24 JANUARI 2025. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de informatieverplichtingen in hoofde van de pensioeninstellingen met betrekking tot de kosten die van toepassing zijn op pensioentoezeggingen en bilaterale tweede pijlerproducten
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Informatieverplichtingen
Art. 3-5
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 6-8
HOOFDSTUK 1. - Definities en toepassingsgebied
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° IBP: een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening in de zin van artikel 2, eerste lid, 1°, van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening;
2° verzekeringsonderneming: een onderneming bedoeld in artikel 5, eerste lid, 1°, van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
3° FSMA: de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, ingesteld door artikel 44 van de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
4° WAP: wet van 28 april 2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid;
5° WAPZ: programmawet (I) van 24 december 2002 ;
6° WAPBL: wet van 15 mei 2014 houdende diverse bepalingen;
7° WAPZNP: wet van 18 februari 2018 houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen en tot instelling van een aanvullend pensioen voor de zelfstandigen actief als natuurlijk persoon, voor de meewerkende echtgenoten en voor de zelfstandige helpers;
8° WAPW: wet van 6 december 2018 tot instelling van een vrij aanvullend pensioen voor de werknemers en houdende diverse bepalingen inzake aanvullende pensioenen;
9° transparantieverslag: het verslag zoals bedoeld in
a) artikel 42, § 1, WAP;
b) artikel 14, § 1, WAPW;
c) artikel 53, § 1, WAPZ;
d) artikel 10, § 1, WAPZNP;
e) artikel 42, § 1, WAPBL;
10° bilateraal tweede pijlerproduct: het geheel van pensioenovereenkomsten met betrekking tot bovenwettelijke voordelen inzake pensioen en overlijden:
a) voor de zelfstandigen, de meewerkende echtgenoten of de helpers zoals bedoeld in Titel II, Hoofdstuk 1, Afdeling 4, van de WAPZ;
b) voor de zelfstandigen zoals bedoeld in Titel II van de WAPZNP;
c) voor de zorgverleners zoals bedoeld in artikel 54 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
d) voor de werknemers zoals bedoeld in Titel 2 van de WAPW;
e) voor de werknemers zoals bedoeld in artikel 32, § 1, eerste lid, 2°, van de WAP;
die, wat betreft de invulling van de elementen bedoeld in het transparantieverslag, gelijkaardig zijn;
11° Informatiedocument: de door de FSMA bij reglement vastgestelde gestandaardiseerde presentatiewijze voor wat betreft de informatie vóór of bij de aansluiting, zoals bedoeld in artikel 41quater van de WAP en artikel 41/2 van de WAPBL en de informatie vóór de aansluiting, zoals bedoeld in artikel 52quater van de WAPZ, artikel 9/2 van de WAPZNP en artikel 13/2 van de WAPW;
12° inventaristoeslag: toeslag bestemd om de veiligheid en de beheerkosten verbonden aan de verbintenissen van de pensioeninstelling te dekken in het kader van een niet met een beleggingsfonds verbonden verrichting;
13° acquisitietoeslag: toeslag bestemd om de kosten van de pensioeninstelling die verbonden zijn met het verwerven, het afsluiten of het verhogen van de prestaties van een overeenkomst, te dekken en voorafgaandelijk verbruikt aan de vestiging van de prestaties waarop hij betrekking heeft in het kader van een niet met een beleggingsfonds verbonden verrichting;
14° inningstoeslag: elke toeslag, verschillend van de inventaris- en acquisitietoeslagen, bestemd om de kosten van de pensioeninstelling die verbonden zijn met het innen van de bijdragen, te dekken in het kader van een niet met een beleggingsfonds verbonden verrichting;
15° instaptoeslag: de toeslag om te mogen toetreden tot het beleggingsfonds in het kader van een met een beleggingsfonds verbonden verrichting;
16° beheerstoeslag: de toeslag voor het financiële beheer van het beleggingsfonds waarin de verzekeringnemer belegt in het kader van een met een beleggingsfonds verbonden verrichting.
Art.2. § 1. Zonder afbreuk te doen aan de regels die krachtens andere wetgeving of regelgeving gelden voor het verstrekken van informatie over de kosten van aanvullende rustpensioenen, regelt onderhavig besluit de wijze waarop de instapkosten en lopende kosten moeten worden berekend en vermeld:
1° op de voor het publiek toegankelijke website van de pensioeninstelling voor wat de bilaterale tweede pijlerproducten betreft, zoals bedoeld in artikel 1, 10°.
2° indien informatie over de instapkosten en de lopende kosten ter beschikking wordt gesteld of meegedeeld vóór het sluiten van een pensioenovereenkomst in het kader van een bilateraal tweede pijlerproduct, zoals bedoeld in artikel 1, 10° ;
3° in het Informatiedocument, zoals bedoeld in artikel 1, 11°.
§ 2. De informatie over de instapkosten en de lopende kosten, bedoeld in paragraaf 1 betreft enkel de kosten van toepassing op de opbouw van het aanvullend rustpensioen die door de aangeslotenen worden gedragen.
HOOFDSTUK 2. - Informatieverplichtingen
Art.3. § 1. De informatie bedoeld in artikel 2, § 1, vermeldt de instapkosten en de lopende kosten afzonderlijk.
Alle kosten die éénmalig worden aangerekend op de bijdragen waarop ze slaan, worden samengebracht onder de noemer "instapkosten". De instapkosten omvatten onder meer de volgende kosten:
1° voor de niet met een beleggingsfonds verbonden verrichtingen gaat het om de acquisitietoeslagen en inningstoeslagen;
2° voor de met een beleggingsfonds verbonden verrichtingen gaat het om de instaptoeslag;
3° voor IBP's betreft het alle kosten die worden ingehouden op de bijdragen door de IBP;
Alle andere kosten dan de instapkosten, die op recurrente wijze rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de aangeslotenen worden afgehouden van de opgebouwde reserves of van het rendement, worden samengebracht onder de noemer "lopende kosten". De lopende kosten omvatten onder meer de volgende kosten:
1° voor de niet met een beleggingsfonds verbonden verrichtingen gaat het om de inventaristoeslag;
2° voor de met een beleggingsfonds verbonden verrichtingen gaat het om het geheel van de volgende kosten:
a) de beheerstoeslag voor het financiële beheer van het beleggingsfonds waarin de aangeslotene belegt;
b) de eventuele externe financiële lasten die in het beheersreglement worden aangeduid;
c) de kosten aangerekend door derden met betrekking tot de onderliggende activa die een rechtstreekse of onrechtstreekse impact hebben op de aanvullende pensioenrechten van de aangeslotenen.
Alle onderliggende activa waarin het beleggingsfonds rechtstreeks of onrechtstreeks belegt, worden in aanmerking genomen.
Met betrekking tot de onderliggende activa vermeldt de pensioeninstelling de totale geschatte werkelijke kosten, verkregen door de geschatte werkelijke kosten van elk onderliggend actief proportioneel te wegen. De weging houdt rekening met het aandeel van elk onderliggend actief in de samenstelling van het beleggingsfonds;
3° voor IBP's betreft het alle kosten, andere dan de instapkosten, die op recurrente wijze rechtstreeks of onrechtstreeks ten laste van de aangeslotenen worden afgehouden, onder meer:
a) de kosten ingehouden op de individuele rekeningen van de aangeslotenen;
b) de kosten ingehouden op het rendement vóór de toekenning ervan aan de aangeslotenen;
c) de kosten aangerekend door derden met betrekking tot de onderliggende activa die een rechtstreekse of onrechtstreekse impact hebben op de aanvullende pensioenrechten van de aangeslotenen.
Alle onderliggende activa waarin de IBP rechtstreeks of onrechtstreeks belegt, worden in aanmerking genomen.
Met betrekking tot de onderliggende activa vermeldt de IBP de totale geschatte werkelijke kosten, verkregen door de geschatte werkelijke kosten van elk onderliggend actief proportioneel te wegen. De weging houdt rekening met het aandeel van elk onderliggend actief in de samenstelling van het beleggingsfonds.
§ 2. De pensioeninstelling vermeldt één enkel algemeen percentage voor de categorie van de instapkosten, zoals bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en één enkel algemeen percentage voor de categorie van de lopende kosten, zoals bedoeld in paragraaf 1, derde lid.
Bij pensioentoezeggingen of bilaterale tweede pijlerproducten waar de aangeslotenen beleggingsbeslissingen kunnen nemen, worden één enkel algemeen percentage voor de categorie van de instapkosten, zoals bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, en één enkel algemeen percentage voor de categorie van de lopende kosten, zoals bedoeld in paragraaf 1, derde lid, meegedeeld voor elke beleggingsoptie.
§ 3. Het algemene percentage van de instapkosten, zoals bedoeld in paragraaf 2, wordt uitgedrukt als een percentage van de bijdragen en vastgesteld als volgt:
1° indien de instapkosten worden uitgedrukt als een bepaald vast percentage, vermeldt de pensioeninstelling dit percentage;
2° indien de instapkosten variëren tussen een minimum- en maximumpercentage, vermeldt de pensioeninstelling het maximumpercentage, gevolgd door de toelichting dat het vermelde percentage het maximumpercentage is dat kan worden toegepast en dat de werkelijk aangerekende kosten kunnen variëren tussen een bepaald minimum- en maximumpercentage;
3° indien de instapkosten forfaitaire kosten betreffen, vermeldt de pensioeninstelling het percentage dat het aandeel van deze kosten vertegenwoordigt op een indicatieve bijdrage van 1.000 euro, gevolgd door de toelichting dat het vermelde percentage wordt berekend op basis van een bijdrage van 1.000 euro;
4° indien de instapkosten overeenkomen met de werkelijke kosten, vermeldt de pensioeninstelling het percentage dat het aandeel van de geschatte werkelijke kosten vertegenwoordigt op een indicatieve bijdrage van 1.000 euro, gevolgd door de toelichting dat de werkelijke kosten die worden aangerekend, kunnen afwijken, en dat ze werden geschat op basis van een bijdrage van 1.000 euro. De pensioeninstelling bepaalt de geschatte werkelijke kosten op basis van een realistische en gedocumenteerde kostenraming;
5° indien de instapkosten worden vastgesteld op basis van een combinatie van verschillende regels, zoals bedoeld in punten 1° tot en met 4°, vermeldt de pensioeninstelling het algemene percentage van de instapkosten dat het gecombineerde effect weerspiegelt van de kosten die volgens de respectieve regels bedoeld in punten 1°, 2°, 3° en/of 4° worden bepaald, gevolgd door een toelichting over deze gecombineerde regels.
Desgevallend kan het resultaat van bovenstaande bewerkingen worden gecorrigeerd als er sprake is van een absoluut maximumplafond op basis van de overeenkomst.
§ 4. Het algemene percentage van de lopende kosten, zoals bedoeld in paragraaf 2, wordt uitgedrukt als een percentage van de reserves en op jaarbasis vastgesteld als volgt:
1° indien de lopende kosten worden uitgedrukt als een vast bepaald percentage, vermeldt de pensioeninstelling dit percentage;
2° indien de lopende kosten variëren tussen een minimaal bepaald vast percentage en een maximaal bepaald vast percentage, vermeldt de pensioeninstelling het maximumpercentage, gevolgd door de toelichting dat het vermelde percentage het maximumpercentage is dat kan worden toegepast, en dat de werkelijk aangerekende kosten kunnen variëren tussen een bepaald minimum- en maximumpercentage;
3° indien de lopende kosten niet worden uitgedrukt als een bepaald vast percentage, noch variëren tussen een minimaal bepaald vast percentage en een maximaal bepaald vast percentage, vermeldt de pensioeninstelling de geschatte werkelijke kosten op basis van een realistische en gedocumenteerde kostenraming, gevolgd door de toelichting dat het een schatting betreft en de kosten die werkelijk worden aangerekend bijgevolg kunnen afwijken;
4° indien de lopende kosten worden vastgesteld op basis van een combinatie van verschillende regels, zoals bedoeld in punten 1°, 2° en 3°, vermeldt de pensioeninstelling het algemene percentage van de lopende kosten dat het gecombineerd effect weerspiegelt van de kosten die volgens de respectieve regels bedoeld in punten 1°, 2° en/of 3° worden bepaald, gevolgd door een toelichting over deze gecombineerde regels.
Desgevallend kan het resultaat van bovenstaande berekeningen worden gecorrigeerd als er sprake is van een absoluut maximumplafond op basis van de overeenkomst.
§ 5. Indien in het kader van de pensioentoezegging of het bilateraal tweede pijlerproduct bepaalde kostenpercentages op een andere basis of een andere wijze worden bepaald dan bedoeld in paragrafen 3 en 4, wordt dit vervolgens vermeld.
§ 6. Indien het bilateraal tweede pijlerproduct de mogelijkheid voorziet om de bijdragen in termijnen te betalen en dit gevolgen heeft voor de kosten die worden ingehouden, vermeldt de pensioeninstelling de kosten die worden toegepast bij niet gesplitste betalingen, gevolgd door de toelichting dat andere kosten van toepassing zijn als de aangeslotene voor een bijdragebetaling in termijnen opteert.
Art.4. § 1. De pensioeninstellingen publiceren op hun voor het publiek toegankelijke website voor elk bilateraal tweede pijlerproduct de meest actuele in artikel 3 bedoelde informatie, daar waar, in voorkomend geval, ook de andere informatie over het bilateraal tweede pijlerproduct wordt gepubliceerd.
De pensioeninstellingen moeten voldoen aan de in het eerste lid voorziene informatieverplichting zolang er aan het betrokken bilateraal tweede pijlerproduct verbonden overeenkomsten lopen, zelfs indien het niet meer mogelijk is om nieuwe pensioenovereenkomsten te sluiten in het kader van het betrokken product.
Pensioeninstellingen die geen enkele website hebben, moeten aan de in deze paragraaf voorziene informatieverplichting voldoen door gebruik te maken van andere voor de aangeslotenen en voor de potentiële aangeslotenen toegankelijke communicatiemiddelen.
§ 2. Alle informatie over de instapkosten en de lopende kosten die ter beschikking wordt gesteld of meegedeeld vóór het sluiten van een pensioenovereenkomst in het kader van een bilateraal tweede pijlerproduct moet, ongeacht op welke wijze deze wordt verspreid, voldoen aan de bepalingen van dit besluit.
§ 3. De informatie over de instapkosten en de lopende kosten, zoals bedoeld in de paragrafen 1 en 2, wordt weergegeven in de volgende volgorde en vorm:
1° de titel "instapkosten:" en daaropvolgend het algemene percentage van de instapkosten, worden in het vet weergegeven, gevolgd door de toelichting;
2° de titel "lopende kosten:" en daaropvolgend het algemene percentage van de lopende kosten, worden in het vet weergegeven, gevolgd door de toelichting.
De toelichtingen worden niet in het vet weergegeven. Ze moeten in een duidelijke en begrijpelijke taal worden opgesteld en gemakkelijk leesbaar zijn.
Art.5. § 1. Het Informatiedocument, zoals bedoeld in artikel 1, 11°, bevat de meest actuele informatie over de instapkosten en de lopende kosten zoals omschreven in artikel 3.
§ 2. Voor de bilaterale tweede pijlerproducten, in het kader waarvan het mogelijk is om nieuwe pensioenovereenkomsten te sluiten, wordt het meest actuele Informatiedocument gepubliceerd op de voor het publiek toegankelijke website van de pensioeninstelling, daar waar, in voorkomend geval, ook de andere informatie over het bilateraal tweede pijlerproduct is opgenomen.
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.6. Dit besluit is van toepassing op alle pensioentoezeggingen waarvan het beheer door de pensioeninstelling aanvangt of wordt verdergezet na haar datum van inwerkingtreding.
Dit besluit is van toepassing op alle bilaterale tweede pijlerproducten in het kader waarvan het beheer van pensioenovereenkomsten door de pensioeninstelling aanvangt of wordt verdergezet na haar datum van inwerkingtreding.
In afwijking van het tweede lid, zijn de volgende bilaterale tweede pijlerproducten vrijgesteld van de verplichting van artikel 4, § 1, zolang de instapkosten en de lopende kosten die worden aangerekend aan de pensioenovereenkomsten die nog worden beheerd door de pensioeninstelling, ongewijzigd blijven:
1° de bilaterale tweede pijlerproducten in het kader waarvan het reeds vóór 1 januari 2018 niet meer mogelijk was om nieuwe pensioenovereenkomsten te sluiten;
2° de bilaterale tweede pijlerproducten die worden beheerd in een niet met een beleggingsfonds verbonden verrichting met een tariefgarantie tot op de einddatum van de overeenkomst op zowel de toekomstige evolutie van de reserves als op de verschuldigde toekomstige bijdragen, in het kader waarvan het reeds op de datum van inwerkingtreding van dit koninklijk besluit niet meer mogelijk was om nieuwe pensioenovereenkomsten te sluiten.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2026.
Art. 8. De minister bevoegd voor Economie, de minister bevoegd voor Zelfstandigen, de minister bevoegd voor Financiën en de minister bevoegd voor Pensioenen zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.