15 JULI 1963. - Koninklijk besluit tot instelling van de verplichte aansprakelijkheidsverzekering voor het bekomen van een jachtverlof of van een jachtvergunning. (NOTA : Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVR2014-04-25/94, art. 65, 1°, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2014)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 24-10-2001 en tekstbijwerking tot 12-06-2014)
Art. 1-6
1990027446 1991027209 1992027165 2001036192 2008036031 2014035571
Artikel 1. Niemand kan een jachtverlof of een jachtvergunning bekomen of dergelijk verlof opnieuw geldig doen maken, zonder titularis te zijn van een verzekering die beantwoordt aan de in dit besluit gestelde minimumvoorwaarden.
Deze verzekering moet zijn burgerlijke aansprakelijkheid dekken inzake ongevallen die lichamelijke en materiële schade aan derden veroorzaken en het gevolg zijn van het dragen en gebruiken van wapens tijdens de jacht of tijdens een klopjacht, evenals van het vervoer van deze wapens van en naar de plaatsen waar de jacht of de klopjacht plaats grijpt.
De geldigheidsduur van deze verzekering moet ten minste overeenkomen met deze van het verlof of van de vergunning.
Art.2. <BVR 2008-07-04/43, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 29-08-2008> De verzekering moet worden gesloten bij een verzekeraar die gerechtigd is om verzekeringsovereenkomsten te sluiten die verband houden met in België gelegen jachtrisico's, waardoor gewaarborgd is dat die verzekering de aansprakelijkheid dekt onder de voorwaarden, vermeld in dit besluit.
Art.3. De verzekeringsovereenkomst moet onder meer vermelden :
1° dat de waarborg van de overeenkomst minstens (125 000 euro) bedraagt voor elk verzekerd voorval. Dit bedrag kan tot (12 500 euro) beperkt worden voor wat de materiële schade betreft; <BVR 2001-09-14/38, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(2° welke de rechten zijn van volgende personen die van het recht op een uitkering kunnen worden uitgesloten :
a) de verzekerde, zijn echtgenoot, evenals hun bloed- en aanverwanten in rechte lijn die onder hun dak wonen en door hen onderhouden worden;
b) het personeel van de verzekerde, zo de wetgeving inzake schadevergoeding voor arbeidsongevallen op hen toepasselijk is;
c) de personen die schade geleden hebben bij weddingschappen of uitdagingen;) <KB 24-02-1963, art. 1>
3° dat, onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 16 van de wet van 11 juni 1874, de verzekeraar geen uit de overeenkomst voortvloeiende nietigheid, exceptie of verval tegen de slachtoffers zal inroepen om hun rechten te beperken. Nochtans kan de verzekeraar zich een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringsnemer;
4° dat zo de overeenkomst een vrijdom bevat, de verzekeraar niettemin ten overstaan van het slachtoffer gehouden is de vergoeding te betalen die, krachtens die bepaling, ten laste blijft van de verzekerde;
5° dat de vernietiging, de opzegging of de schorsing van de overeenkomst of van de waarborg slechts vijftien dagen na de kennisgeving daarvan, per in de post aangetekend schrijven, door de verzekeraar te zenden aan de overheid die het verlof of de vergunning afgeleverd heeft, tegen het slachtoffer kunnen ingeroepen worden. Deze termijn loopt van de dag volgend op het neerleggen van het aangetekend schrijven in de post.
De kennisgeving mag slechts ten vroegste geschieden :
a) op de dag waarop de verzekering ten aanzien van de verzekerde eindigt, indien het een schorsing betreft;
b) op de dag van de kennisgeving van de opzegging of de vernietiging van de overeenkomst door een der partijen aan de andere;
6° dat de contracterende partijen de verbintenis aangaan de bedingen van de overeenkomst niet zo te wijzigen dat de rechten van de slachtoffers zouden worden geschonden;
7° voor welke rechtbank eventuele geschillen betreffende de overeenkomst zullen aanhangig gemaakt worden.
Art.4. De verzekeraar, zijn gevolmachtigde of zijn correspondent in België, reikt aan de verzekerde een verzekeringsgetuigschrift uit dat de data vermeldt waarop de waarborg begint en vervalt en bevestigt dat deze laatste toegestaan werd onder de door dit besluit gestelde voorwaarden.
(Tweede lid opgeheven) <BVR 2008-07-04/43, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 29-08-2008>
Het jachtverlof of de jachtvergunning worden ingetrokken bij vernietiging, opzegging of schorsing van de verzekeringsovereenkomst of zo deze een einde neemt. De verzekerde dient het verlof of de vergunning onmiddellijk in te leveren bij de ambtenaar die deze stukken afgeleverd heeft en die daarvan een ontvangstbewijs zal geven.
Art.5. Dit besluit treedt op 1 januari 1964 in werking.
Art. 6. Onze Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.