3 MEI 2024. - Samenwerkingsakkoord van 3 mei 2024 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap met betrekking tot de gedeeltelijke gecoördineerde uitvoering van Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 over een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening)
Art. 1-20
Artikel 1. Voor de toepassing van dit samenwerkingsakkoord, wordt verstaan onder:
1° "verordening": Verordening (EU) 2022/2065 van het Europees Parlement en de Raad van 19 oktober 2022 betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG (digitaledienstenverordening);
2° "bevoegde autoriteit": de bevoegde autoriteit in de zin van artikel 49.1 van de verordening, die worden aangeduid door de Federale Staat of een van de Gemeenschappen, met name:
a) wat de Federale Staat betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, artikel 14, § 1;
b) wat de Vlaamse Gemeenschap betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in het decreet van 27 maart 2009 betreffende radio-omroep en televisie, artikel 176/10;
c) wat de Franse Gemeenschap betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in het decreet van 4 februari 2021 betreffende audiovisuele mediadiensten en videoplatformdiensten, artikel 9.1.1 - 3-;
d) wat de Duitstalige Gemeenschap betreft: de bevoegde autoriteit bedoeld in het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen, artikel 112, lid 3;
3° "coördinator": de digitaledienstencoördinator in de zin van artikel 49, tweede lid, van de verordening;
4° "raad": de Europese Raad voor digitale diensten ingesteld bij artikel 61 van de verordening;
Art.2. Dit samenwerkingsakkoord regelt de gecoördineerde uitvoering door de Federale Staat en de gemeenschappen van bepaalde aspecten van de verordening.
Art.3. De bevoegde autoriteiten en de coördinator voeren de verordening uit in overeenstemming met de bevoegdheden die respectievelijk aan de Federale Staat en aan de Gemeenschappen zijn toegekend en in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.
Art.4. § 1. Het Belgisch instituut voor postdiensten en telecommunicatie wordt aangewezen als coördinator.
§ 2. De coördinator is verantwoordelijk voor de coördinatie op nationaal niveau voor alle kwesties die verband houden met het toezicht op en de handhaving van de verordening en draagt bij aan het effectieve en consistente toezicht op en de handhaving van de verordening in de hele Europese Unie.
De coördinator heeft de volgende taken:
1° centraliseren van bevelen die uitgaan van Belgische sectorale autoriteiten zoals bedoeld in de artikelen 9 en 10 van de verordening, overeenkomstig artikel 13
2° opstellen van het jaarverslag zoals bedoeld in artikel 55, derde lid van de verordening, overeenkomstig artikel 12;
3° vertegenwoordigen van België in de raad, bedoeld in de artikelen 61 t.e.m. 63 van de verordening, overeenkomstig artikel 9;
4° ontvangen en doorsturen van de verzoeken in het kader van de artikelen 21, 22 en 40 van de verordening, overeenkomstig artikel 10;
5° ontvangen en doorsturen van de in artikel 53 van de verordening bedoelde klachten, overeenkomstig artikel 11;
6° ontvangen en doorsturen van de in artikel 82 van de verordening bedoelde verzoeken om toegangsbeperkingen en samenwerking met nationale rechterlijke instanties overeenkomstig artikel 14;
7° als centraal contactpunt te zorgen voor een vlotte informatiestroom via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem met de andere bevoegde autoriteiten, de coördinatoren van de andere lidstaten van de Europese Unie, de raad, de Europese Commissie en de aanbieders van tussenhandeldiensten in het kader van de volgende artikelen van de verordening :
1° artikel 13, vierde lid ;
2° artikel 21, vierde, zevende en achtste leden ;
3° artikel 22, derde, vierde, zesde en zevende leden ;
4° artikel 24, derde en vierde leden ;
5° artikel 33, zesde lid ;
6° artikel 40, derde, vierde, vijfde, zesde, negende, tiende en elfde leden ;
7° artikel 41, derde en vierde leden ;
8° artikel 42, vierde en vijfde leden ;
9° artikel 45, derde lid ;
10° artikel 48, derde lid ;
11° artikel 56, zevende lid ;
12° artikel 57 ;
13° artikel 58 ;
14° artikel 59, derde lid ;
15° artikel 60;
16° artikel 64 ;
17° artikel 65, tweede en derde leden ;
18° artikel 66, tweede, derde en vierde leden ;
19° artikel 67, vijfde en zesde leden ;
20° artikel 68, tweede lid ;
21° artikel 69, derde tot tiende leden ;
22° artikel 75, tweede en derde leden ;
23° artikel 82, eerste lid ;
24° artikel 85 ;
Alle andere taken worden overeenkomstig artikel 49, tweede lid, van de verordening toegewezen aan de bevoegde autoriteiten, bedoeld in artikel 1, 2°. Deze taken worden toegewezen rekening houdende met de bevoegdheden die respectievelijk aan de Federale Staat en aan de Gemeenschappen zijn toegekend.
De coördinator oefent geen taken uit die zijn toegewezen aan de andere bevoegde autoriteiten.
Art.5. De coördinator en de bevoegde autoriteiten zetten een informatie-uitwisselingssysteem op dat voor elk van hen toegankelijk is. Zij geven daarop in real time de voortgang aan van de dossiers die zij in behandeling hebben, met inbegrip van de eventueel genomen beslissing.
Art.6. Overeenkomstig artikelen 9 tot 12 en 14 tot 16, wordt de daarin bedoelde informatie door de coördinator of de bevoegde autoriteiten op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem geplaatst, ter informatieve titel.
Art.7. De bevoegde autoriteiten komen minstens elk kwartaal bijeen.
Art.8. Alvorens een sanctie op te leggen, gaan de bevoegde autoriteiten na op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem of een andere bevoegde autoriteit reeds een definitieve beslissing heeft genomen ten aanzien van dezelfde aanbieder van tussenhandeldiensten voor dezelfde inbreuk op de verordening.
In voorkomend geval houdt de bevoegde autoriteit die een sanctie wil opleggen rekening met eventuele sancties die al door een andere bevoegde autoriteit zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk en, indien van toepassing, met de in artikel 52 van de verordening bedoelde plafonds.
Art.9. De coördinator ontvangt de agenda van de raad en plaatst deze onverwijld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
De andere bevoegde autoriteiten nemen deel aan de raad in toepassing van artikel 62 van de verordening.
Wanneer het standpunt van de lidstaten vereist is, wordt het standpunt van België voorbereid door de coördinator, die zijn ontwerp plaatst op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
Wanneer een bevoegde autoriteit van de gemeenschappen van oordeel is dat een onderdeel van het ontwerp geheel of gedeeltelijk onder de bevoegdheid van haar gemeenschap valt, geeft de betrokken bevoegde autoriteit over dit onderdeel haar opmerkingen die onverwijld geplaatst worden op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
In geval van onenigheid, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg.
Indien het onderling overleg niet resulteert in een akkoord over het standpunt dat door de coördinator naar voren gebracht dient te worden, onthoudt België zich van het innemen van een standpunt.
Art.10. § 1. De coördinator ontvangt de verzoeken tot het verlenen van de certificatie als buitengerechtelijkegeschillenbeslechtingsorgaan en van de status van betrouwbare flagger of erkend onderzoeker en plaatst deze onverwijld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
§ 2. De coördinator geeft aan welke bevoegde autoriteit volgens hem het in paragraaf 1 bedoelde verzoek moet behandelen overeenkomstig artikel 3.
Bij onenigheid over welke bevoegde autoriteit het in paragraaf 1 bedoelde verzoek moet behandelen, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf werkdagen na de in paragraaf 1 bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening.
§ 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan een Interministerieel Comité dat bestaat uit:
1° de minister(s) aangeduid door de federale regering
2° de minister(s) aangeduid door de Vlaamse Gemeenschap
3° de minister(s) aangeduid door de Franstalige Gemeenschap
4° de minister(s) aangeduid door de Duitstalige Gemeenschap.
Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen bij consensus vast te stellen welke bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3.
§ 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité.
§ 5. De coördinator stelt de verzoeker op de hoogte van de bevoegde autoriteit waarnaar het verzoek geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd.
§ 6. De bevoegde autoriteit waarnaar het in paragraaf 1 bedoelde verzoek geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd, behandelt het verzoek en plaatst haar beslissing op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
Art.11. § 1. De coördinator en in voorkomend geval de andere bevoegde autoriteiten ontvangen de verzoeken van de in artikel 53 van de verordening bedoelde klachten en plaatsen deze onverwijld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
Klachten die geen betrekking hebben op de toepassing van de verordening worden geïdentificeerd door de coördinator, die de klager hiervan op de hoogte stelt.
§ 2. De coördinator vermeldt ofwel de coördinator van een andere lidstaat van de Europese Unie tot wie de klacht is gericht overeenkomstig artikel 53 van de verordening, ofwel de bevoegde autoriteit die volgens hem de klacht moet behandelen overeenkomstig artikel 3.
Bij onenigheid over welke bevoegde autoriteit de klacht moet behandelen, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf werkdagen na de in paragraaf 1 bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening.
§ 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.
Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen bij consensus vast te stellen welke bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3.
§ 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité.
§ 5. De coördinator stelt de klager op de hoogte van de bevoegde autoriteit waarnaar de klacht geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd.
§ 6. De bevoegde autoriteit waarnaar de klacht geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd, behandelt de klacht en plaatst haar beslissing op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
Art.12. Binnen 20 werkdagen na de uitnodiging van de coördinator plaatst elk van de bevoegde autoriteiten haar verslag over haar activiteiten op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem, waarbij zij erop toezien dat deze de in artikel 55, eerste en tweede lid van de verordening voorgeschreven minimuminformatie bevatten.
De coördinator voegt de verslagen van alle bevoegde autoriteiten samen tot één jaarverslag.
De coördinator plaatst het jaarverslag op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
Art.13. Wanneer de coördinator een kopie ontvangt van een bevel op grond van de artikelen 9 en 10 van de verordening, plaatst hij deze onverwijld op het informatie-uitwisselingssysteem bedoeld in artikel 5.
Art.14. § 1. Wanneer de coördinator een verzoek ontvangt van de Europese Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat, met name overeenkomstig de artikelen 35, derde lid, 45, tweede lid, 57, 58, 59, 60, 66, derde lid, of 82 van de verordening, plaatst de coördinator deze onverwijld op het informatie-uitwisselingssysteem bedoeld in artikel 5.
§ 2. De coördinator geeft aan welke bevoegde autoriteit volgens hem gevolg moet geven aan het verzoek overeenkomstig artikel 3.
Bij onenigheid over welke bevoegde autoriteit gevolg moet geven aan het verzoek, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf werkdagen na de in paragraaf 1 bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening.
§ 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.
Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening bij consensus vast te stellen welke bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3.
§ 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité.
§ . 5. De bevoegde autoriteit waarnaar het verzoek geheel of gedeeltelijk werd doorgestuurd, geeft uiterlijk vijf werkdagen vóór het verstrijken van de in de verordening voorgeschreven termijn gevolg aan dit verzoek. Het antwoord wordt op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem geplaatst.
De coördinator stuurt het antwoord door naar de Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat.
Art.15. § 1. Indien een bevoegde autoriteit in het kader van de daarin bedoelde taken een verzoek tot de Europese Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat wenst te richten, met name uit hoofde van de artikelen 57, 58 en 60, artikel 65, tweede lid, artikel 68, tweede lid, of artikel 69, zevende lid, van de verordening, plaatst zij dat verzoek op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem.
De coördinator handelt onverwijld.
§ 2. Bij onenigheid over de bevoegdheid van de bevoegde autoriteit die zich tot de Europese Commissie, de raad of de coördinator van een andere lidstaat wil richten, meegedeeld op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem binnen vijf dagen na de in het eerste lid bedoelde plaatsing, plegen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten onderling overleg om consensus te bereiken binnen de twintig werkdagen vanaf de vaststelling van onenigheid of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening.
§ 3. Bij gebrek aan de in paragraaf 2 bedoelde consensus, legt een Minister tot wiens bevoegdheden het beheer behoort van de coördinator of een andere bevoegde autoriteit de aangelegenheid onverwijld voor aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.
Het Interministerieel Comité pleegt overleg om binnen veertig werkdagen of binnen een kortere termijn wanneer dit wordt vereist door de verordening bij consensus vast te stellen of de bevoegde autoriteit geheel of gedeeltelijk bevoegd is overeenkomstig artikel 3.
§ 4. De coördinator staat in voor de verdere uitvoering van de beslissing van het Interministerieel Comité.
Art.16. Onverminderd artikelen 5 en 6, wisselen de coördinator en de andere bevoegde autoriteiten met elkaar via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem alle informatie uit die nuttig is voor de uitvoering van hun respectieve taken bij de uitvoering van de verordening.
De coördinator dient bij de andere bedoelde bevoegde autoriteiten verzoek in om de informatie te verkrijgen waarover hij moet beschikken om zijn taken uit hoofde van de verordening, met name de artikelen 21, zevende lid, 22, zevende lid, 40, tiende lid, 55, derde lid en 66, tweede lid, uit te voeren. De andere bevoegde autoriteiten zenden de coördinator de gevraagde informatie binnen de door hem vastgestelde termijn.
Wanneer zij door de Europese Commissie worden betrokken bij de uitvoering van de verordening, met name krachtens de de artikelen 41, derde lid, 48, 64, 67, vijfde lid, 69 en 72, tweede lid, plaatsen de bevoegde autoriteiten op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem alle nuttige informatie met betrekking tot hun optreden in dit kader.
Art.17. § . 1. De bevoegde autoriteiten zijn elk verwerkingsverantwoordelijke voor het beheer van de gegevens die zij in hun bezit hebben of die op grond van dit akkoord aan hen ter beschikking worden gesteld.
§ 2. De overdracht, opslag en elke andere verwerking van persoonsgegevens op het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem mag enkel plaatsvinden op een noodzakelijke en evenredige wijze en alleen voor de volgende doeleinden:
1° uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten in het kader van toezicht, onderzoeken en toepassing van de verordening;
2° behandeling van dossiers door de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van hun bevoegdheden in het kader van toezicht, onderzoeken en toepassing van de verordening.
§ 3. De verwerking van persoonsgegevens mag alleen plaatsvinden via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem met betrekking tot de volgende categorieën van betrokkenen:
1° natuurlijke personen wier informatie is vervat in documenten die zijn verkregen in het kader van toezicht, onderzoeken en handhaving van de verordening;
2° de beheerders van het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem, alsmede de personen die toegang hebben tot dit systeem.
§ 4. De verwerking van persoonsgegevens kan alleen plaatsvinden via het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem voor de volgende categorieën persoonsgegevens:
1° identificatiegegevens, contactgegevens, dossiergegevens en alle andere informatie die strikt noodzakelijk is voor het toezicht op, het onderzoek en de handhaving van de verordening;
2° een dossier en alle andere informatie die met name uit hoofde van de artikelen 10, 11, 13, 14 en 15 van dit samenwerkingsakkoord is verkregen en die strikt noodzakelijk is voor het toezicht op, het onderzoek en de handhaving van de verordening;
3° de naam, het adres, de contactgegevens, het contactnummer, (gebruikersnummer) van de beheerders van het in artikel 5 bedoelde informatie-uitwisselingssysteem en van de personen die toegang hebben tot dit systeem.
§ 5. De verzamelde persoonsgegevens kunnen op basis van dit samenwerkingsakkoord uiterlijk bewaard worden tot 10 jaar na afloop van de uitvoering van de decretale en/of wettelijke taken en/of de taken voorzien door dit samenwerkingsakkoord, of tot alle rechtsmiddelen zijn uitgeput. Na deze termijnen worden de persoonsgegevens gewist.
§ 6. Elke bevoegde autoriteit zal ervoor zorgen dat de betrokkenen hun rechten kunnen uitoefenen in overeenstemming met Verordening (EU) 2016/679 en de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens en zal verantwoordelijk zijn voor naleving van deze regelgeving voor de verwerkingen van persoonsgegevens die namens haar worden uitgevoerd.
§ 7. De volgende categorieën van personen hebben toegang tot de verwerkte persoonsgegevens, in het kader van de uitvoering van dit samenwerkingsakkoord:
1° de personeelsleden van de bevoegde autoriteiten
2° de personeelsleden van de coördinator.
Art.18. Drie jaar na de inwerkingtreding van dit samenwerkingsakkoord, en vervolgens om de drie jaar, evalueren de bevoegde autoriteiten gezamenlijk de werking ervan en brengen zij hierover verslag uit aan het in artikel 10, paragraaf 3, bedoelde Interministerieel Comité.
Art.19. Elke partij die bij dit akkoord is betrokken kan te allen tijde om een herziening verzoeken door dat aan de andere partijen te melden en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis te stellen.
Dit akkoord kan slechts worden beëindigd op voorwaarde dat dezelfde partijen een nieuw akkoord met hetzelfde voorwerp hebben gesloten.
Art. 20. Dit samenwerkingsakkoord treedt in werking 10 dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van de laatste instemmingsakte.