Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

10 JANUARI 1975. - Koninklijk besluit waarbij de werkwijze en de procedure vastgesteld wordt van de commissie ingesteld door artikel 28, § 4, van de wet van 20 april 1874 op de voorlopige hechtenis, gewijzigd door de wet van 13 maart 1973.



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Werkwijze.
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Rechtspleging.
Art. 5-17
HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art. 18-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK I. - Werkwijze.
Artikel 1. De Commissie, ingesteld door artikel 28, § 4, van de wet van 20 april 1874, op de voorlopige hechtenis, gewijzigd door de wet van 13 maart 1973, houdt zitting te Brussel in de lokalen van het Hof van cassatie.

Art.2. De Commissie wordt voorgezeten door de eerste voorzitter van het Hof van Cassatie.

Art.3. De secretariaatskosten komen ten laste van de begroting van Justitie.

Art.4. De reis- en verblijfkosten worden terugbetaald overeenkomstig het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten en het koninklijk besluit van 24 december 1964 tot vaststelling van de vergoedingen wegens verblijfkosten toegekend aan de leden van het personeel der ministeries. Voor de toepassing van dit artikel worden de leden van de Commissie en de secretaris gelijkgesteld onderscheidenlijk met de personeelsleden, van de rangen 15 tot 17 en van de rangen 10 tot 14.

HOOFDSTUK II. - Rechtspleging.
Art.5. Het verzoekschrift wordt gedagtekend en met redenen omkleed. De bewijsstukken worden er bijgevoegd.
  Het wordt, naar keuze van de verzoeker, in het Nederlands, in het Frans of in het Duits gesteld.
  Opneming in het Belgisch Staatsblad van een uittreksel uit de beslissing kan ofwel in het verzoekschrift ofwel tot aan het sluiten van de debatten worden gevraagd.

Art.6. De taal van het verzoekschrift bepaalt die van de rechtspleging.
  Zodra echter een in het Duits gesteld verzoekschrift is ingekomen, geeft de voorzitter een beschikking die de taal bepaalt waarin de rechtspleging zal worden gevoerd.
  De secretaris geeft aan partijen kennis van de beschikking.

Art.7. De secretaris houdt de rol van de zaken bij.
  Hij stelt de indiening van het verzoekschrift en van de memories vast door middel van een kanttekening, die hij ondertekent met vermelding van de datum van ontvangst op het secretariaat van de Commissie.
  Hij zendt dadelijk een dubbel van het verzoekschrift en een afschrift van de bewijsstukken aan de Minister van Justitie.

Art.8. De Minister van Justitie beschikt over dertig dagen om een memorie van antwoord, het administratief dossier en, indien het in zijn bezit is, het gerechtelijk dossier te laten geworden.

Art.9. De secretaris zendt een afschrift van de memorie van antwoord aan de verzoekende partij en geeft haar kennis van de neerlegging van het dossier.

Art.10. De verzoekende partij beschikt over dertig dagen om een memorie van wederantwoord te laten geworden, waarvan een afschrift door de secretaris aan de Minister van Justitie wordt gezonden.

Art.11. Is de griffie van het Hof van cassatie gesloten op de laatste dag van de termijn bepaald in de artikelen 8 en 10, dan wordt die termijn verlengd tot de eerstvolgende dag dat de griffie open is.
  Die termijnen moeten worden nageleefd op straffe van niet-ontvankelijkheid.
  Indien de eisen van het onderzoek het wettigen, kunnen zij evenwel worden verlengd bij een met redenen omklede beschikking van de voorzitter, na advies van de procureur-generaal bij het Hof van cassatie.
  De secretaris geeft aan partijen kennis van de beschikking.

Art.12. De voorzitter of het door hem als verslaggever aangewezen lid onderzoekt het verzoekschrift.
  De voorzitter, de verslaggever en de procureur-generaal bij het Hof van cassatie kunnen rechtstreeks briefwisseling voeren met alle overheden en hun alle inlichtingen vragen.
  Zij zijn gerechtigd om zich door die overheden alle stukken te laten overleggen.
  Zij kunnen van de partijen en van hun advocaten alle aanvullende ophelderingen vorderen.

Art.13. De voorzitter van de Commissie bepaalt dag en uur van de zitting.
  Partijen worden door de secretaris ten minste zeven dagen vooraf opgeroepen.
  De oproepingsbrief vermeldt dag en uur van de zitting alsook de plaats waar en de uren waarop het dossier ter beschikking van partijen of van hun advocaat zal worden gehouden, gedurende vier werkdagen vóór de verschijning.

Art.14. Op de zitting wordt verslag uitgebracht.
  De Commissie doet uitspraak bij meerderheid van stemmen, bij een met redenen omklede beslissing.
  Behalve bij verdaging om een wettige reden, doet de Commissie uitspraak, zelfs wanneer een partij niet verschijnt.
  De beslissing moet worden genomen binnen zes maanden na het neerleggen van de memorie van antwoord of van de memorie van wederantwoord. Deze termijn kan echter bij een met redenen omklede beslissing van de Commissie worden verlengd, maar de totale duur van de verlengingen mag een jaar niet overschrijden.

Art.15. De beslissing wordt ondertekend door de leden van de Commissie en door de secretaris.
  De secretaris geeft binnen vijftien dagen aan partijen kennis van de beslissing en brengt ze, in voorkomend geval, bij uittreksel ter kennis van het bestuur van het Belgisch Staatsblad als de bekendmaking ervan is bevolen.
  Uitgiften, uittreksels en afschriften worden door de secretaris ondertekend.

Art.16. De beslissing is van rechtswege uitvoerbaar.

Art.17. Verzending van stukken, oproepingsbrieven of kennisgevingen door de secretaris verricht op grond van dit besluit geschiedt bij ter post aangetekende brieven.

HOOFDSTUK III. - Slotbepalingen.
Art.18. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 19. Onze Minister van Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.