Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

22 AUGUSTUS 1991. - Koninklijk besluit houdende vaststelling van de modaliteiten tot inrichting van medische regulatie-experimenten in de centra voor het eenvormig oproepstelsel te Brugge, Brussel en Charleroi in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening.



Inhoudstafel:


Art. 1-10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In de centra voor het eenvormig oproepstelsel te Brugge, Brussel en Charleroi, verder de centra of het centrum genoemd, worden voor een periode van twaalf maanden vanaf de inwerkingtreding van dit besluit drie medische regulatie-experimenten opgezet door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, verder de Minister genoemd.

Art.2. § 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder "medische regulatie", de controle en de supervisie van één in het centrum persoonlijk aanwezig gespecialiseerd ziekenhuisgeneesheer, belast met het beheer van de oproepen en met taken die de geneeskunde en de gezondheid aangaan.
  § 2. De regulatieopdracht omvat onder meer:
  1° de oproepen bestendig medisch beluisteren in samenwerking met de aangestelden die een eerste evaluatie van de oproepen uitvoeren;
  2° de door de aangestelden gezonden hulp bekrachtigen of de noodzakelijk geachte middelen aanpassen;
  3° de beslissing nemen om gepaste hulp te zenden;
  4° gezondheidsevaluaties beluisteren afkomstig van ter plaatse gezonden hulpdiensten die verplicht zijn deze over te maken;
  5° de ziekenhuisverwijzing bekrachtigen of wijzigen;
  6° het eventueel zoeken naar hospitalisatiemogelikheden;
  7° helpen bij de regulatie in het kader van de rampenplannen;
  8° bijhouden van verslagen inzake opdrachten en medische vaststellingen en van alle andere evaluatiedocumenten betreffende het experiment waarvan de Minister vorm en gebruik bepaalt;
  9° collationeren en nader onderzoeken van de verplichte beknopte verslagen van personen met opdrachten belast.

Art.3. § 1. Een "Regulatiecommissie dringende geneeskundige hulpverlening", verder de commissie genoemd, wordt opgericht om het overleg tussen de met het centrum verbonden instanties van het betrokken gebied in te richten.
  De commissie bestaat uit:
  1° één geneesheer vertegenwoordiger van elke ziekenhuisspoedgevallendienst aangesloten bij de dienst "100";
  2° één geneesheer vertegenwoordiger van elke mobiele urgentie- en reanimatiedienst eventueel ingericht door een ziekenhuis aangesloten bij de dienst "100";
  3° een aantal geneesheren vertegenwoordigers van de wachtdiensten van huisartsen gelijk aan één vierde van het aantal andere geneesheren opgesomd onder 1 en 2;
  4° één geneesheer vertegenwoordiger van elke Raad van de Orde van Geneesheren van de provincie;
  5° behalve de sekretaris twee vertegenwoordigers van de provinciale geneeskundige commissie;
  6° de officier van de brandweerdienst belast met de supervisie van het centrum;
  7° vier vertegenwoordigers van de ambulantiediensten erkend in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening en waarvan de uitbatingszetel gelegen is in de betreffende telefoonzone;
  8° een vertegenwoordiger van de inrichtende macht van elk ziekenhuis, erkend in het kader van de dringende geneeskundige hulpverlening;
  9° de geneesheer-directeur van de regulatie.
  § 2. De commissie heeft tot doel overleg toe te laten tussen de deelnemers aan de dringende geneeskundige hulpverlening; dit om voorstellen te doen tot verbetering van de werking van de dringende geneeskundige hulpverlening in het gebied vallende onder het betrokken 100 centrum, en om oplossingen voor te stellen in eventuele betwistingen voortkomende uit de realisering van het regulatie-experiment;
  § 3. Het reglement van inwendige orde wordt aan de Minister onderworpen en voorziet onder meer dat tenminste zesmaandelijks vergaderd wordt onder het voorzitterschap van de gezondheidsinspecteur.
  § 4. Elke commissie heeft een bestendig bureau waarin zetelen:
  1° twee geneesheren vertegenwoordigers van ziekenhuisspoedgevallendiensten bij de dienst 100 aangesloten waarvan één geneesheer is van een ziekenhuis met een mobiele urgentie- en reanimatiedienst en de andere behoort tot een ziekenhuis zonder dergelijke dienst;
  2° twee geneesheren vertegenwoordigers van de wachtdiensten van huisartsen;
  3° één geneesheer vertegenwoordiger van de mobiele urgentie- en reanimatiediensten;
  4° de officier van de brandweerdienst belast met de supervisie van het centrum;
  5° de geneesheer-directeur van de regulatie;
  6° drie vertegenwoordigers van de inrichtende macht van de ziekenhuizen vermeld in § 1, punt 8;
  7° de gezondheidsinspecteur(s) van de provincie.
  In het centrum Brussel zal de Staatssecretaris, bevoegd voor de dringende geneeskundige hulpverlening, toezien op het taalevenwicht bij de leden van de commissie en die van het bureau.
  § 5. De Minister wijst een geneesheer aan als voorzitter van het bestendig bureau.
  § 6. Een geneeskundig college wordt opgericht belast met de deontologische problematiek.

Art.4. § 1. Doctors in de genees-, heel- en verloskunde, specialist in hetzij interne geneeskunde, chirurgie, anesthesiologie, kindergeneeskunde of in een aanverwante specialiteit en met onmiskenbare kennis in dringende geneeskundige hulpverlening zowel voor als na de ziekenhuisopname worden door het bestendig bureau aangewezen als regulatie-geneesheren. Kandidaat specialisten van de hierboven vermelde specialiteiten die ten minste drie jaar stage vervuld hebben mogen aan de beurtrollen van de regulatiewachtdiensten deelnemen; deze zullen door hun dienstchef worden aangeduid en zij zullen moeten beschikken over een onmiskenbare kennis in dringende geneeskundige hulpverlening zowel voor als na de ziekenhuisopname.
  § 2. Als hoofdaangestelden hebben regulatiegeneesheren dezelfde verplichtingen als aangestelden. Voor alles wat de gezondheid en de geneeskunde betreft met inbegrip van het toezicht op de opname en het effectief ten laste nemen van patiënten door de ziekenhuisspoedgevallendiensten, nemen zij de eindbeslissing. Hun beslissingen zijn onmiddellijk uitvoerbaar. Het bestendig bureau regelt eventuele geschillen; indien er geschillen op deontologisch vlak bestaan worden deze aan het geneeskundig college toevertrouwd.

Art.5. Een regulatie-geneesheer voorgesteld door de commissie vermeld in artikel 3, § 1, wordt door de Minister aangeduid om het regulatiecentrum te leiden. Deze directeur organiseert het werk, stelt de beurtrol der wachtdiensten op, helpt het experiment evalueren en geeft het bestendig bureau uitleg betreffende de verschillende te realiseren maatregelen en bespreekt desgevallend de werkprestaties van de niet-geneesheren aangestelden met de officier-diensthoofd van de brandweerdienst.
  In het centrum Brussel gebeurt deze aanduiding in overleg met de bevoegde Staatssecretaris voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest.

Art.6. § 1. Om het experiment te coördineren komen de directeurs, de voorzitters van de bestendige bureaus en de officieren-diensthoofd van de centra en de bevoegde gezondheidsinspecteurs, regelmatig samen. Dit comité rapporteert zijn bevindingen aan de Minister.
  § 2. De Minister wijst de persoon of personen aan die belast zijn met de begeleiding en supervisie van het hele experiment in de drie centra.

Art.7. § 1. Het bestendig bureau belast één van zijn leden met de verantwoordelijkheid over de verplicht voor te leggen rechtvaardigingsstukken en met het beheer van de geldmiddelen.
  § 2. Binnen de perken van de voor het experiment voorziene begrotingskredieten sluit de Minister met de commissie, vertegenwoordigd door het lid vermeld onder § 1, een overeenkomst in verband met de financiering en de evaluatie van het voorgesteld experiment en delegeert een ambtenaar van de dienst geneeskundige hulp aan de burgerbevolking van het Ministerie van Volksgezondheid en Leefmilieu om deze verrichtingen te controleren.

Art.8. § 1. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, kan voor de optimale verwezenlijking van het experiment en voor de praktische toepassing in elk van de drie centra in het bijzonder de vereiste beslissingen nemen.
  § 2. In het centrum Brussel worden de praktische modaliteiten van het experiment in samenwerking met de Staatssecretaris voor de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve, bevoegd voor de dringende geneeskundige hulpverlening, genomen.

Art.9. § 1. Dit besluit treedt in werking op 1 september 1991.
  § 2. De experimenten mogen hernieuwd worden voor een periode van twaalf maanden, op grond van een tussentijds evaluatierapport dat dient te worden overgemaakt aan de Minister in de loop van de zesde maand van de eerste periode.

Art. 10. Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Staatssecretaris voor Volkgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.