5 DECEMBER 2024. - Besluit van de Waalse Regering waarbij algemene en individuele afwijkingen worden toegestaan met betrekking tot de betaling van de kinderbijslag ten gunste van rechthebbende kinderen die in het buitenland zijn geboren of er om bijzondere redenen verblijven
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake algemene en individuele afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag
Art. 3-4
HOOFDSTUK 3. - Algemene afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag
Afdeling 1. - Algemene afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag bij geboorte in het buitenland
Art. 5
Afdeling 2. - Algemene afwijkingen van betalingsvoorwaarden voor studies, cursussen, stages of vrijwilligerswerk in het buitenland
Art. 6
Afdeling 3. - Algemene afwijking van betalingsvoorwaarden bij feitelijk verblijf in het buitenland van minder dan twee maanden of schoolvakanties
Art. 7
Afdeling 4. - Diverse bepalingen
Art. 8
HOOFDSTUK 4. - Individuele afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag
Art. 9-10
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 11-12
HOOFDSTUK 1. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128 ervan.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het decreet van 8 februari 2018: het decreet van 8 februari 2018 betreffende het beheer en de betaling van de gezinsbijslagen;
2° het familielid: één van de bloedverwanten in de eerste graad van het rechthebbende kind of de persoon die het kind feitelijk opvoedt, de persoon met wie de moeder of de persoon die het kind daadwerkelijk opvoedt een feitelijk huishouden vormt in de zin van artikel 2, eerste lid, 14°, van het decreet van 8 februari 2018, de persoon die gehuwd is met of wettelijk samenwoont met de moeder of met de persoon die het kind feitelijk opvoedt en die niet feitelijk van haar/hem gescheiden is, en hun eigen of gemeenschappelijke kinderen;
3° de Minister: de Minister die voor de Gezinsbijslagen bevoegd is;
4° het feitelijk verblijf: het niet-permanent verblijf in het buitenland wanneer de persoon zijn wettelijke woonplaats heeft in het Franse taalgebied.
HOOFDSTUK 2. - Gemeenschappelijke bepalingen inzake algemene en individuele afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag
Art.3. Voor de toekenning en uitbetaling van de kinderbijslag in geval van een geboorte in het buitenland wordt de bijslagtrekkende, aangewezen overeenkomstig artikel 22 van het decreet van 8 februari 2018, ten minste één jaar vóór de geboortedatum van het kind ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek.
De afwijking wordt geweigerd als het kinderbijslagfonds of het "Agence wallonne de la Santé, de la Protection sociale, du Handicap et des Familles" op de hoogte is van fraude, bedrog of frauduleuze manoeuvres of valse of onvolledige aangiften van de aanvrager van gezinsbijslagen voor de betrokken betalingsperiodes.
Art.4. Voor de toepassing van dit besluit worden gezondheidsredenen aangetoond door middel van een medisch certificaat.
Het in het eerste lid bedoelde medisch certificaat voldoet aan de volgende voorwaarden:
1° het is ondertekend door een geneesheer gevestigd in het land waar het kind geboren is of door een geneesheer gevestigd in België;
2° het vermeldt de onmogelijkheid voor het kind dat in het buitenland geboren is of dat effectief in het buitenland verblijft, of voor de leden van het gezin om naar België terug te keren om medische redenen, de definitieve of waarschijnlijke duur van die onmogelijkheid, alsook de identiteit van de geneesheer die heeft opgesteld en de datum waarop ze werd opgesteld.
HOOFDSTUK 3. - Algemene afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag
Afdeling 1. - Algemene afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag bij geboorte in het buitenland
Art.5. In afwijking van artikel 4, §§ 1, lid 1, 1°, en § 3, lid 1, van het decreet van 8 februari 2018, wordt de kinderbijslag ten gunste van een in het buitenland geboren kind toegekend en betaald aan de bij artikel 22 van het decreet van 8 februari 2018 aangewezen bijslagtrekkende, in de volgende categorieën van opmerkelijke gevallen:
1° het kind is in het buitenland geboren terwijl de aangewezen bijslagtrekkende zijn wettelijke woonplaats heeft in het Franse taalgebied, en de volgende voorwaarden worden vervuld:
a) het feitelijke verblijf van het kind in het buitenland duurt niet langer dan twee maanden na de geboorte;
b) aan het einde van deze periode heeft het kind zijn wettelijke woonplaats in het Franse taalgebied of verblijft het daar feitelijk;
2° op voorwaarde dat de moeder of de persoon die het kind daadwerkelijk opvoedt, op het ogenblik van de geboorte zijn wettelijke woonplaats heeft in het Franse taalgebied, is het feitelijke verblijf van het kind na de geboorte in het buitenland gerechtvaardigd om gezondheidsredenen die het kind of een lid van het gezin betreffen, en de volgende voorwaarden zijn vervuld:
a) het feitelijke verblijf van het kind in het buitenland duurt niet langer dan zes maanden na de geboorte;
b) aan het einde van deze periode heeft het kind zijn wettelijke woonplaats in het Franse taalgebied, of verblijft het daar feitelijk.
Afdeling 2. - Algemene afwijkingen van betalingsvoorwaarden voor studies, cursussen, stages of vrijwilligerswerk in het buitenland
Art.6. In afwijking van artikel 4, §§ 1, lid 1, 1°, en § 3, lid 1, van het decreet van 8 februari 2018, wordt de kinderbijslag ten gunste van een in het buitenland geboren kind toegekend en betaald aan de bij artikel 22 van het decreet van 8 februari 2018 aangewezen bijslagtrekkende, in de volgende categorieën van opmerkelijke gevallen:
1° het kind heeft in België al een diploma secundair onderwijs behaald en volgt niet hoger onderwijs in een land gelegen buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
2° het kind heeft in België of in het buitenland geen diploma hoger onderwijs behaald en volgt hoger onderwijs in een land gelegen buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
3° het kind heeft in België of in het buitenland een diploma hoger onderwijs behaald en volgt hoger onderwijs in een land gelegen buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland;
4° het kind is ingeschreven als jonge werkzoekende en verblijft in het buitenland buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland met de toestemming van de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening in het kader van een stage of vrijwilligerswerk;
5° het kind ontvangt een studiebeurs om in het buitenland te studeren buiten de Europese Economische Ruimte of Zwitserland.
De algemene afwijkingen bedoeld in het eerste lid, 1° en 3°, gelden voor ten hoogste één schooljaar.
De algemene vrijstellingen bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° gelden voor de gehele duur van de studie, stage, vrijwilligerswerk of cursus. Als het kind een studiebeurs ontvangt, geldt de algemene afwijking voor het studiejaar of de studiejaren waarin het kind de studiebeurs ontvangt.
De in lid 1 bedoelde algemene afwijkingen worden toegestaan op voorwaarde dat de kinderen ingeschreven blijven in de bevolkings- of vreemdelingenregisters van de gemeenten van het Franse taalgebied tijdens de periode waarin ze daadwerkelijk in het buitenland verblijven.
Afdeling 3. - Algemene afwijking van betalingsvoorwaarden bij feitelijk verblijf in het buitenland van minder dan twee maanden of schoolvakanties
Art.7. Het kind dat, terwijl het ingeschreven blijft in de bevolkings- of vreemdelingenregisters van de gemeenten van het Franse taalgebied, daadwerkelijk in het buitenland verblijft voor een verblijf van minder dan twee maanden bij een of meerdere gelegenheden tijdens hetzelfde kalenderjaar of tijdens de schoolvakanties, voldoet aan de voorwaarde bepaald in artikel 4, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 8 februari 2018.
Afdeling 4. - Diverse bepalingen
Art.8. Aan de voorwaarden bedoeld in dit hoofdstuk wordt niet geacht te zijn voldaan indien hetzij de moeder, hetzij de persoon die het kind feitelijk opvoedt, hetzij de echtgenoot van een van deze personen, hetzij de persoon met wie de moeder of de persoon die het kind feitelijk opvoedt, een feitelijk huishouden vormt of wettelijk samenwoont, hetzij de vader van het kind een winstgevende beroepsactiviteit uitoefent in het land waar het kind daadwerkelijk verblijft.
HOOFDSTUK 4. - Individuele afwijkingen van de voorwaarden voor de betaling van de kinderbijslag
Art.9. In afwijking van artikel 4, §§ 1, lid 1, 1°, en 3, lid 1, van het decreet van 8 februari 2018 kan de Minister of diens gemachtigde, wanneer de in de artikelen 5, 6 of 7 bedoelde alternatieve voorwaarden niet zijn vervuld, in opmerkelijke gevallen de toekenning en de betaling van de kinderbijslag toestaan aan de bijslagtrekkende aangewezen overeenkomstig artikel 22 van het decreet van 8 februari 2018 ten gunste van het kind dat in het buitenland is geboren of er daadwerkelijk verblijft.
In het geval van geboorte in het buitenland kunnen gevallen worden geacht opmerkelijk te zijn onder de volgende bijzondere omstandigheden die specifiek zijn voor de betrokken personen:
1° de moeder van het in het buitenland geboren kind verblijft tijdelijk in of buiten de Europese Economische Ruimte en het kind wordt binnen de zes maanden na de geboorte in het buitenland ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, op voorwaarde dat het kind er op het einde van die periode daadwerkelijk verblijft;
2° de moeder van het in het buitenland geboren kind is niet geïdentificeerd, in welk geval de afstamming wordt vastgesteld tussen het kind en de persoon die het kind daadwerkelijk opvoedt, en het kind wordt binnen de zes maanden na de geboorte in het buitenland ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, op voorwaarde dat het kind er op het einde van die periode daadwerkelijk verblijft;
3° de moeder van het in het buitenland geboren kind is overleden voordat de geboortepremie is uitbetaald en binnen zes maanden na de geboorte in het buitenland, en het kind wordt binnen de zes maanden na de geboorte in het buitenland ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek, op voorwaarde dat het kind er op het einde van die periode daadwerkelijk verblijft;
4° het kind verblijft de facto nog steeds in het buitenland gedurende een periode van meer dan zes maanden na de geboorte om gezondheidsredenen die hem of zijn familieleden treffen, ongeacht of hij al dan niet is ingeschreven in de bevolkingsregisters overeenkomstig artikel 32, 3° van het Gerechtelijk Wetboek.
In het geval dat het kind studeert, kunnen gevallen worden geacht opmerkelijk te zijn in de specifieke omstandigheid dat het betrokken kind een diploma hoger onderwijs heeft behaald in België of in het buitenland en hoger onderwijs volgt in een land gelegen buiten de Europese Economische Ruimte.
Gevallen kunnen geacht opmerkelijk te zijn op voorwaarde dat de aanvrager het bewijs van overmacht levert. Uitzonderlijke omstandigheden zoals een natuurramp, een gewapend conflict of een situatie van lockdown van de bevolking tijdens een pandemie vormen een geval van overmacht.
Art.10. De aanvraag voor een individuele afwijking wordt ingediend binnen de verjaringstermijn bepaald in artikel 96, eerste lid en tweede lid van het decreet van 8 februari 2018.
De aanvrager moet zijn aanvraag voor een individuele afwijking onder de volgende cumulatieve voorwaarden indienen:
1° er is geen recht op kinderbijslag voor een kind dat in het buitenland verblijft krachtens enige andere toepasselijke wetgeving;
2° noch de moeder of de persoon die het kind daadwerkelijk opvoedt, noch de echtgenoot van een van deze personen of de persoon met wie de moeder of de persoon die het kind feitelijk opvoedt, vormt een feitelijk huishouden of woont wettelijk samen, noch de vader van het kind oefent een winstgevende activiteit uit in het land waar het kind geboren is of in het land waar het kind verblijft.
In de gevallen bedoeld in artikel 9, leden 2, 3 en 4, van dit besluit, kan de Minister of diens gemachtigde, alvorens op de aanvraag te beslissen, aanvullende inlichtingen vragen indien hij na onderzoek van de aanvraag van oordeel is dat de door de aanvrager verstrekte inlichtingen onvoldoende overtuigend zijn.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.11. Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2020.
Art. 12. De Minister bevoegd voor gezinsbijslagen is belast met de uitvoering van dit besluit.