Details





Titel:

18 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 2, §§ 1 en 2, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken, met betrekking tot het toepassingsgebied van de flexi-jobs(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-04-2024 en tekstbijwerking tot 07-02-2025)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de flexi-jobs in de privésector
Afdeling 1. [1 - Uitsluitingen uit het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken]1
Art. 1
Afdeling 2. [1 - Uitbreidingen van het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken]1
Art. 1/1
HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de flexi-jobs in de publiek sector
Art. 2, 2/1
HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art. 3-4



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2024202894  2025001140 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de flexi-jobs in de privésector
Afdeling 1. [1 - Uitsluitingen uit het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken]1   ----------   (1)
Artikel 1.Worden uitgesloten van het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken:
  1°het paritair comité voor de landbouw (PC 144);
  2° het paritair comité voor het tuinbouwbedrijf (PC 145), met uitzondering van de in artikel 1, § 1, van het koninklijk besluit van 17 maart 1972 tot oprichting van sommige paritaire comités en tot vaststelling van de benaming en de bevoegdheid ervan bedoelde werknemers en werkgevers van het tuinbouwbedrijf waarvan de activiteit bestaat uit:
  a) het aanleggen en/of onderhouden van parken, tuinen, sportterreinen, recreatieterreinen, groene zones, begraafplaatsen, met inbegrip van begraafplaatsen van vreemde militairen in België;
  b) het aanleggen en/of onderhouden in eigen beheer van parken, tuinen, sportterreinen, recreatieterreinen of groene zones, wanneer de werklieden van de onderneming hoofdzakelijk aan deze activiteiten zijn tewerkgesteld;
  3° de dienstboden en hun werkgevers zoals bepaald in artikel 2, tweede en derde lid, van het koninklijk besluit van 1 juni 1978 tot oprichting en tot vaststelling van de benaming en van de bevoegdheid van het Paritair Comité voor het beheer van gebouwen, de vastgoedmakelaars en de dienstboden, die deel uitmaken van het paritair comité voor het beheer van gebouwen, de vastgoedmakelaars en de dienstboden (PC 323);
  [1 4° het paritair comité voor de begrafenisondernemers (PC 320), met uitzondering van de werknemers die activiteiten uitoefenen zoals bedoeld in artikel 2/4, tweede lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;]1
  [2 5° het paritair comité voor de ondernemingen van technische land- en tuinbouwwerken (PC 132).]2
  ----------
  (1)<KB 2024-06-20/04, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2024>
  (2)<KB 2025-01-31/01, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Afdeling 2. [1 - Uitbreidingen van het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken]1   ----------   (1)
Art. 1/1.[1 Het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken wordt uitgebreid tot:
   1° het paritair comité voor de binnenscheepvaart (PC 139);
   2° het paritair comité voor de zeevisserij (PC 143), voor wat betreft het walpersoneel tewerkgesteld bij werkgevers onder de werkgeverscategorie 019 en het personeel van de pakhuizen tewerkgesteld bij werkgevers onder de werkgeverscategorie 086.]1
  ----------
  (1)<KB 2025-01-31/01, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

HOOFDSTUK 2. - Bepalingen met betrekking tot het toepassingsgebied van de flexi-jobs in de publiek sector
Art.2.Het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken wordt uitgebreid tot:
  1° werknemers en werkgevers die ressorteren onder het paritair comité voor de Vlaamse welzijns- en gezondheidssector (PC 331) met als hoofdactiviteit kinderopvang (NACE 88.91), of voor wat de werkgevers betreft die niet onder de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités ressorteren, als hoofdactiviteit kinderopvang hebben (NACE 88.91) en gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of afhangen van de Vlaamse Gemeenschap op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad. Het jaarlijks toegelaten totaal arbeidsvolume aan flexi-jobtewerkstelling bij de werkgever wordt evenwel beperkt tot maximaal 20 procent van het totaal arbeidsvolume gepresteerd door alle werknemers bij die werkgever. [1 Voor de toepassing van deze bepaling wordt onder het totaal jaarlijks arbeidsvolume verstaan: de som van de "µ (glob)'s", van alle bij dezelfde werkgever in dienst zijnde werknemers, voor alle kwartalen van een kalenderjaar. Onder de "µ (glob)" wordt verstaan de µ (glob) zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, h), van het koninklijk besluit van 16 mei 2003 tot uitvoering van het Hoofdstuk 7 van Titel IV van de programmawet van 24 december 2002 (I), betreffende de harmonisering en vereenvoudiging van de regelingen inzake verminderingen van de sociale zekerheidsbijdragen, eveneens toegepast op de prestaties geleverd in het kader van de in artikel 3, 4°, van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken bedoelde flexi-job-arbeidsovereenkomst]1;
  2° het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap, voor wat betreft het personeel bedoeld in de bepaling onder 3° en 4°;
  3° het officieel onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap waarvan de hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 85.101, 85.102, 85.103, 85.105, 85.201, 85.202, 85.203, 85.205, 85.311, 85.312, 85.313, 85.321, 85.322, 85.323, 85.325, 85.410, 85.421, 85.591, 85.601 en 85.609, voor zover het bij deze laatste code gaat om centrale, ondersteunende diensten van een onderwijsnet, -koepel of scholengroep;
  4° het door de Vlaamse Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs, voor zover het functies betreft waarvoor gewoonlijk gesubsidieerd personeel, dat niet onder de voornoemde wet van 5 december 1968 ressorteert, wordt ingezet en waarvan de hoofdactiviteit van de gesubsidieerde inrichting beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 85.104, 85.106, 85.204, 85.206, 85.314, 85.324, 85.326, 85.410, 85.422, 85.591, 85.601 en 85.609, voor zover het bij deze laatste code gaat om centrale, ondersteunende diensten van een onderwijsnet, -koepel of scholengroep;
  5° de werknemers en de werkgevers uit de sport- en cultuursector, voor zover de werkgevers niet onder voornoemde wet van 5 december 1968 ressorteren en hun hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 93.1 of 90, en gevestigd zijn in het Nederlandse taalgebied of afhangen van de Vlaamse Gemeenschap op het grondgebied van het tweetalige gebied Brussel Hoofdstad.
  ----------
  (1)<KB 2025-01-31/01, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 2/1. [1 Het toepassingsgebied van hoofdstuk 2 van de wet van 16 november 2015 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken wordt uitgebreid tot:
   1° de administratie van de Duitstalige Gemeenschap die de bevoegdheid onderwijs onder zich heeft, voor wat betreft het personeel bedoeld in de bepaling onder 2° en 3°;
   2° het officieel onderwijs ingericht of gesubsidieerd door de Duitstalige Gemeenschap waarvan de hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 85.101, 85.102, 85.103, 85.105, 85.201, 85.202, 85.203, 85.205, 85.311, 85.312, 85.313, 85.321, 85.322, 85.323, 85.325, 85.410, 85.421, 85.591, 85.601 en 85.609, voor zover het bij deze laatste code gaat om centrale, ondersteunende diensten van een onderwijsnet of -koepel;
   3° het door de Duitstalige Gemeenschap gesubsidieerd vrij onderwijs, voor zover het functies betreft waarvoor gewoonlijk gesubsidieerd personeel, dat niet onder voornoemde wet van 5 december 1968 ressorteert, wordt ingezet en waarbij de hoofdactiviteit van de gesubsidieerde inrichting beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 85.104, 85.106, 85.204, 85.206, 85.314, 85.324, 85.326, 85.410, 85.422, 85.591, 85.601 en 85.609, voor zover het bij deze laatste code gaat om centrale, ondersteunende diensten van een onderwijsnet of -koepel;
   4° de werknemers en de werkgevers uit de sport- en cultuursector, voor zover de werkgevers niet onder voornoemde wet van 5 december 1968 ressorteren en hun hoofdactiviteit beantwoordt aan de omschrijving van één van de NACE-codes 93.1 of 90, en gevestigd zijn in het Duitse taalgebied of afhangen van de Duitstalige Gemeenschap in België.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-06-09/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2024>


HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen
Art.3. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2024, met uitzondering van artikel 2, 1°, tweede zin, die in werking treedt op 1 juli 2024.

Art. 4. De minister bevoegd voor Werk en de minister bevoegd voor Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.