27 MEI 2025. - Koninklijk Besluit houdende het administratief statuut en basisbeginselen met betrekking tot de verloning van de leden van het directiecomité van het Federaal Agentschap voor Regulering van Transport
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Definities
Art. 2
HOOFDSTUK 3. - Toelatingsvoorwaarden
Art. 3
HOOFDSTUK 4. - Selectievoorwaarden
Art. 4
HOOFDSTUK 5. - Voorwaarden voor benoeming
Art. 5-7
HOOFDSTUK 6. - Voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat
Art. 8-10
HOOFDSTUK 7. - Voorwaarden voor beëindiging van het mandaat, de verlenging, de niet-verlenging en ontslagvergoeding
Art. 11-13
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art. 14-15
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Dit besluit voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de richtlijn 2012/34/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (herschikking).
HOOFDSTUK 2. - Definities
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° de wet: de wet van 8 mei 2024 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor vervoersdiensten en houdende de oprichting van het Federaal Agentschap voor de Regulering van Transport.
HOOFDSTUK 3. - Toelatingsvoorwaarden
Art.3. § 1. De kandidaten voor een mandaat bij het directiecomité moeten de toelaatbaarheidsvereisten vervullen die vereist zijn om aangeworven te worden als rijksambtenaar van het niveau A. Zij moeten bovendien bewijzen dat zij over de nuttige ervaring beschikken die vereist wordt door de functiebeschrijving.
§ 2. Deze kandidaten beschikken over een nuttige ervaring inzake economische regulering van zes jaar en een nuttige ervaring van minstens twee jaar in spoorwegmaterie en/of luchthavenmaterie.
HOOFDSTUK 4. - Selectievoorwaarden
Art.4. § 1. De selectie van de leden van het directiecomité wordt uitgevoerd door het Directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning op basis van de functiebeschrijving en het competentieprofiel die zijn vastgelegd door de minister.
§ 2. Het Directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning stelt, na de selectieprocedure waarnaar in de vorige paragraaf wordt verwezen, een lijst op van de geschikt bevonden kandidaten die onderling gerangschikt worden en van de ongeschikt bevonden kandidaten.
De directeur van het Directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning maakt het resultaat van de selectieprocedure over aan de minister.
HOOFDSTUK 5. - Voorwaarden voor benoeming
Art.5. § 1. De functie van lid van het directiecomité wordt uitgeoefend in de vorm van een zesjarig mandaat.
Art.6. § 1. Het directiecomité is samengesteld uit leden die behoren tot een verschillende taalrol. De gelijke verdeling tussen de seksen is van toepassing als de kandidaten in de groep "Geschikt" voor dezelfde functie gelijk gerangschikt zijn.
§ 2. De leden van het directiecomité beschikken over een complementaire nuttige ervaring, de een in spoorwegmaterie, de andere in luchthavenmaterie.
§ 3. De leden van het directiecomité worden aangewezen op grond van hun bekwaamheid, hun integriteit en hun onafhankelijkheid. Die voorwaarden dienen vervuld te blijven tijdens de hele duur van het mandaat.
§ 4. De leden van het directiecomité mogen in uitvoering van artikel 42 van de wet, geen enkel belang hebben in de ondernemingen die actief zijn in de spoorwegsector en de luchtvaartsector, noch direct of indirect, gratis of bezoldigd, voor deze ondernemingen enige functie uitoefenen of enige dienst verrichten. Die voorwaarde dient vervuld te blijven tijdens de hele duur van het mandaat en gedurende één jaar na het einde van dat mandaat.
Art.7. Onder de kandidaten die door het Directoraat-generaal Rekrutering en Ontwikkeling van de Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning worden geschikt bevonden, worden de leden van het directiecomité aangewezen door de Koning op voorstel van de minister na overleg in Ministerraad. Zij leggen de eed af in handen van de minister.
HOOFDSTUK 6. - Voorwaarden voor de uitoefening van het mandaat
Art.8. § 1. Het tijdens het mandaat niet meer voldoen aan een van de toelaatbaarheidsvereisten bedoeld in artikel 42, §§ 1 en 4 van de wet geeft aanleiding tot de beëindiging van rechtswege van het mandaat van lid van het directiecomité.
§ 2. Indien de onverenigbaarheid bedoeld in het eerste lid onafhankelijk is van de wil van het lid van het directiecomité, heeft deze laatste recht op de schadevergoeding bedoeld in artikel 13, § 2, van dit besluit.
Art.9. § 1. Het bruto jaarlijks verloningspakket van de leden van het directiecomité bevat:
1° een jaarlijkse brutowedde;
2° De leden van het directiecomité genieten een vakantiegeld en een eindejaarstoelage onder dezelfde voorwaarden als de mandaathouders bedoeld in het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt.
§ 2. De jaarlijkse brutowedde, zoals bedoeld in § 1, 1°, :
1° Voor de functie van voorzitter van het directiecomité, bedraagt 73.185,81€;
2° Voor de functie van directeur in het directiecomité, bedraagt 65.508,80 €.
Voor deze wedde geldt de indexeringsregeling en ze is verbonden aan de spilindex 138,01. Bij de berekening ervan wordt geen rekening gehouden met de derde decimaal in het eindresultaat
§ 3. Onverminderd de voorgaande leden, genieten de leden van het directiecomité:
1° van een hospitalisatieverzekering tegen dezelfde voorwaarden als het personeel van het Agentschap.
2° van het recht op het jaarlijks vakantieverlof onder dezelfde voorwaarden als de rijksambtenaren.
3° van het recht op omstandigheidsverloven, verloven verbonden aan moederschapsbescherming, ouderschapsverlof en adoptieverlof, opvangverlof en pleegzorgverlof onder dezelfde voorwaarden als de rijksambtenaren.
Art.10. § 1. De leden van het directiecomité worden door de minister geëvalueerd na twee en vier jaar mandaat en zes maanden voor het einde van het mandaat.
§ 2. De leden van het directiecomité worden geëvalueerd op basis van de plannen en verslagen voorzien in de artikelen 51 en 52 van de wet.
De evaluatie van de houder van de functie van voorzitter en van directeur krijgt geen vermelding, tenzij de verslagen bedoeld in het eerste lid aantonen dat de doelstellingen vervat in het jaarlijks werkplan of het strategisch plan voorzien in artikelen 51 en 52 van de wet duidelijk niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode. In dit laatste geval wordt de vermelding "onvoldoende" toegekend.
HOOFDSTUK 7. - Voorwaarden voor beëindiging van het mandaat, de verlenging, de niet-verlenging en ontslagvergoeding
Art.11. § 1. Wanneer zijn mandaat afloopt, wordt het mandaat van een lid van het directiecomité verlengd op voorwaarde dat er geen eindvermelding "onvoldoende" werd toegekend, zoals bedoeld in artikel 10, § 2.
§ 2. De hernieuwing van het zesjarig mandaat kan slechts zolang er geen drie opeenvolgende mandaten worden uitgeoefend.
§ 3. Behalve in geval van afzetting zoals bedoeld in artikel 43, § 4 van de wet, blijven de leden van het directiecomité evenwel hun functie uitoefenen na het einde van hun mandaat zolang niet in hun vervanging voorzien is. Indien een lid van het directiecomité zijn of haar functie niet meer kan uitoefenen, kan de minister een tijdelijke vervanger aanduiden. Voor de tijdelijke uitoefening van de functie geldt dezelfde verloning als voorzien in artikel 9.
De verlenging van het mandaat gebeurt door de Koning.
Art.12. Geen enkel lid van het directiecomité mag na zijn 67 jaar in dienst blijven.
De Minister kan evenwel van deze regel afwijken, op verzoek van een lid van het directiecomité, voor een periode van maximum één jaar, in afwachting van een vervanger.
Art.13. § 1. Na hun ambtstermijn in het Agentschap of na afzetting zoals bedoeld in artikel 43, § 4 van de wet hebben de leden van het directiecomité gedurende een periode van één jaar geen beroepsfunctie of beroepsverantwoordelijkheid bij een van de gereguleerde ondernemingen of entiteiten.
§ 2. Ter compensatie van het verbod bedoeld in § 1, wordt het lid van het directiecomité van het Agentschap bij beëindiging van zijn mandaat een vergoeding toegekend equivalent aan zijn bruto bezoldiging voor een periode van twaalf maanden.
Deze vergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen, of rustpensioen heeft genoten.
§ 3. De regeling bedoeld in § 1 en § 2 is ook van toepassing op het lid van het directiecomité wanneer deze vrijwillig vertrekt.
HOOFDSTUK 8. - Slotbepalingen
Art.14. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 20 maart 2025.
Art. 15. De minister bevoegd voor het federaal Agentschap voor Regulering van Transport is belast met de uitvoering van dit besluit.