3 JUNI 2024. - Het reglement van de Nationale Bank van België van 12 december 2023 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie en tot opheffing van het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie
Afdeling I. - Definities Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
Afdeling II. - Vereisten inzake deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie
Art. 2-3
Afdeling III. - Erkenning van de examens
Art. 4-6
Afdeling IV. - Samenwerking tussen de NBB en de FSMA
Art. 7-9
Afdeling I. - Definities Artikel 1. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1° "gereglementeerde ondernemingen":
a) kredietinstellingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 1, § 3, eerste lid van de wet van 25 april 2014, alsook in België gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen die ressorteren onder het recht van een derde land;
b) beursvennootschappen naar Belgische recht in de zin van artikel 2 van de wet van 20 juli 2022, alsook in België gevestigde bijkantoren van beursvennootschappen die ressorteren onder het recht van een derde land;
c) verzekeringsondernemingen naar Belgisch recht in de zin van artikel 5, 1° van de wet van 13 maart 2016, alsook in België gevestigde bijkantoren van verzekeringsondernemingen die ressorteren onder het recht van een derde land;
d) in het kader van het geconsolideerde toezicht, het groepstoezicht of het aanvullende conglomeraatstoezicht, financiële holdings naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, 38° van de wet van 25 april 2014, en gemengde financiële holdings naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, 39° van de wet van 25 april 2014, artikel 338, 7° van de wet van 13 maart 2016 en artikel 3, 98° van de wet van 20 juli 2022, en de beleggingsholdings naar Belgisch recht in de zin van artikel 3, 101° van de wet van 20 juli 2022;
e) entiteiten die verantwoordelijk zijn voor een Belgische verzekeringsgroep in de zin van de artikelen 339, 2° en 343 van de wet van 13 maart 2016;
2° "wet van 25 april 2014": de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen;
3° "wet van 20 juli 2022": de wet van 20 juli 2022 op het statuut van en het toezicht op beursvennootschappen en houdende diverse bepalingen;
4° "wet van 13 maart 2016": de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen;
5° "wet van 25 oktober 2016": de wet van 25 oktober 2016 betreffende de toegang tot het beleggingsdienstenbedrijf en betreffende het statuut van en het toezicht op de vennootschappen voor vermogensbeheer en beleggingsadvies;
6° "wet van 3 augustus 2012": de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen;
7° "wet van 19 april 2014": de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders;
8° "wet van 4 april 2014": de wet van 4 april 2014 betreffende de verzekeringen;
9° "wet van 2 augustus 2002": de wet van 2 augustus 2002 betreffende het toezicht op de financiële sector en de financiële diensten;
10° "FSMA": de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten;
11° "NBB": de Nationale Bank van België;
12° "toezichthouder": de Nationale Bank van België of, wat de kredietinstellingen, de financiële holdings en de gemengde financiële holdings betreft, de Nationale Bank van België of de Europese Centrale Bank, volgens de bevoegdheidsverdeling vastgelegd door of krachtens Verordening (EU) nr. 1024/2013 van de Raad van 15 oktober 2013 waarbij aan de Europese Centrale Bank specifieke taken worden opgedragen betreffende het beleid inzake het prudentieel toezicht op kredietinstellingen;
13° "verantwoordelijke voor de compliancefunctie": de persoon die in een gereglementeerde onderneming verantwoordelijk is voor de compliancefunctie als bedoeld in artikel 36 van de wet van 25 april 2014, artikel 55 van de wet van 13 maart 2016 en artikel 32 van de wet van 20 juli 2022;
14° "examen voor de bank- en beleggingsdienstensector": het examen bedoeld voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie van een in punt 1°, a), b) of d) bedoelde gereglementeerde onderneming;
15° "examen voor de verzekeringssector": het examen bedoeld voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie van een in punt 1°, c) of e) bedoelde gereglementeerde onderneming;
16° "activiteitensector": hetzij de verzekeringssector, hetzij de bank- en beleggingsdienstensector.
Afdeling II. - Vereisten inzake deskundigheid in hoofde van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie
Art. 2. § 1. Om de deskundigheid van de verantwoordelijke voor de compliancefunctie te beoordelen overeenkomstig artikel 60, § 2 van de wet van 25 april 2014, artikel 81, § 2 van de wet van 13 maart 2016 of artikel 61, § 2 van de wet van 20 juli 2022, ziet de toezichthouder er minstens op toe dat de volgende vereisten door de kandidaat worden nageleefd:
1° beschikken over ten minste drie jaar passende ervaring. Met passende ervaring wordt ervaring bedoeld die een kandidaat heeft opgedaan bij het uitoefenen van functies waar hij of zij een beoordelingsverantwoordelijkheid droeg in een werkomgeving die inhoudelijk gelijkenissen of raakvlakken vertoont met de functies van de verantwoordelijke voor de compliancefunctie en met de gereglementeerde onderneming die de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie heeft benoemd.
Deze passende ervaring moet volledig zijn opgedaan in de periode van zes jaar voorafgaand aan de datum van het voorstel tot benoeming.
Als de activiteiten en de omvang van de gereglementeerde onderneming, alsook de aard, de schaal en de complexiteit van de inherente risico's van haar bedrijfsmodel dat rechtvaardigen, kan de kandidaat in afwijking van het eerste lid worden vrijgesteld van de voorwaarde om over drie jaar passende ervaring te beschikken, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de betrokken gereglementeerde onderneming biedt de kandidaat even lang als nodig is om drie jaar passende ervaring op te doen, begeleiding door een daartoe - al dan niet binnen de onderneming - aangestelde deskundige die voldoet aan de in de punten 1°, 2°, 3°, 4° en 5° bedoelde voorwaarden. De aard en inhoud van die begeleiding moeten de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie in staat stellen om een soortgelijke passende ervaring op te doen als omschreven in het eerste lid;
b. de kandidaat voldoet, op het moment van zijn of haar erkenning, aan het in punt 3° bedoelde vereiste van beroepskennis, of beschikt over een passende ervaring van minstens één jaar.
De in het vorige lid bedoelde afwijking is niet van toepassing op kandidaten die zijn aangewezen in een kredietinstelling of beursvennootschap.
2° houder zijn van een masterdiploma dat is uitgereikt door een universiteit of een hogeschool overeenkomstig een decreet van de Federatie Wallonië-Brussel, de Vlaamse Gemeenschap of de Duitstalige Gemeenschap, dan wel van een gelijkwaardig diploma dat vóór het academiejaar 2004-2005 is uitgereikt, of van een buitenlands diploma dat krachtens de geldende wetgeving of door de NBB als gelijkwaardig wordt beschouwd met het in deze bepaling bedoelde Belgische diploma.
De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die kunnen aantonen dat zij praktische ervaring en kennis hebben opgedaan op financieel gebied die relevant zijn voor de uitoefening van de functie, zijn vrijgesteld van de toepassing van punt 2°. Of de praktische ervaring en de kennis relevant zijn, zal door de toezichthouder worden beoordeeld aan de hand van een gedetailleerd dossier dat door de betrokken gereglementeerde onderneming moet worden overgemaakt en, zo nodig, tijdens een individueel gesprek met de kandidaat.
3° een grondige kennis hebben verworven van de inhoud en de toepassing van de wettelijke en reglementaire integriteits- en gedragsregels die van toepassing zijn op de gereglementeerde onderneming. Deze grondige kennis wordt aangetoond:
a) met een attest waaruit blijkt dat de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie geslaagd is voor een examen dat werd afgenomen door een instelling waarvan de examens zijn erkend door de FSMA en de NBB overeenkomstig afdeling III van dit reglement.
Het gaat meer bepaald om de volgende examens:
- (i) hetzij het examen voor de bank- en beleggingsdienstensector voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, a), b) of d) bedoelde gereglementeerde onderneming.
De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, a) of d) bedoelde gereglementeerde onderneming die geen beleggingsdiensten verleent en aanbiedt, mogen een attest van slagen voor het examen indienen waarin alleen het slagen voor het theoretische deel en voor de in artikel 5, 2°, derde lid, b) bedoelde module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector wordt vermeld.
- (ii) hetzij het examen voor de verzekeringssector voor de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, c) of e) bedoelde gereglementeerde onderneming.
De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die zijn benoemd in een in artikel 1, 1°, c) of e) bedoelde gereglementeerde onderneming die geen levensverzekeringsactiviteiten in de zin van Bijlage II van de wet van 13 maart 2016 aanbiedt, mogen een attest van slagen indienen waarin alleen het slagen voor het theoretische deel en voor de in artikel 5, 2°, derde lid, a) bedoelde module B van het praktische examen voor de verzekeringssector wordt vermeld.
a) en met de deelname, vanaf het slagen voor het examen, aan een opleidingsprogramma bij een opleidingsinstelling die is erkend door de FSMA, op advies van de NBB, met een minimumduur van 20 uur om de drie jaar. In afwijking van wat voorafgaat, is de minimumduur van het opleidingsprogramma 40 uur om de drie jaar wanneer de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie eerder al was benoemd in een gereglementeerde onderneming.
4° beschikken over de nodige vaardigheden om de verantwoordelijkheid voor de compliancefunctie te dragen.
5° blijk hebben gegeven van professioneel gedrag, met name doordat er geen indicatie voorhanden is die in de richting van het tegendeel wijst.
§ 2. Om permanent aan de in paragraaf 1, 3°, bedoelde kennisvoorwaarde te voldoen, nemen de verantwoordelijken voor de compliancefunctie deel aan een programma tot permanente opleiding bij een opleidingsinstelling die, op advies van de NBB, door de FSMA is erkend, met een minimumduur van 40 uur om de drie jaar.
§ 3. De kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie die voldoen aan de voorwaarden in § 1, 1°, 2°, 4° en 5° worden geacht aan de in § 1 bedoelde vereisten inzake deskundigheid te voldoen.
De gereglementeerde ondernemingen waarin ze werden benoemd, beschikken vanaf hun benoeming over een termijn van één jaar om de toezichthouder het in artikel 2, § 1, 3°, a) bedoelde attest van slagen te bezorgen.
De toezichthouder kan, in uitzonderlijke en door de betrokken onderneming naar behoren gemotiveerde omstandigheden, afwijkingen toestaan op de in het vorige lid vastgestelde termijn van één jaar.
Wanneer de in de vorige leden bepaalde termijn niet wordt nageleefd, wordt de betrokken kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie niet langer geacht aan de deskundigheidsvereiste te voldoen, en dat tot wanneer een in artikel 2, § 1, 3°, a) bedoeld attest van slagen wordt bezorgd aan de toezichthouder.
§ 4. De in artikel 1, 1°, a) en d) bedoelde gereglementeerde ondernemingen die geen beleggingsdiensten verlenen of aanbieden, moeten de toezichthouder onverwijld in kennis stellen wanneer ze voornemens zijn om dergelijke diensten te verlenen of aan te bieden. In dat geval beschikt de verantwoordelijke voor de compliancefunctie van de betrokken onderneming over een termijn van één jaar vanaf de kennisgeving aan de toezichthouder van de verandering van activiteiten om een attest van slagen in te dienen voor de in artikel 5, 2°, derde lid, b) bedoelde module A van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector, behalve wanneer het attest van slagen in het initiële erkenningsdossier al betrekking had op die module.
Zo ook moeten de in artikel 1, 1°, c) en e) bedoelde gereglementeerde ondernemingen die geen levensverzekeringsactiviteiten in de zin van Bijlage II van de wet van 13 maart 2016 aanbieden, de toezichthouder onverwijld in kennis stellen wanneer ze voornemens zijn om dergelijke verzekeringen aan te bieden. In dat geval beschikt de verantwoordelijke voor de compliancefunctie van de betrokken onderneming over een termijn van één jaar vanaf de kennisgeving aan de toezichthouder van de verandering van activiteiten om een attest van slagen in te dienen voor de in artikel 5, 2°, derde lid, a) bedoelde module A van het praktische examen voor de verzekeringssector, behalve wanneer het attest van slagen in het initiële erkenningsdossier al betrekking had op die module.
Als de betrokken verantwoordelijken voor de compliancefunctie geen dergelijk attest indienen, zullen ze niet langer worden geacht te voldoen aan de in artikel 2, § 1, 3° bedoelde vereiste van beroepskennis.
De toezichthouder kan, in uitzonderlijke en door de betrokken onderneming naar behoren gemotiveerde omstandigheden, afwijkingen toestaan op de in het eerste en tweede lid vastgestelde termijn van één jaar.
Art.3. De gereglementeerde ondernemingen zorgen ervoor dat de verantwoordelijken voor de compliancefunctie te allen tijde de voor hen geldende verplichting tot permanente opleiding als bedoeld in artikel 2, § 2 naleven.
De gereglementeerde ondernemingen zorgen er ook voor dat de andere personen die deelnemen aan de uitoefening van de compliancefunctie een dergelijk opleidingsprogramma volgen met een minimumduur van 20 uur om de drie jaar.
De naleving van deze bepaling wordt aangetoond aan de hand van attesten die ter beschikking van de toezichthouder moeten worden gehouden.
Voor de toepassing van dit artikel en van artikel 2, § 1, 3°, b) en § 2, kan de deelname aan door de FSMA of de NBB georganiseerde evenementen voor personen die deelnemen aan de uitoefening van de compliancefunctie in aanmerking worden genomen bij de berekening van de minimumduur van de permanente opleiding. Naargelang van het programma van die evenementen verstrekt de FSMA of de NBB, naargelang van het geval, een deelnemingsattest aan de deelnemer dat ten minste de volgende informatie bevat:
a) de naam van de deelnemer;
b) de gegevens van de opleidingsinstelling;
c) de datum van de opleiding;
d) het onderwerp/de titel van de opleiding;
e) de duur van de opleiding;
f) in voorkomend geval, de datum van de test (als het om een opleiding op afstand gaat);
g) de datum van opmaak van het deelnemingsattest;
h) de handtekening van de verantwoordelijke van de opleidingsinstelling.
Afdeling III. - Erkenning van de examens
Art.4. § 1. De instellingen die een in artikel 2, § 1, 3°, a) bedoeld examen willen organiseren, moeten de erkenning van dat examen verkrijgen bij de NBB en de FSMA.
De erkenningsaanvraag wordt aan de NBB gericht in de vorm en volgens de modaliteiten die zij bepaalt en op haar website bekendmaakt. De NBB kan de verplichting opleggen om de aanvraag en het dossier geheel of gedeeltelijk langs elektronische weg in te dienen.
De erkenningsaanvraag wordt vergezeld van een dossier dat alle inlichtingen bevat die nodig zijn om de erkenningsaanvraag te beoordelen en waaruit blijkt dat het examen aan alle in artikel 5 opgesomde erkenningsvoorwaarden voldoet.
§ 2. De NBB beslist binnen een termijn van drie maanden vanaf de ontvangst van het volledige dossier.
Ze brengt haar beslissing ter kennis van de aanvrager.
Art.5. Om te kunnen worden erkend, moeten de in artikel 2, § 1, 3°, a) bedoelde examens aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° voor elk examen bepaalt de exameninstelling of het gaat om een examen voor de bank- en beleggingsdienstensector of om een examen voor de verzekeringssector.
2° het examen bestaat uit een theoretisch en een praktisch gedeelte.
Het theoretische deel van het examen betreft alle wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels die van toepassing zijn op de gereglementeerde ondernemingen en die verband houden met de compliancefunctie.
Het praktische deel van het examen bestaat uit twee modules:
a) wat het praktische deel van het examen voor de verzekeringssector betreft:
- een module over de waakzaamheidsplicht ten aanzien van het cliënteel en de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen van geld en terrorismefinanciering (de zogenoemde "module A van het praktische examen voor de verzekeringssector"); en
- een module die alle andere wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels betreft die van toepassing zijn op de in artikel 1, 1°, c) en e) bedoelde gereglementeerde ondernemingen en die verband houden met de compliancefunctie (de zogenoemde "module B van het praktische examen voor de verzekeringssector";
b) wat het praktische deel van het examen voor de bank- en beleggingsdienstensector betreft:
- een module over de gedragsregels bedoeld in of vastgesteld krachtens de artikelen 27 tot en met 28bis van de wet van 2 augustus 2002 en over de organisatorische regels in verband met de verstrekking van beleggingsdiensten bedoeld in of vastgesteld krachtens de artikelen 41 tot en met 42/2, 64, 65/2 en 65/3 van de wet van 25 april 2014, de artikelen 37 tot en met 40, 68, 71 en 72 van de wet van 20 juli 2022, de artikelen 25/1, § 1, tweede lid, 4°, 26, §§ 1, 2, 5 en 6, 26/1 en 26/2 van de wet van 25 oktober 2016, de artikelen 219, § 4, 220 en 221, eerste lid van de wet van 3 augustus 2012 en artikel 33, eerste lid van de wet van 19 april 2014 (de zogenoemde "module A van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector");
- een module die de andere wettelijke en reglementaire gedrags- en integriteitsregels betreft die van toepassing zijn op de in artikel 1, 1°, a), b) en d) bedoelde gereglementeerde ondernemingen en die verband houden met de compliancefunctie (de zogenoemde "module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector";
Module B van het praktische examen voor de verzekeringssector moet ten minste betrekking hebben op de naleving van de gedragsregels die van toepassing zijn op de verzekeringsondernemingen bedoeld in de artikelen 278 tot 296/2 van de wet van 4 april 2014 en de naleving van de in artikel 42 van de wet van 13 maart 2016 bedoelde organisatorische regels.
Module B van het praktische examen voor de bank- en beleggingsdienstensector moet ten minste betrekking hebben op de naleving van de waakzaamheidsplicht ten aanzien van het cliënteel, de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor witwassen van geld en terrorismefinanciering en de naleving van de organisatorische regels bedoeld in of vastgesteld krachtens de artikelen 21, 65, 65/1en 66 van de wet van 25 april 2014, de artikelen 17, 69, 70 en 73 van de wet van 20 juli 2022, de artikelen 25 tot en met 25/3, 26, § 4 en 42 van de wet van 25 oktober 2016, de artikelen 41, 42, 44, 82, 83, 83/1, 201, 202, 213/1 tot en met 213/4, 218 en 219, §§ 1, 2 en 4 van de wet van 3 augustus 2012 en de artikelen 26 tot en met 32, 33, tweede tot en met vierde lid, 37, 40 tot en met 47, 208, 209, 319, 320, 330 van de wet van 19 april 2014, en de artikelen 30 tot en met 45, 57 tot en met 66, en 75 tot en met 82 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie van 19 december 2012 tot aanvulling van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van vrijstellingen, algemene voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening, bewaarders, hefboomfinanciering, transparantie en toezicht.
3° het examen wordt voorafgegaan door een opleiding waarin alle in punt 2° bedoelde onderwerpen aan bod komen.
4° de examenvragen worden regelmatig aangepast aan de wettelijke en reglementaire ontwikkelingen. Ze worden ook regelmatig afgewisseld.
Bijgewerkte examenvragen moeten voorafgaandelijk ter goedkeuring worden voorgelegd aan de FSMA en de NBB volgens de modaliteiten die door hen worden bepaald en op hun websites worden bekendgemaakt.
5° het examen wordt ter beoordeling voorgelegd aan een jury die is samengesteld uit minstens drie personen die over voldoende deskundigheid en onafhankelijkheid beschikken om hun functies uit te oefenen. De algemene samenstelling van de jury weerspiegelt een voldoende brede waaier van ervaringen.
Een vertegenwoordiger van de FSMA en/of de NBB kan het praktische deel van het examen en de beraadslagingen van de jury bijwonen als waarnemer.
6° het attest van slagen voor het examen wordt slechts toegekend als de kandidaat 60% van de punten heeft behaald op elk onderdeel van het examen.
Het attest van slagen voor het examen bevat de volgende elementen:
- de naam en voornaam van de kandidaat;
- de exacte benaming van het afgelegde examen;
- de vermelding dat de kandidaat is geslaagd;
- de datum van het examen;
- de handtekening van de verantwoordelijke van de exameninstelling.
7° elk examen wordt minstens één keer per jaar georganiseerd en moet bestaan uit twee sessies.
8° de resultaten van elk examen alsook de lijst van de personen die voor het examen zijn geslaagd, worden overgemaakt aan de FSMA en de NBB.
9° er wordt een beroepsprocedure georganiseerd binnen de exameninstelling.
Art.6. Er moet te allen tijde worden voldaan aan de voorwaarden voor de initiële erkenning van het examen.
De exameninstellingen moeten de FSMA en de NBB informeren over elke wijziging van de voorwaarden voor de initiële erkenning en moeten elk document dat toelaat na te gaan of de erkenningsvoorwaarden te allen tijde worden nageleefd, ter beschikking houden van de NBB.
Als een examen niet langer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, kan de NBB, op advies van de FSMA, de erkenning herroepen op grond van een gemotiveerde beslissing en na de exameninstelling te hebben gehoord.
De NBB kan beslissen die herroeping openbaar te maken door ze te publiceren op haar website.
Afdeling IV. - Samenwerking tussen de NBB en de FSMA
Art.7. De NBB sluit een samenwerkingsprotocol met de FSMA met het oog op de efficiënte en coherente uitvoering van dit reglement, met name gelet op de bevoegdheden van de NBB en de FSMA inzake de erkenning van de in artikel 4, § 1 bedoelde examens en de erkenning van de in artikel 2, § 1, 3°, b) bedoelde opleidingsinstellingen en de goedkeuring van de examenvragen bedoeld in artikel 5, 4°. De NBB publiceert dat samenwerkingsprotocol op haar website.
Art.8. Het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken door de compliancefunctie wordt opgeheven.
Art. 9. Dit reglement treedt in werking op de datum van inwerkingtreding van het koninklijk besluit tot goedkeuring ervan.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Financiën,
V. VAN PETEGHEM
Toelichtingsnota bij het reglement van de Nationale Bank van België van 12 december 2023 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie en tot opheffing van het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie
De Nationale Bank van België (NBB) is verantwoordelijk voor de beoordeling van het "fit & proper"-karakter van de leiders van gereglementeerde ondernemingen en de verantwoordelijke personen van onafhankelijke controlefuncties, inbegrepen de personen die verantwoordelijk zijn voor de compliancefunctie. De verwachtingen van de NBB in dit verband worden uiteengezet in een handboek dat bij Mededeling NBB_2022_34 is gevoegd.
Voor de beoordeling van de deskundigheid die van een verantwoordelijke voor de compliancefunctie wordt verwacht, werd in 2018 door de NBB een specifieke regeling ingevoerd, die het voorwerp uitmaakt van het NBB-reglement van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie. De aanpak van deze regeling is afgestemd op die voor de erkenning van compliance officers door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten (FSMA).
Sinds 2018 stelt de NBB vast dat bepaalde kleinere gereglementeerde ondernemingen problemen ondervinden om een verantwoordelijke voor de compliancefunctie aan te werven die aan alle deskundigheidsvereisten van het NBB-reglement van 6 februari 2018 voldoet, en in het bijzonder aan de vereiste om over ten minste drie jaar passende ervaring te beschikken.
Deze vereiste blijft relevant. Het laat immers toe om na te gaan of de personen die door de gereglementeerde ondernemingen worden aangesteld als verantwoordelijke voor de compliancefunctie, passende ervaring hebben opgedaan in functies waarin zij niet alleen de gedragsregels hebben moeten toepassen waarvan zij de naleving binnen de onderneming moeten garanderen, maar ook een beoordelingsbevoegdheid hadden in verband met de toepassing van die regels.
Gelet op het proportionaliteitsbeginsel wordt echter voorgesteld om deze vereiste om over ten minste drie jaar passende ervaring te beschikken, te versoepelen door, onder bepaalde voorwaarden, in een mogelijkheid tot vrijstelling te voorzien wanneer de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie wordt aangesteld bij een onderneming waarvan (i) de activiteiten, (ii) de omvang en (iii) de aard, de schaal en de complexiteit van de inherente risico's van haar bedrijfsmodel dat rechtvaardigen. Wat het criterium betreft met betrekking tot de aard, de schaal en de complexiteit van de risico's, houdt de NBB specifiek rekening met de risico's die aan de onderneming zijn verbonden vanuit prudentieel oogpunt en, indien van toepassing, vanuit het oogpunt van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme. Aangezien kredietinstellingen en beursvennootschappen, zelfs kleine, in geen geval aan deze criteria kunnen voldoen omdat de onderliggende risico's altijd hoog zijn, zijn hun kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie steeds uitgesloten van de mogelijkheid om deze vrijstelling te verkrijgen. Daarentegen worden de verzekeringsondernemingen bedoeld in artikel 272 van de wet van 13 maart 2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herverzekeringsondernemingen geacht automatisch aan deze criteria te voldoen. Zij zijn namelijk al onderworpen aan een bijzondere prudentiële regeling, met name wegens hun omvang. Kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie bij andere verzekeringsondernemingen komen ook in aanmerking voor deze vrijstellingsregeling, mits deze verzekeringsondernemingen kunnen aantonen dat zij aan de drie bovengenoemde criteria voldoen.
De voorwaarden voor de toekenning van zo'n vrijstelling strekken ertoe te garanderen dat de kandidaat, enerzijds, over voldoende beroepskennis, dan wel over minstens één jaar passende ervaring beschikt (ook al beschikt hij nog niet over de voorgeschreven drie jaar passende ervaring) en, anderzijds, in een situatie terechtkomt waarin hij - na zijn aanstelling - de ontbrekende passende ervaring kan opdoen.
Daartoe is bepaald dat een kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie enkel in aanmerking kan komen voor een vrijstelling van de vereiste om over drie jaar passende ervaring te beschikken, als de betrokken gereglementeerde onderneming de kandidaat in staat stelt om de ontbrekende vereiste passende ervaring op te doen door zich, bij de uitoefening van zijn functie, voor het resterende deel van die drie jaar door een daartoe aangestelde deskundige te laten begeleiden. Die deskundige moet zelf voldoen aan de vereiste om over drie jaar passende ervaring te beschikken, alsook aan de in het NBB-reglement vermelde vereisten inzake beroepskennis, diploma, vaardigheden en professioneel gedrag om de deskundigheid van de kandidaat-verantwoordelijken voor de compliancefunctie te kunnen beoordelen. Wat met name de vereiste inzake beroepskennis betreft, betekent dit onder meer dat de betrokken onderneming moet aantonen dat de aangestelde deskundige niet enkel is geslaagd voor het in artikel 2, § 1, 3°, a) van het reglement bedoelde examen, maar ook, vanaf het moment waarop hij of zij voor dat examen is geslaagd, de vereiste permanente opleidingen heeft gevolgd, met een minimumduur van 20 uur om de 3 jaar (als hij niet als compliance officer is erkend) of met een minimumduur van 40 uur om de 3 jaar (als hij wel als compliance officer is erkend). Het maakt niet uit of de deskundige een interne medewerker van de onderneming is (zoals wanneer de te vervangen verantwoordelijke voor de compliancefunctie een andere functie zal gaan uitoefenen binnen de onderneming, maar toch nog tijd zal besteden aan de begeleiding van de nieuwe verantwoordelijke voor de compliancefunctie), dan wel een extern persoon (zoals een advocaat, een consulent of zelfs een verantwoordelijke voor de compliancefunctie van een andere onderneming). De NBB ziet erop toe dat de aard en inhoud van die begeleiding de kandidaat-verantwoordelijke voor de compliancefunctie in staat stellen een soortgelijke passende ervaring te verwerven als de passende ervaring die hij of zij zou hebben moeten aantonen als hij of zij niet voor de vrijstelling in aanmerking was gekomen. De betrokken onderneming moet onder meer het effectieve karakter van de begeleiding en de toereikende beschikbaarheid van de deskundige aantonen.
Deze vrijstelling van de vereiste inzake passende ervaring wordt opgenomen in artikel 2, § 1, 1°, derde lid van het nieuw NBB-reglement.
Er zij opgemerkt dat de kandidaten die voor deze vrijstelling in aanmerking komen, moeten voldoen aan de overige deskundigheidsvereisten die opgenomen zijn in het reglement en toegelicht zijn in het "fit & proper"-handboek van de NBB, en met name aan de vereiste om over de nodige vaardigheden (skills) te beschikken om de verantwoordelijkheid voor de compliancefunctie op zich te nemen. Dit houdt met name in dat de NBB, los van de vereiste om over passende ervaring te beschikken, dient te beoordelen of de kandidaat in staat is zich in bepaalde situaties passend te gedragen en met name of hij of zij beschikt over voldoende maturiteit en in staat is om een onafhankelijk oordeel te vellen en invloed uit te oefenen op de besluitvorming binnen de onderneming. Als een kandidaat niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt de erkenning geweigerd, zelfs als de voorwaarden voor vrijstelling van de vereiste van passende ervaring vervuld zijn.
Voorts schrapt het nieuw NBB-reglement ook, met het oog op de administratieve vereenvoudiging, de kennisgeving bij een ter post aangetekende brief van de beslissing tot erkenning van compliance examens.
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 29 februari 2024 tot goedkeuring van het reglement van de Nationale Bank van België van 12 december 2023 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie en tot opheffing van het reglement van de Nationale Bank van België van 6 februari 2018 betreffende de deskundigheid van de verantwoordelijken voor de compliancefunctie.