Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 APRIL 1960. - [Wet tot oprichting van een intern compensatiefonds voor de diamantsector.] <W 1999-03-26/30, art. 81, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-12-1989 en tekstbijwerking tot 28-12-2012)



Inhoudstafel:


Art. 1-2, 2bis, 3, 3bis, 3ter, 4-8, 8bis, 9-13, 13bis, 14-28



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. <W 1999-03-26/30, art. 82, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Er wordt een intern compensatiefonds voor de diamantsector opgericht.

Art.2. <W 1999-03-26/30, art. 83, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> <Erratum, zie B.St. 10-11-1999, p. 41932> De opdrachten van het fonds zijn :
  1° het financieren, het toekennen en het uitbetalen van bijkomende sociale voordelen aan de diamantarbeiders;
  2° het financieren en het uitbetalen van interne compensatieuitkeringen aan werkgevers die werklieden of werksters tewerkstellen aan het eigenlijke bewerken van diamant, zijnde het klieven, het slijpen, het snijden, het verstellen en het zagen van diamant.

Art. 2bis.<W 28-07-1962, art. 1> <NOTA : dit artikel wordt in die zin geïnterpreteerd dat er vrijstelling van de bijdrage bestaat wanneer dit overeenkomstig de voor België geldende internationale verplichtingen behoort te zijn> Alle personen, die ruwe diamant invoeren, zijn gehouden tot betaling van een bijdrage, bestemd om het (Fonds) toe te laten de opdracht te vervullen, waarmede het (door artikel 2, 1°) belast is. Het bedrag van de door deze personen verschuldigde bijdrage is gelijk aan 1/3 pct. van de waarde van de door hen ingevoerde ruwe diamant. <W 1999-03-26/30, art. 84 en 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  (De Koning kan evenwel vrijstelling van deze bijdrage verlenen, wanneer het in vorig lid bedoelde diamant een waarde van 300 frank per karaat niet overschrijdt.
  Daarenboven bepaalt de Koning de maatregelen welke noodzakelijk zijn om de verplichting tot betaling van een bijdrage in overeenstemming te brengen met de voor België geldende internationale verplichtingen.
  De Koning kan het bijhouden opleggen van de boeken, registers en documenten die Hij nodig acht voor de toepassing van deze wet.) <W 13-04-1971, art. 2>
  [1 De Koning kan, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in het eerste lid bepaalde bijdrageverplichting opschorten. De opschorting kan slechts worden ingesteld voor een duur van maximum drie jaar en is hernieuwbaar.]1
  ----------
  (1)<W 2006-12-27/32, art. 167, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007, opgeschort bij KB 2012-12-20/06, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2013; Uitwerkingtreding : 31-12-2015>

Art.3. Het Fonds heeft rechtspersoonlijkheid. Zijn statuten worden door de Koning vastgesteld.

Art. 3bis. <Ingevoegd bij W 1999-03-26/30, art. 86; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Alle natuurlijke of rechtspersonen, die als hoofdzakelijke of bijkomstige bedrijvigheid de diamanthandel of de diamantnijverheid hebben, zijn gehouden tot de betaling van een compensatie-bijdrage, bestemd om het Fonds toe te laten de opdracht te vervullen waarmee het door artikel 2, 2°, is belast. Het bedrag van de door deze personen verschuldigde bijdrage is maximaal gelijk aan 0,10 % van de waarde van elke transactie van diamant. (De Koning bepaalt het toepasselijke percentage. (Het jaarlijks totaalbedrag aan bijdragen kan evenwel het bedrag van 5.000.000 euro niet overschrijden.) De Koning bepaalt eveneens het bedrag van de transacties dat niet aan de bijdrage is onderworpen. Dit bedrag is gelijk voor alle ondernemingen maar kan niet hoger zijn dan 5 000 000 euro per onderneming over een periode van één jaar.) <W 2006-12-27/32, art. 168, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007> <W 2008-07-24/35, art. 81, 006; Inwerkingtreding : 17-08-2008>
  De Koning bepaalt wat onder transactie moet verstaan worden en kan het bijhouden opleggen van de boeken, registers en documenten die Hij nodig acht voor de toepassing van deze wet.
  (lid opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 168, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 3ter. <Ingevoegd bij W 2008-07-24/35, art. 82; Inwerkingtreding : 17-08-2008> De bijdrageverplichting, in voorkomend geval door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad opgeschort overeenkomstig artikel 2bis, laatste lid, en de voortzetting van de in de artikelen 2, 2°, en 3bis, bepaalde opdracht, zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.

Art.4. <W 1999-03-26/30, art. 87, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Het fonds wordt beheerd door een paritair samengesteld algemeen beheersorgaan, dat bijgestaan wordt door twee bijzondere beheerscomités, respectievelijk bevoegd voor de opdrachten voorzien bij artikel 2, 1° en bij artikel 2, 2°, van deze wet en die als volgt zijn samengesteld.
  § 2. Het algemeen beheersorgaan bestaat :
  - enerzijds uit afgevaardigden van de representatieve werkgeversorganisaties, die in het paritair comité voor de diamantnijverheid en -handel vertegenwoordigd zijn en vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van in- en uitvoerders van diamant;
  - anderzijds uit afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties die in hetzelfde paritair comité vertegenwoordigd zijn.
  § 3. Het bijzonder beheerscomité dat het algemeen beheersorgaan bijstaat voor de opdracht bedoeld bij artikel 2, 1°, van deze wet is op een gelijke wijze samengesteld als het algemeen beheersorgaan.
  § 4. Het bijzonder beheerscomité dat het algemeen beheersorgaan bijstaat voor de opdracht bedoeld bij artikel 2, 2°, van deze wet is als volgt samengesteld :
  - enerzijds, voor twee derden van de leden, uit afgevaardigden van de representatieve werkgeversorganisaties, die in het paritair comité voor de diamantnijverheid en -handel vertegenwoordigd zijn en vertegenwoordigers van de meest representatieve organisaties van in- en uitvoerders van diamant en van de diamanthandel;
  - anderzijds, voor een derde van de leden, uit afgevaardigden van de representatieve werknemersorganisaties die in hetzelfde paritair comité vertegenwoordigd zijn.
  § 5. De leden van het algemeen beheersorgaan en van de beheerscomités, worden door de Koning benoemd.
  § 6. (opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 169, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.5. <W 1999-03-26/30, art. 88, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999> De statuten van het fonds moeten vermelden :
  1° de benaming en de plaats waar de instelling gevestigd is, alsook de opdrachten;
  2° (de regelen met betrekking tot het bepalen van de personen die de in artikel 2, 1°, bedoelde voordelen kunnen genieten, de aard en het bedrag van deze uitkeringen en de regelen van toekenning en vereffening;) <W 2006-12-27/32, art. 170, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  De personen die de in artikel 2, 2°, bedoelde compensatie-uitkeringen kunnen genieten, de aard en het bedrag van deze uitkeringen en de regelen van toekenning en vereffening; (Bij de toekenning van de compensatie-uitkeringen wordt rekening gehouden met de Europese regels inzake de minimissteun.) <W 2006-12-27/32, art. 170, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  3° het bedrag of de wijze van vaststelling dezer bijdragen en de wijze en termijn van inning, rekening houdende met de navolgende bepalingen :
  het bedrag van de bijdrage voor de financiering van de voordelen, bedoeld bij artikel 2, 1°, mag niet hoger zijn dan 1/3 % van de waarde van de ingevoerde ruwe diamant;
  het bedrag van de bijdrage voor de financiering van de compensatie-uitkeringen, bedoeld bij artikel 2, 2°, mag niet hoger zijn dan 0,10 % van de waarde van elke transactie van diamant; (De Koning bepaalt het toepasselijke percentage. De Koning bepaalt eveneens het bedrag van de transacties dat niet aan de bijdrage is onderworpen. Dit bedrag is gelijk voor alle ondernemingen maar kan niet hoger zijn dan 5 000 000 euro per onderneming over een periode van één jaar.) <W 2006-12-27/32, art. 170, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  4° de wijze van benoeming en de bevoegdheid van de beheerders;
  5° de wijze van vaststelling van de balans en van de rekeningen;
  6° de wijze en het tijdstip waarop het algemeen beheersorgaan en de beheerscomités van het fonds, aan de minister die bevoegd is voor de Tewerkstelling en de Arbeid, verslag doen over het vervullen van hun opdrachten;
  7° de wijze van ontbinding, van vereffening en besteding van het vermogen.

Art.6. Het (algemeen bestuursorgaan) bepaalt elk jaar het deel van de ontvangsten dat mag worden aangewend om de bestuurskosten van het Fonds te dekken. <W 1999-03-26/30, art. 89, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  Het beheersorgaan bepaalt de kosten die als bestuurskosten mogen worden aangerekend. Zij omvatten inzonderheid:
  1° De kosten voor inning en invordering der bijdragen;
  2° De kosten voor uitkering der prestaties;
  3° De kosten voor controle.

Art.7. De statuten bepalen eveneens de bijslag en de interest verschuldigd door de schuldenaars die de bijdragen niet binnen de door de statuten vastgestelde termijnen betalen.
  Het bedrag van deze bijslag en van de interest mag niet hoger zijn dan het percentage,vastgesteld voor de bijdragen voor sociale zekerheid, bij toepassing van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.

Art.8. <Hersteld bij W 2006-12-27/32, art. 171, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007> De Koning oefent de bij deze wet bepaalde bevoegdheden uit, na advies van het algemeen beheersorgaan en, naargelang van de in artikel 2 bepaalde opdrachten, na advies door de terzake bevoegde bijzondere beheerscomités.

Art. 8bis. <W 10-10-1967, art. 3, art. 76> De betwistingen omtrent de betaling der bijdragen, die aan het (Fonds) verschuldigd zijn, behoren tot de bevoegdheid van de arbeidsrechtbank. <W 1999-03-26/30, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

Art.9. De statuten kunnen bepalen dat het innen der bijdragen en het uitkeren der voordelen toevertrouwd worden aan een bestaande privaatrechtelijke instelling van het diamantwezen.
  In dat geval worden de voorwaarden van de tegemoetkoming door deze instelling bepaald in gemeen overleg met het Fonds.

Art.10. De bepalingen van artikel 8 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders zijn van toepassing op de uitkeringen van het (Fonds). <W 1999-03-26/30, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

Art.11. De vereffening der uitkeringen mag in geen geval afhankelijk worden gesteld van de betaling der bijdragen door één of meer schuldenaars.

Art.12. Op het beheer van het Fonds wordt een controle uitgeoefend door een revisor of een accountant. Deze revisor of accountant wordt door de Minister van Arbeid aangewezen.
  Deze revisor of accountant heeft een onbeperkt recht van toezicht en onderzoek over al de rekenplichtige verrichtingen van het Fonds, doch mag zich nooit met het beheer inlaten.
  Hij kan ter plaatse inzage nemen van de boeken, de briefwisseling, de notulen en om het even welke geschriften van het Fonds.
  De revisor of accountant deelt aan het (algemeen beheersorgaan en aan de bijzondere beheerscomites) van het Fonds geregeld de uitslag van zijn onderzoek mede en doet de aanbevelingen die hij nuttig acht. <W 1999-03-26/30, art. 90, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  (lid opgeheven) <W 2006-12-27/32, art. 172, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art.13. De revisor of accountant brengt minstens eenmaal per jaar verslag uit over zijn opdracht aan de Minister van Arbeid.
  Dit verslag wordt samen met het jaarverslag van het Fonds openbaar gemaakt.

Art. 13bis. <W 1999-03-26/30, art. 91; Inwerkingtreding : 01-01-1999> Op het beheer van de in artikel 2, 1° en 2°, bepaalde opdrachten wordt eveneens controle uitgeoefend door een regeringscommissaris die door de Koning wordt benoemd, op voorstel van de minister bevoegd voor Werk. Indien noodzakelijk kan de Koning een plaatsvervangend regeringscommissaris aanwijzen.) <W 2006-12-27/32, art. 173, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  De regeringscommissaris woont, met raadgevende stem, de vergaderingen bij van de beheersorganen, alsook in voorkomend geval van de controleorganen. De regeringscommissaris kan binnen een termijn van vier vrije dagen beroep instellen tegen elke beslissing die hij met de wet of met de statuten strijdig acht. Het beroep is opschortend.
  Deze termijn gaat in de dag van de vergadering, waarop de beslissing genomen werd, voor zover de regeringscommissaris daarop regelmatig uitgenodigd werd, en, in het tegenovergestelde geval, de dag waarop hij er kennis van heeft gekregen.
  Heeft de minister die bevoegd is voor de Tewerkstelling en de Arbeid, binnen een termijn van twintig vrije dagen, ingaand dezelfde dag als deze bedoeld in het vorig lid, de nietigverklaring niet uitgesproken, dan wordt de beslissing definitief.

Art.14. Bij verstoring van het financieel evenwicht, waardoor het bestaan van het Fonds of het vereffenen der (uitkeringen bedoeld in artikel 2, 1°,) in gevaar worden gebracht verzoekt de Minister van Arbeid, na verslag van de revisor of van de accountant, het Fonds de ten gevolge van de toestand geboden maatregelen te treffen. Het verzoek van de Minister moet worden gemotiveerd. <W 1999-03-26/30, art. 92, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  Neemt het Fonds deze maatregelen niet binnen de door de Minister vastgestelde termijn, dan worden zij door de Koning van rechtswege vastgelegd.

Art.15.[1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
   De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 43, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.16.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.17. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 199, 002; Inwerkingtreding : 09-01-1990>

Art.18. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 199, 002; Inwerkingtreding : 09-01-1990>

Art.19.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.20.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.21.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; 01-07-2011>


Art.22.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.23.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.24.[1 opgeheven]1
  ----------
  (1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 16°, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2011>


Art.25. <W 13-04-1971, art. 3> Onverminderd de eventuele strafvervolging, kan van het voordeel der prestaties, uitgekeerd door het (Fonds), worden uitgesloten voor ten hoogste dertien weken of zesentwintig weken in geval van herhaling, ieder die deze prestaties ten onrechte verkregen heeft of getracht heeft te verkrijgen, hetzij op grond van een onjuiste, onvolledige of laattijdige aangifte, hetzij door na te laten een aangifte te doen waartoe hij verplicht is, hetzij door een onjuist of vervalst bescheid over te leggen. <W 1999-03-26/30, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

Art.26. <W 13-04-1971, art. 3> Verjaart na verloop van drie jaar:
  1° vanaf de datum waarop de bijdrage eisbaar wordt, de vordering tegen een bijdrageplichtige persoon wegens het niet betalen van deze bijdragen;
  2° vanaf de datum waarop de prestatie moest worden uitgekeerd, de vordering van een gerechtigde tegen het (Fonds). <W 1999-03-26/30, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
  (3° vanaf de datum waarop de bijdrage onverschuldigd werd betaald, de vordering van een bijdrageplichtige persoon tegen het Fonds wegens het niet terugbetalen van deze bijdrage door het Fonds.) <W 2008-07-24/35, art. 83, 006; Inwerkingtreding : 17-08-2008>

Art.27. <W 13-04-1971, art. 3> De arbeidsrechtbank doet uitspraak over de geschillen omtrent rechten die uit deze wet voortvloeien, en past, op verzoek van het (Fonds), de in artikel 25 bepaalde sancties toe. <W 1999-03-26/30, art. 85, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1999>

Art. 28. <W 28-07-1962, art. 9> Deze wet heeft uitwerking op 1 januari 1959 behoudens de artikelen 2bis, 4 en 5, 4°, die uitwerking hebben op 1 januari 1960, en de artikelen 8bis, 15bis, 15ter, 15quater, 15quinquies, die uitwerking hebben de dag waarop zij in het Belgisch Staatsblad worden bekendgemaakt. <Het nummer van dit artikel werd gewijzigd bij W. 13 april 1971, art. 4>