20 APRIL 1874. - Wet betreffende de voorlopige hechtenis - [Wet van 13 maart 1973 betreffende de vergoeding voor onwerkzame voorlopige hechtenis.] (WVH 1990-07-20/35, art. 48, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990) (NOTA : raadpleging van vroegere versies vanaf 18-07-1989 en tekstbijwerking tot 14-08-1990) (NOTA : Zie W1973-03-13/30gebaseerd op deze huidige wet van 1874, voor de volgende wijzigingen)
Art. 1-23
BIJGEVOEGDE BEPALINGEN.
Art. 24-29
Artikel 1. (Opgeheven ) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.2. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.3. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.4. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.5. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.6. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.7. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.8. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.9. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.10. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.11. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.12. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.13. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.14. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.15. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.16. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.17. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.18. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.19. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.20. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.21. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.22. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.23. (Opgeheven) <WVH 1990-07-20/35, art. 48, 2°, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
BIJGEVOEGDE BEPALINGEN.
Art.24. (Zie art. 89bis Wb. van Strafvordering) <WVH 1990-07-20/35, art. 43, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.25. (Zie art. 90bis Wb. van Strafvordering) <WVH 1990-07-20/35, art. 44, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.26. (Zie art. 136bis Wb. van Strafvordering) <WVH 1990-07-20/35, art. 45, 002; Inwerkingtreding : 01-12-1990>
Art.27. <W 13-03-1973, art. 5> § 1. Een recht op vergoeding wordt toegekend aan elke persoon die beroofd werd van zijn vrijheid in omstandigheden die strijdig zijn met de bepalingen van artikel 5 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, goedgekeurd bij de wet van 18 mei 1955.
§ 2. De vordering wordt ingesteld bij de gewone gerechten, in de vormen bepaald door het Gerechtelijk Wetboek, en gericht tegen de Belgische Staat in de persoon van de Minister van Justitie.
Art.28. <W 13-03-1973, art. 5> § 1. Mag aanspraak maken op een vergoeding, elke persoon die in voorlopige hechtenis werd genomen gedurende meer dan acht dagen, zonder dat deze hechtenis of de handhaving ervan te wijten is aan zijn persoonlijke gedraging :
a) indien hij bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing rechtstreeks of onrechtstreeks buiten de zaak is gesteld;
b) indien hij, na een beschikking of een arrest van buitenvervolgingstelling te hebben bekomen, het bewijs levert dat er gegevens in feite of in rechte aanwezig zijn waaruit zijn onschuld blijkt;
c) indien hij aangehouden werd of in hechtenis gebleven is nadat de strafvordering was verjaard;
d) indien hij een beschikking of een arrest van buitenvervolgingstelling heeft bekomen waarbij uitdrukkelijk is vastgesteld dat het feit dat tot de voorlopige hechtenis aanleiding heeft gegeven, geen misdrijf is.
§ 2. Het bedrag van deze vergoeding wordt vastgesteld naar billijkheid en met inachtneming van alle omstandigheden van openbaar en privaat belang.
§ 3. Indien betrokkene geen vordering tot schadevergoeding voor de gewone gerechten kan instellen, moet de vergoeding worden gevraagd bij een verzoekschrift gericht aan de Minister van Justitie, die binnen zes maanden beslist.
De vergoeding wordt door de Minister van Justitie te laste van de Schatkist toegekend indien de voorwaarden, bepaald in § 1 vervuld zijn.
Indien de vergoeding geweigerd wordt, indien het bedrag ervan onvoldoende geacht wordt of indien de Minister van Justitie niet binnen zes maanden na het verzoek beslist, kan de betrokkene zich wenden tot de commissie, ingesteld overeenkomstig § 4.
In geval van gerechtelijke vervolgingen wegens een van de misdrijven omschreven in de artikelen 147, 155 en 156 van het Strafwetboek en die bedreven zijn ten nadele van de betrokkene, begint de termijn van zes maanden, waarvan sprake in het vorige lid, slechts te lopen vanaf de dag waarop uitspraak is gedaan over de strafvordering door een in kracht van gewijsde gegane beslissing.
§ 4. Er wordt een commissie ingesteld die uitspraak doet over de beroepen tegen de beslissingen door de Minister van Justitie genomen of over de ingediende aanvragen wanneer de Minister geen uitspraak gedaan heeft in de voorwaarden, bepaald in § 3.
Deze commissie bestaat uit de eerste voorzitter van het Hof van cassatie, de eerste voorzitter van de Raad van State, de deken van de Nationale Orde van advocaten, of, bij verhindering, de voorzitter van het Hof van cassatie, de voorzitter van de Raad van State, de vice-deken van de Nationale Orde van advocaten.
Het ambt van secretaris wordt uitgeoefend door een of meer leden van de griffie van het Hof van cassatie, aangewezen door de eerste voorzitter.
De Koning regelt de werking van de commissie.
§ 5. De beroepen en de verzoeken bestaan uit een verzoekschrift in twee exemplaren, getekend door de partij of zijn advocaat en neergelegd ter griffie van het Hof van cassatie, binnen de zestig dagen na de beslissing van de Minister of na het verloop van de termijn waarin hij uitspraak had moeten doen.
De Koning regelt de procedure voor de commissie, die zitting houdt met gesloten deuren.
Zij doet uitspraak op het ter zitting door de procureur-generaal bij het Hof van cassatie gegeven advies, na de partijen in hun middelen te hebben gehoord.
Haar beslissingen worden in openbare zitting gewezen. Deze zijn niet vatbaar voor enig verhaal.
Op verzoek van de belanghebbenden wordt de beslissing van de commissie bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, zonder dat dit uittreksel het bedrag van de toegekende vergoeding mag vermelden. De kosten van de bekendmaking komen ten laste van de Schatkist.
Art. 29. <W 13-03-1973, art. 5> Bij overlijden van personen die volgens de artikelen 27 en 28 gerechtigd zijn op een vergoeding of daarop aanspraak kunnen maken, kunnen de vergoedingen aan hun rechtverkrijgenden worden toegekend.