29 SEPTEMBER 2024. - Koninklijk besluit met betrekking tot de Raad van burgemeesters
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de raad
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Werkwijze van de Raad
Art. 4-11
HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen
Art. 12-13
HOOFDSTUK I. - Samenstelling van de raad
Artikel 1. § 1. De Raad van burgemeesters, hierna "de Raad" genoemd, is samengesteld uit 16 burgemeesters, aangewezen volgens de in paragraaf 2 opgenomen verdelingsregel;
§ 2. Acht burgemeesters komen uit gemeenten van het Vlaamse Gewest, waarvan 2 uit een politiezone met minder dan 50.000 inwoners en 6 uit een politiezone met meer dan 50.000 inwoners. Zes burgemeesters komen uit gemeenten van het Waalse Gewest, waarvan 3 uit een politiezone met minder dan 50.000 inwoners en 3 uit een politiezone met meer dan 50.000 inwoners en twee burgemeesters komen uit gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Per politiezone kan slechts één burgemeester worden aangesteld.
Art.2. De leden van de Raad worden aangewezen door de Minister van Binnenlandse Zaken op voordracht van de verenigingen van steden en gemeenten binnen hun respectievelijke regio.
De verenigingen waken bij de voordracht, binnen hun respectievelijke regio, over het representatief karakter per type politiezone van de voorgedragen leden en, in de mate van het mogelijke, over de geografische spreiding.
Indien een aangewezen lid niet langer de hoedanigheid van burgemeester heeft of een eind wenst te stellen aan zijn mandaat binnen de Raad, zal de respectievelijke vereniging van steden en gemeenten een nieuw representatief lid voordragen.
Art.3. Een voorzitter en een ondervoorzitter worden aangeduid door de Raad, onder hun leden.
De voorzitter en de ondervoorzitter behoren tot een verschillende taalrol.
HOOFDSTUK II. - Werkwijze van de Raad
Art.4. Overeenkomstig artikel 8 van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus verleent de Raad advies op vraag van de Minister van Binnenlandse zaken of op eigen initiatief.
Art.5. De voorzitter roept de Raad bijeen:
1° wanneer de Minister van Binnenlandse Zaken hem om advies heeft verzocht;
2° op eigen initiatief;
3° wanneer minstens 5 leden hierom verzoeken;
De oproeping geschiedt via een elektronisch loket en bevat de agenda.
De documenten/stukken die betrekking hebben op elk agendapunt worden eveneens gecommuniceerd via het elektronisch loket.
De oproeping wordt de leden minimaal zeven dagen voor de vergadering toegezonden. In geval van dringende noodzaak, zoals bedoeld in artikel 9, lid 2, kan deze termijn tot minimaal twee dagen verkort worden.
Art.6. De Raad vergadert alleen rechtsgeldig indien minstens acht leden aanwezig zijn.
Art.7. Met het oog op de behandeling van specifieke punten op de agenda kan de Raad experts/deskundigen uitnodigen.
Ook de ministers onderscheidenlijk bevoegd voor Binnenlandse Zaken en Justitie of hun vertegenwoordiger kunnen als raadgever deelnemen aan de vergaderingen van de Raad, op verzoek van deze, om ieder wat hem betreft de projecten waarover advies gevraagd wordt, voor te stellen.
Art.8. De Algemene Directie Veiligheid en Preventie staat in voor de ondersteuning en het Secretariaat van de Raad. Zij betrekt de andere bevoegde diensten wanneer aan de Raad andere bevoegdheden worden toegekend dan deze toegekend door de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus.
Art.9. De Raad verstrekt advies binnen een termijn van één maand nadat de voorzitter van de Raad door de Minister van Binnenlandse Zaken om advies is verzocht. Op gemotiveerd verzoek van de Raad kan de Minister van Binnenlandse Zaken deze termijn met maximaal één maand verlengen.
In geval van dringende noodzaak kan de Minister van Binnenlandse Zaken deze termijn inperken; deze mag echter niet korter zijn dan 10 dagen vanaf het ogenblik dat de voorzitter van de Raad het verzoek om advies heeft ontvangen
Wordt geen advies verstrekt binnen de gestelde termijn, dan wordt eraan voorbijgegaan.
Art.10. De adviesverlening gebeurt bij consensus. Over adviezen die niet bij consensus kunnen worden aangenomen, wordt gestemd.
In dat geval worden de uitslag van de stemming alsook eventuele minderheidsstandpunten vermeld.
Art.11. De Raad stelt een huishoudelijk reglement op betreffende de interne organisatie van de Raad, met dien verstande dat het enkel regels mag omvatten die een beperkte of een hoofdzakelijk technische draagwijdte hebben. Hij bezorgt dit reglement, evenals de wijzigingen eraan, aan de Minister van Binnenlandse Zaken.
HOOFDSTUK III. - Diverse bepalingen
Art.12. Het Koninklijk besluit van 6 april 2000 met betrekking tot de Adviesraad van burgemeesters wordt opgeheven.
Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.