Details





Titel:

2 SEPTEMBER 2024. - Ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 10 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2023 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor de compensatie van indirecte emissiekosten, wat betreft de investeringsverplichting



Inhoudstafel:


Art. 1-2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder besluit van 3 februari 2023: het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2023 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor de compensatie van indirecte emissiekosten.
  § 2. Conform artikel 10, eerste en tweede lid, van het besluit van 3 februari 2023 komen alleen investeringen in materiële vaste activa, inclusief de onderhouds- en vervangingsinvesteringen, die geactiveerd zijn, en de installatie-, engineerings-, infrastructuur- of studiekosten die daaraan verbonden zijn, in aanmerking.
  § 3. De volgende investeringen komen conform artikel 10, eerste en tweede lid, van het besluit van 3 februari 2023 niet in aanmerking:
  1° investeringen die vóór de aankoopdatum zijn geactiveerd;
  2° investeringen in rollend materieel en grond;
  3° investeringen die gedateerd zijn vóór de beslissing tot steuntoekenning van het betrokken emissiejaar, tenzij het overschot in aanmerking wordt genomen als vermeld in artikel 10, tweede lid, van het voormelde besluit;
  4° investeringen die voor een vorig emissiejaar in aanmerking zijn gekomen.
  In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder emissiejaar: het emissiejaar, vermeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het besluit van 3 februari 2023.
  De datum van de investeringen wordt bepaald door de datum van de factuur in geval van aankoop of door de datum van de periodieke aflossing in geval van leasing.
  § 4. In deze paragraaf wordt verstaan onder:
  1° energieaankoopovereenkomst: een schriftelijke overeenkomst waarin marktconforme kosten en een looptijd afgesproken worden tussen een energieproducent en een energieafnemer voor de aankoop van energiedragers met het oog op de verlaging van de directe broeikasgasemissies, de verlaging van het energieverbruik, de productie van hernieuwbare energie of het flexibele elektriciteitsverbruik, vermeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit van 3 februari 2023;
  2° prestatiecontract: schriftelijke overeenkomst waarin marktconforme kosten en een looptijd afgesproken worden voor dienstverlening over de verlaging van de directe broeikasgasemissies, de verlaging van het energieverbruik, de productie van hernieuwbare energie of het flexibele elektriciteitsverbruik, vermeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit van 3 februari 2023;
  3° onderneming: de onderneming, vermeld artikel 1, eerste lid, 14°, van het besluit van 3 februari 2023.
  De investeringen, vermeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit van 3 februari 2023, kunnen ook door een derde partij uitgevoerd worden als aan al de volgende bijkomende voorwaarden is voldaan:
  1° er is een prestatiecontract of een energieaankoopovereenkomst gesloten tussen de steunaanvragende onderneming en de derde partij over een periode van minstens drie jaar;
  2° het financiële voordeel van de verlaging van de directe broeikasgasemissies, de verlaging van het energieverbruik, de productie van hernieuwbare energie of het flexibele elektriciteitsverbruik, vermeld in artikel 10, eerste lid, van het besluit van 3 februari 2023, komt ten goede aan de steunaanvragende onderneming;
  3° de energie wordt via een directe lijn geleverd aan de steunaanvragende onderneming, als er een energieaankoopovereenkomst is gesloten als vermeld in punt 1° ;
  4° de verlaging van de directe broeikasgasemissies, vermeld in het eerste lid, 1°, is niet het gevolg van het verschuiven van die emissies van de ene onderneming naar de andere, maar is een verlaging van de gehele emissies van die ondernemingen.
  Het investeringsbedrag dat in aanmerking komt conform artikel 10, eerste lid, van het besluit van 3 februari 2023, wordt bepaald door het investeringsbedrag, vermeld in de afschrijvingstabellen van de derde partij, of bedraagt 75% van de kostprijs van het prestatiecontract of de energieaankoopovereenkomst gedurende de minimale looptijd van het prestatiecontract of de energieaankoopovereenkomst en is beperkt tot maximaal vijf jaar als de waarde in de afschrijvingstabellen van de derde partij niet kan worden aangetoond.
  Als het een investering betreft die ten goede komt van verschillende ondernemingen, wordt het bedrag, vermeld in het derde lid, pro rata berekend door de verhouding tussen het financiële voordeel van de steunaanvragende onderneming en het totale financiële voordeel van het bedrag voor alle betrokken ondernemingen vast te stellen.
  In afwijking van paragraaf 3, derde lid, wordt de datum van de investering bepaald door de datum van de periodieke betaling van het prestatiecontract of de energieaankoopovereenkomst als het investeringsbedrag dat in aanmerking komt, wordt bepaald door de berekening van 75%, vermeld in het derde lid.

Art. 2. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 3 februari 2023.