3 APRIL 2025. - Ministerieel besluit tot vaststelling van het algemene kader voor de toegang tot en de werkingsmodaliteiten van de fietsleasing
Art. 1-3
Artikel 1. In dit besluit verstaat men onder:
1° personeelslid: een personeelslid van een federale overheidsdienst, van een programmatorische federale overheidsdienst, alsook van de diensten die ervan afhangen, of een van de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, of een lid van het burgerpersoneel van het Ministerie van Landsverdediging, dat recht heeft op een eindejaarstoelage;
2° fietsleasebeleid: het document dat de voorwaarden en modaliteiten vastlegt waartegen een personeelslid een fiets kan leasen;
3° fietsleaseovereenkomst: de overeenkomst tussen de leasemaatschappij en de federale dienst die volgt op de aanvaarding van een offerte voor fietsleasing door het personeelslid;
4° leaseperiode: de duur van de fietsleaseovereenkomst;
5° federale dienst: een federale overheidsdienst, programmatorische federale overheidsdienst, het Ministerie van Landsverdediging alsook de diensten die ervan afhangen, of een van de rechtspersonen bedoeld in artikel 1, 3°, van de wet van 22 juli 1993 houdende bepaalde maatregelen inzake ambtenarenzaken, waartoe het personeelslid behoort.
Art.2. Het fietsleasebeleid regelt ten minste volgende aspecten :
a) de toegangsvoorwaarden;
b) de rechten en plichten inzake fietsleasing, waaronder ook de diefstalbescherming;
c) de voorwaarden en voordelen met betrekking tot het gebruik van de leasefiets;
d) de invordering bij het personeelslid ingeval het effectief opgebouwd theoretisch budget lager is dan de verschuldigde kostprijs van de overeengekomen fietsleasing;
e) de gevallen waarin een vergoeding voor de verbreking van de fietsleaseovereenkomst verschuldigd is, de berekeningswijze van deze vergoeding, en de aanduiding wie ervan de kost dient te dragen.
Art. 3. Een fietsleaseovereenkomst wordt afgesloten ten voordele van het personeelslid dat aan onderstaande cumulatieve voorwaarden voldoet:
a) op duidelijke en nauwkeurige wijze gekozen hebben voor de opbouw van het theoretisch budget bedoeld in artikelen 17bis en 100/1 van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt;
b) bevestigd hebben kennis genomen te hebben van het fietsleasebeleid en de inhoud ervan goedgekeurd te hebben;
c) zich uitdrukkelijk verbonden hebben om, gedurende de gehele leaseperiode, gebruik te maken van het duurzame maatschappelijk voordeel dat voortvloeit uit het theoretisch budget, overeenkomstig de voorwaarden voor vrijstelling bepaald door het Wetboek van de inkomstenbelastingen van 10 april 1992 en het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
d) één of meerdere offertes voor een fietsleasing aangevraagd hebben binnen de grenzen van het theoretisch budget, en één van deze offertes aanvaard hebben;
e) zich akkoord verklaard hebben met de gevolgen die die zich voordoen in het geval het opgebouwde theoretisch budget lager is dan de kostprijs van de overeengekomen fietslease voor de betrokken periode bedoeld in punt a), waarvan één van de gevolgen is dat het personeelslid het verschil tussen bovenstaande bedragen verschuldigd is aan de federale dienst.
De voorwaarde bedoeld in punt a) is ten laatste voldaan vóór de aanvang van de referentieperiode voor de opbouw van het recht op de eindejaarstoelage. Het personeelslid kan deze keuze jaarlijks wijzigen overeenkomstig het fietsleasebeleid.
De federale dienst staat in voor het nagaan dat de voorwaarden van dit artikel vervuld zijn vooraleer de fietsleaseovereenkomst af te sluiten.