11 MAART 2025. - Reglement van het examen bedoeld in artikel XI.66, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek van economisch recht en van de bekwaamheidsproef bedoeld in artikel 1, 11°, van het koninklijk besluit van 30 september 2020 betreffende de vertegenwoordiging inzake octrooien
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - De aanvraag tot deelneming aan het examen of aan de bekwaamheidsproef
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - De schriftelijke proef van het examen
Art. 3-17
HOOFDSTUK 4. - De mondelinge proef van het examen
Art. 18-19
HOOFDSTUK 5. - De bekwaamheidsproef
Art. 20
HOOFDSTUK 6. - Diverse bepalingen
Art. 21-25
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° het koninklijk besluit: het koninklijk besluit van 30 september 2020 betreffende de vertegenwoordiging inzake octrooien;
2° de Commissie: de Commissie tot erkenning van de gemachtigden inzake uitvindingsoctrooien, samengesteld uit twee afdelingen, bedoeld in de artikelen XI.75/1 en XI.75/2 van het Wetboek van economisch recht;
3° het examen: het examen bedoeld in artikel XI.66, § 2, eerste lid, 3°, van het Wetboek van economisch recht;
4° de bekwaamheidsproef: de bekwaamheidsproef bedoeld in artikel 1, 11°, van het koninklijk besluit.
HOOFDSTUK 2. - De aanvraag tot deelneming aan het examen of aan de bekwaamheidsproef
Art.2. § 1. De aanvraag tot deelneming aan het examen vermeldt de na(a)m(en), de voorna(a)m(en), het adres, de nationaliteit van de kandidaat en de gekozen sector overeenkomstig artikel 30, § 1, van het koninklijk besluit. Zij wordt vergezeld:
1° van een kopie van de diploma's bedoeld in artikel XI.66, § 2, eerste lid, 1°, en tweede lid, van het Wetboek van economisch recht;
2° van overtuigingselementen waaruit blijkt dat is voldaan aan de beroepsactiviteiten bedoeld in artikel XI.66, § 2, eerste lid, 2°, van het Wetboek van economisch recht en in de artikelen 14 en 28, derde lid, van het koninklijk besluit;
3° van een kopie van een identiteitsbewijs;
4° van een verklaring die aangeeft dat aan de voorwaarden van artikel XI.66, § 1, eerste lid, 3°, 4° en 5°, van het Wetboek van economisch recht zijn voldaan.
§ 2. De aanvraag tot deelneming aan de bekwaamheidsproef vermeldt de na(a)m(en), de voorna(a)m(en), het adres en de nationaliteit van de kandidaat. Zij wordt vergezeld hetzij van een kopie van een opleidingstitel bedoeld in artikel 16, 1°, a), van het koninklijk besluit, hetzij van de overtuigingselementen die het bewijs leveren van de voltijdse uitoefening van het beroep van erkend octrooigemachtigde bedoeld in artikel 16, 1°, b), van het koninklijk besluit en van een kopie van een of meer opleidingstitels zoals bedoeld in artikel 16, 1°, b), van het koninklijk besluit.
§ 3. Een kandidaat kan niet worden ingeschreven voor zowel het examen als de bekwaamheidsproef.
HOOFDSTUK 3. - De schriftelijke proef van het examen
Art.3. De schriftelijke proef heeft op twee halve dagen van opeenvolgende datum plaats. De eerste halve dag is, gedurende ten hoogste vier uur voor het redigeren van de stukken bedoeld in artikel 30, § 2, 1°, van het koninklijk besluit, voorzien. De tweede halve dag is, gedurende ten hoogste vier uur, voorzien voor het redigeren van het antwoord en de nota bedoeld in artikel 30, § 2, 2° en 3°, van het koninklijk besluit. Geen enkele pauze is voorzien gedurende het verloop van elk schriftelijk gedeelte.
Art.4. Voor de schriftelijke proef kunnen de documenten die de stand van de techniek betreffen in het Frans, Nederlands, Duits of Engels opgesteld zijn.
Art.5. De kandidaten moeten voor vaststaand en onbetwistbaar aannemen alle feiten die in de documenten van de schriftelijke proef zijn opgenomen; in hun antwoord dienen zij van de gegeven feiten uit te gaan. De documenten die als stand van de techniek worden aangevoerd dienen als volledig en uitputtend te worden beschouwd, dit houdt in dat de kandidaten de bijzondere kennis die zij ter zake zouden kunnen hebben niet mogen gebruiken.
Art.6. Tenzij in de instructies anders voorzien, is het de kandidaten niet toegelaten voor de schriftelijke proef boeken, geschreven teksten of andere documentatie mede te brengen of te consulteren. Zonodig zal de Belgische en de in België van kracht zijnde Europese en internationale wetgeving inzake uitvindingsoctrooien te hunner beschikking gesteld worden.
Art.7. De kandidaten zijn verplicht:
1° gedurende de ganse duur van de schriftelijke proef in de zaal steeds dezelfde plaats in te nemen;
2° slechts op een speciaal daarvoor voorzien blad hun na(a)m(en) en al hun voorna(a)m(en) in te vullen en hun gebruikelijke handtekening aan te brengen vooraleer het beginsignaal voor elk deel der schriftelijke proef wordt gegeven;
3° de bladen of documenten van hun antwoord te nummeren;
4° bij het eindsignaal van elk schriftelijk gedeelte onmiddellijk op te houden met de beantwoording van de vragen. De kandidaten worden vijf minuten voor het einde van elk schriftelijk gedeelte gewaarschuwd.
Art.8. Het is de kandidaten verboden:
1° kennis te nemen van het onderwerp van elk schriftelijk gedeelte vooraleer het beginsignaal is gegeven;
2° bedrog te plegen of pogen bedrog te plegen;
3° gedurende het verloop van elk schriftelijk gedeelte met elkaar of met ieder ander persoon, zelfs buiten de zaal, te communiceren;
4° hun na(a)m(en), initialen of enig ander herkenningsteken elders dan op het daartoe bestemde blad of document aan te brengen;
5° buiten de zaal de ten behoeve van de proef ter beschikking gestelde documenten of benodigdheden mede te nemen;
6° de zaal zonder toelating van de opzichter te verlaten. Een kandidaat die zijn antwoord nog niet heeft afgegeven mag de zaal slechts verlaten indien alle andere kandidaten zich in de zaal bevinden.
Art.9. De kandidaten die aankomen in de examenzaal nadat het beginsignaal van een bepaald schriftelijk gedeelte is gegeven, zijn niet gerechtigd de verzuimde tijd na het eindsignaal ervan in te halen.
Art.10. Elke afdeling van de Commissie duidt voor het schriftelijke gedeelte de voor het goed verloop ervan verantwoordelijke opzichters aan. De verantwoordelijke opzichters worden onder de leden van elke betrokken afdeling gekozen. De verantwoordelijke opzichters mogen andere opzichters aanduiden om hen bij te staan. Gedurende het schriftelijke gedeelte is de vervanging van deze laatsten toegelaten.
Art.11. Iedere kandidaat die de door een opzichter op grond van dit reglement gegeven instructies overtreedt of die door zijn gedrag één of verschillende andere kandidaten stoort, kan door de van dienst zijnde verantwoordelijke opzichter van de schriftelijke proef worden uitgesloten.
Art.12. Klachten betreffende het verloop van de schriftelijke proef worden door elke afdeling van de Commissie slechts in overweging genomen indien zij gemotiveerd en gericht zijn aan de voorzitter van de betrokken afdeling bij een aangetekende zending ten laatste acht dagen na de datum waarop de schriftelijke proef plaats vond.
Art.13. De voor elke afdeling verantwoordelijke opzichter is belast met het opstellen van een proces-verbaal over het verloop van de schriftelijke proef, waarin inzonderheid vermeld dienen te worden de namen van de aanwezige kandidaten, het uur waarop het begin- en eindsignaal van elk schriftelijk gedeelte werd gegeven, de naam van elke kandidaat die de zaal heeft verlaten alsook elk incident dat tussen het begin- en eindsignaal van elk schriftelijk gedeelte plaats vond.
Art.14. De beoordeling van de schriftelijke proef geschiedt zonder dat de identiteit van de kandidaten bekend is.
Art.15. De kandidaat die de in artikelen 30, § 3, en 32, § 1, vierde lid, van het koninklijk besluit voorziene gehele vrijstelling van de schriftelijke proef wenst te genieten, dient bij zijn aanvraag tot deelneming aan het examen een verzoek voor totale vrijstelling te voegen. Dit verzoek is alleen ontvankelijk indien het gegrond is op het laatste examen waaraan de kandidaat heeft deelgenomen van de in de afgelopen tien jaar georganiseerde examens.
Art.16. De kandidaat die van de in artikelen 30, § 3, en 32, § 1, vijfde lid, van het koninklijk besluit voorziene gedeeltelijke vrijstelling van het schriftelijk gedeelte wenst te genieten, dient het verzoek bij zijn aanvraag tot deelneming te voegen. Dit verzoek is alleen ontvankelijk indien het vergezeld is van een bewijs van slagen in het Europees kwalificatieexamen voor erkende gemachtigden bij het Europees Octrooibureau. De gedeeltelijke vrijstelling heeft betrekking op dat gedeelte van de schriftelijke proef dat valt onder artikel 30, § 2, 1°, van het koninklijk besluit.
Art.17. Iedere kandidaat die van het resultaat van de schriftelijke proef op de hoogte is gesteld, kan aan de voorzitter van de betrokken afdeling vragen zijn dossier in te zien.
HOOFDSTUK 4. - De mondelinge proef van het examen
Art.18. Artikel 6 van dit reglement is eveneens voor de mondelinge proef van toepassing.
Art.19. Het is de kandidaat, die de mondelinge proef heeft afgelegd, verboden de kandidaten die wachten om de proef af te leggen, te storen.
HOOFDSTUK 5. - De bekwaamheidsproef
Art.20. De Commissie organiseert en neemt de bekwaamheidsproef af volgens de modaliteiten die ze bepaalt ingevolge de situatie van elk kandidaat.
HOOFDSTUK 6. - Diverse bepalingen
Art.21. Instructies worden aan de krachtens artikel 27, § 2, van het koninklijk besluit aangewezen deskundigen verstrekt voor het opstellen en verbeteren van respectievelijk vragen en antwoorden der schriftelijke proef alsook voor ondervragingen bij de mondelinge proef.
Art.22. Instructies worden aan de kandidaten verstrekt voor het verloop van het examen en voor het redigeren van de schriftelijke proef van het examen.
Art.23. De punten die door dit reglement niet worden geregeld worden beslist door elke afdeling van de Commissie in zoverre het haar betreft. De voorzitter van de betrokken afdeling deelt dit mede aan de voorzitter van de andere afdeling.
Art.24. De voorzitter van de gemeenschappelijke vergadering van de Commissie ziet toe op de juiste toepassing van dit reglement.
Art. 25. Dit reglement treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.