuis aan, dat over (spoedgevallendienst) beschikt en waarheen het slachtoffer of de patiënt moet worden vervoerd, en dit in de volgende gevallen : <KB 1999-07-08/51, art. 4, 2°, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>
  1° in het geval van een collectieve noodsituatie, waardoor, gelet op de gezondheidstoestand van de slachtoffers (...), de omvang van de te bieden hulp de opvangcapaciteit van het dichtstbijgelegen ziekenhuis overschrijdt; <KB 1999-07-08/51, art. 4, 3°, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>
  2° wanneer het slachtoffer of de zieke, omwille van zijn gezondheidstoestand, specifieke diagnostische of therapeutische middelen nodig heeft, en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, 6°, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998;
  3° (indien de behandelende arts, aanwezig bij de patiënt, bevestigt dat deze met betrekking tot de kwestieuze specifieke pathologieën een medisch dossier heeft in een ander ziekenhuis met een spoedgevallendienst; dit vervoer mag slechts plaatsvinden voor zover deze afwijking overeenstemt met het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6°, van het voornoemde koninklijk besluit van 10 augustus 1998 en, indien bedoeld ziekenhuis zich buiten de interventiezone van de mobiele urgentiegroep bevindt, voor zover de aangestelde vaststelt dat de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en de naleving van voornoemde wet van 8 juli 1964 gewaarborgd blijven).) <KB 1998-08-10/47, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <KB 1999-07-08/51, art. 4, 5°, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>
  (In het geval er geen mobiele urgentiegroep tussenkomt, kan de aangestelde, bij afwijking van het tweede lid, op verzoek van de behandelende arts aan de personen die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaan, net meest aangewezen ziekenhuis aanwijzen, dat over een spoedgevallendienst beschikt en waarheen de patiënt moet worden vervoerd, in de volgende gevallen:
  1° wanneer het slachtoffer of, de zieke, omwille van zijn gezondheidstoestand, specifieke diagnostische of therapeutische middelen nodig heeft, en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6°bis, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998;
  2° indien de zieke met betrekking tot de kwestieuze, specifieke pathologieën, een medisch dossier heeft in een ander ziekenhuis en dit bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6°bis, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998.
  De toepassing van het vierde lid mag slechts geschieden voor zover de behandelende geneesheer zich bij het slachtoffer of de ziekte bevindt en aan de persoon die ter plaatse instaat voor de werking van de ambulancedienst een gemotiveerd attest aflevert tot bevestiging van de noodzaak van de toepassing van 1°, of 2°, van het vierde lid. De aangestelde mag slechts het ziekenhuis aanduiden overeenkomstig het verzoek van de behandelend geneesheer wanneer hij vaststelt dat de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en de toepassing van voornoemde wet van 8 juli 1964 gewaarborgd blijven.
  In afwijking van het vorig lid, mag in het geval bedoeld in punt 2°, van het vierde lid, de behandelend geneesheer bij voorbaat het attest opmaken en dient hij bij de oproep zich niet meer bij het slachtoffer of de ziekte te bevinden, en dit voor zover dit geschiedt bij toepassing van het protocol bedoeld in artikel 4, eerste lid, 6°bis, van voornoemd koninklijk besluit van 10 augustus 1998.) <KB 1999-07-08/51, art. 4, 6°, 011; Inwerkingtreding : 02-01-2000>

Art. 7bis. <Ingevoegd bij KB 1998-12-09/33, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Zolang de Minister voor het werkingsgebied van een Commissie bij toepassing van artikel 6, eerste lid, nog geen erkende functie "gespecialiseerde spoedgevallenzorg" heeft opgenomen in de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening en uiterlijk tot (31 januari 2000), duidt de aangestelde aan de persoon die effectief voor de werking van de ambulancedienst instaat, in afwijking van artikel 7, tweede lid, het dichtsbijgelegen ziekenhuis aan, beschikkend over een behoorlijk ingerichte dienst, waarheen het slachtoffer of de zieke moet vervoerd worden. <KB 1999-11-16/32, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-11-1999>

Art. 7ter. <Ingevoegd bij KB 1999-05-26/46, art. 1, Inwerkingtreding : 2000-02-12> In afwijking van artikel 7, tweede lid, doch onverminderd de toepassing van artikel 7, derde lid, worden, in geval van een tussenkomst van de mobiele urgentiegroep, de kinderen tot en met de leeftijd van veertien jaar vervoerd naar het dichtstbijgelegen ziekenhuis dat beschikt over een spoedgevallendienst, alsmede over een erkende dienst voor kindergeneeskunde (kenletter E), bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd.
  In afwijking van het eerste lid, kan de arts van de mobiele urgentiegroep bepalen dat de patiënt naar het dichtstbijgelegen ziekenhuis met een spoedgevallendienst, zoals bedoeld in artikel 7, tweede lid, moet worden vervoerd.

Art.8. Wanneer het slachtoffer of de zieke een militair is, verwittigt de persoon, die voor zijn opneming in het ziekenhuis verantwoordelijk is, onverwijld de gewestelijke militaire overheid.

Art.9. Bij de opneming van het slachtoffer of van de zieke, verstrekt het ziekenhuis hem de volledige onmiddellijke verzorging die zich opdringt.
  Het verstrekken van die verzorging maakt een einde aan het stelsel van de dringende geneeskundige hulpverlening, behalve wanneer de verantwoordelijke geneesheer van mening is dat de toestand van het slachtoffer of van de zieke andere dringende maatregelen vereist.

Art.10. Dit besluit wordt van kracht op 1 juli 1965.

Art. 11. Onze Minister van Volksgezondheid en van het Gezin en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en van het Openbaar Ambt zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.