17 JANUARI 1938. - Wet tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de vereenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, van de openbare domeinen van den Staat, van de provinciën en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen. (Nota : deze wet is opgeheven, voor wat het transport van gas betreft, bij art. 21 van W1965-04-12/30) (NOTA : Opgeheven voor de Vlaamse Overheid, wat de gewestbevoegdheden voor aardgasdistributie betreft, bij DVR2012-03-16/04, art. 21, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2012)(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 26-09-1990 en tekstbijwerking tot 02-04-2012)
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1 WAALS GEWEST
Artikel 1.Eenig artikel. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 der wet van 10 Maart 1925 op de electriciteitsvoorziening, hebben de Staat, de provinciën, de gemeenten, de vereenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, het recht om, op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterloopen en vaarten, die deel uitmaken van het openbaar domein van de provinciën en de gemeenten, alle werken te laten uitvoeren welke voor het aanleggen en het onderhouden van de leidingen, inzonderheid van de gas- en waterleidingen, noodig zijn, op voorwaarde zich te gedragen naar de wetten en reglementen, zoomede naar de bepalingen welke bijzonder daarvoor, hetzij in de administratieve beslissingen, hetzij in de concessie-akten voorzien zijn.
Er wordt niets geïnnoveerd inzake het openbaar domein van den Staat, voor welks benuttiging de voorafgaande instemming van den Minister van Openbare Werken en Werkverschaffing vereischt is.
Het werk moet uitgevoerd worden onder eerbiediging van het gebruik waartoe het openbaar domein dient; het geeft geen aanleiding tot buitenbezitstelling.
Het bij alinea 1 bepaald recht mag evenwel slechts uitgeoefend worden met de toelating van het openbaar bestuur, waarvan het domein gebezigd wordt.
Moest het provinciaal of gemeentelijk gezag deze toelating aan een van voornoemde aanvragers weigeren, dan beslist de Koning.
Wanneer het belang van 's Lands verdediging het vereischt, heeft de regeering het recht de inrichting of het plan van een aanleg evenals de daarmede verband houdende werken te wijzigen. De kosten der werken zijn ten laste van de aanneming die den aanleg heeft gedaan.
De Staat, de provinciën en de gemeenten hebben in alle geval het recht om de inrichting of het plan van een aanleg evenals de daarmede verband houdende werken later op hun onderscheidenlijk domein te doen wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd hetzij om reden van de openbare veiligheid of tot behoud van natuurschoon, hetzij in het belang van de wegen, waterloopen, vaarten of van een openbaren dienst, hetzij als gevolg van veranderingen welke de aangelanden aan de toegangen tot de eigendommen langsheen de gebezigde wegen hebben toegebracht, dan zijn de kosten der werken ten laste van de aanneming, die den aanleg heeft gedaan; in de andere gevallen komen ze ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenbegrooting eischen en, bij oneenigheid, zelf tot de uitvoering der werken overgaan.
Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 der wet van 10 Maart 1925 op de electriciteitsvoorziening, hebben de Staat, de provinciën, de gemeenten, de vereenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, het recht om, op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterloopen en vaarten, die deel uitmaken van het openbaar domein van de provinciën en de gemeenten, alle werken te laten uitvoeren welke voor het aanleggen en het onderhouden van de leidingen, inzonderheid van de gas- en waterleidingen, noodig zijn, op voorwaarde zich te gedragen naar de wetten en reglementen, zoomede naar de bepalingen welke bijzonder daarvoor, hetzij in de administratieve beslissingen, hetzij in de concessie-akten voorzien zijn. Er wordt niets geïnnoveerd inzake het openbaar domein van den Staat, voor welks benuttiging de voorafgaande instemming van den Minister van Openbare Werken en Werkverschaffing vereischt is. Het werk moet uitgevoerd worden onder eerbiediging van het gebruik waartoe het openbaar domein dient; het geeft geen aanleiding tot buitenbezitstelling. Het bij alinea 1 bepaald recht mag evenwel slechts uitgeoefend worden met de toelating van het openbaar bestuur, waarvan het domein gebezigd wordt. (NOTA : onderhavig lid 4 opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zover het betrekking heeft op de bouwplaatsen. <ORD 2008-07-03/43, art. 91, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2013>) Moest het provinciaal of gemeentelijk gezag deze toelating aan een van voornoemde aanvragers weigeren, dan beslist de Koning. (NOTA : onderhavig lid 5 opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor zover het betrekking heeft op de bouwplaatsen. <ORD 2008-07-03/43, art. 91, 003; Inwerkingtreding : 01-11-2013>) Wanneer het belang van 's Lands verdediging het vereischt, heeft de regeering het recht de inrichting of het plan van een aanleg evenals de daarmede verband houdende werken te wijzigen. De kosten der werken zijn ten laste van de aanneming die den aanleg heeft gedaan. De Staat, de provinciën en de gemeenten hebben in alle geval het recht om de inrichting of het plan van een aanleg evenals de daarmede verband houdende werken later op hun onderscheidenlijk domein te doen wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd hetzij om reden van de openbare veiligheid of tot behoud van natuurschoon, hetzij in het belang van de wegen, waterloopen, vaarten of van een openbaren dienst, hetzij als gevolg van veranderingen welke de aangelanden aan de toegangen tot de eigendommen langsheen de gebezigde wegen hebben toegebracht, dan zijn de kosten der werken ten laste van de aanneming, die den aanleg heeft gedaan; in de andere gevallen komen ze ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenbegrooting eischen en, bij oneenigheid, zelf tot de uitvoering der werken overgaan.
Art. 1_WAALS_GEWEST. Onverminderd de bepalingen van artikel 13 der wet van 10 Maart 1925 op de electriciteitsvoorziening, hebben de Staat, de provinciën, de gemeenten, de vereenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van diensten van openbaar nut, het recht om, op hun kosten, op of onder de pleinen, wegen, straten, paden, waterloopen en vaarten, die deel uitmaken van het openbaar domein van de provinciën en de gemeenten, alle werken te laten uitvoeren welke voor het aanleggen en het onderhouden van de leidingen, inzonderheid van de gas- en waterleidingen, noodig zijn, op voorwaarde zich te gedragen naar de wetten en reglementen, zoomede naar de bepalingen welke bijzonder daarvoor, hetzij in de administratieve beslissingen, hetzij in de concessie-akten voorzien zijn. Er wordt niets geïnnoveerd inzake het openbaar domein van den Staat, voor welks benuttiging de voorafgaande instemming van den Minister van Openbare Werken en Werkverschaffing vereischt is. Het werk moet uitgevoerd worden onder eerbiediging van het gebruik waartoe het openbaar domein dient; het geeft geen aanleiding tot buitenbezitstelling. Het bij alinea 1 bepaald recht mag evenwel slechts uitgeoefend worden met de toelating van het openbaar bestuur, waarvan het domein gebezigd wordt. Moest het provinciaal of gemeentelijk gezag deze toelating aan een van voornoemde aanvragers weigeren, dan beslist de Koning. Wanneer het belang van 's Lands verdediging het vereischt, heeft de regeering het recht de inrichting of het plan van een aanleg evenals de daarmede verband houdende werken te wijzigen. De kosten der werken zijn ten laste van de aanneming die den aanleg heeft gedaan. (NOTA : art. 1, vijfde lid opgeheven door DWG 2009-04-30/77, art. 49, 004; Inwerkingtreding : onbepaald en uiterlijk op 01-12-2017 (DWG 2016-12-21/02, art. 38); overgangsbepalingen : art. 51) De Staat, de provinciën en de gemeenten hebben in alle geval het recht om de inrichting of het plan van een aanleg evenals de daarmede verband houdende werken later op hun onderscheidenlijk domein te doen wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd hetzij om reden van de openbare veiligheid of tot behoud van natuurschoon, hetzij in het belang van de wegen, waterloopen, vaarten of van een openbaren dienst, hetzij als gevolg van veranderingen welke de aangelanden aan de toegangen tot de eigendommen langsheen de gebezigde wegen hebben toegebracht, dan zijn de kosten der werken ten laste van de aanneming, die den aanleg heeft gedaan; in de andere gevallen komen ze ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenbegrooting eischen en, bij oneenigheid, zelf tot de uitvoering der werken overgaan. (In afwijking van de voorafgaande bepalingen, wanneer het Waalse Gewest, op haar grondgebied en in het kader van zijn bevoegdheden, wijzigingen aan de provincies, gemeenten, verenigingen van gemeenten en publiekrechtelijke rechtspersonen die onder de Executieve vallen, oplegt, komen de werkkosten ten laste van het Waalse Gewest. Wanneer het verenigingen van gemeenten die publiek- en privaatrechtelijke personen omvatten, betreft, komen de werkkosten slechts ten laste van het Waalse Gewest op voorwaarde dat de vereniging zich verplicht die werkkosten aan de publiekrechtelijke personen die daaruit deel uitmaken, geheel toe te kennen.) <DWG 1990-06-14/32, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1990>