17 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de vergoeding bedoeld in artikel 411/2 van het Gerechtelijk Wetboek
Art. 1-9
Artikel 1. De vergoeding toegekend op basis van artikel 411/2 van het Gerechtelijk Wetboek aan de rechters, raadsheren en assessoren van de tuchtrechtscolleges bedoeld in artikel 58 van het Gerechtelijk Wetboek, wordt vastgesteld op 50 euro per terechtzitting van ten minste drie uur.
Voor terechtzittingen die minder dan drie uur duren, wordt de vergoeding met de helft verminderd.
Art.2. In afwijking van artikel 1, wordt de vergoeding toegekend aan de rechter of de raadsheer die de terechtzitting voorzit op basis van artikel 411/1 van het Gerechtelijk Wetboek, vastgesteld op 100 euro per terechtzitting van ten minste drie uur.
Voor terechtzittingen die minder dan drie uur duren, wordt de vergoeding met de helft verminderd.
Art.3. De mobiliteitsregeling die geldt voor de wedden van het personeel van de federale overheidsdiensten, geldt eveneens voor de vergoeding bedoeld in de artikelen 1 en 2.
Zij wordt gekoppeld aan de spilindex 138,01.
Art.4. Onder "terechtzitting" wordt in dit besluit verstaan de door de voorzitter van de kamer van het tuchtrechtscollege geopende en gesloten zitting, ongeacht het aantal zaken die behandeld worden.
Art.5. Aan de personen genoemd in de artikelen 1 en 2 wordt een vergoeding toegekend voor de verplaatsingskosten van hun verblijfplaats naar de plaats waar het tuchtrechtscollege zetelt onder de voorwaarden en volgens de bedragen van toepassing op het personeel van de federale overheidsdiensten.
Art.6. De aanvraag tot toekenning van de vergoeding wordt opgemaakt per kalenderkwartaal.
De aanvraag vermeldt de data, de duur en de aard van de prestaties.
De aanvraag eindigt met de woorden: "Ik bevestig op mijn eer dat deze verklaring waar en oprecht is.".
De aanvraag wordt bezorgd aan de voorzitter van het tuchtrechtscollege, die de aanvraag samen met zijn advies en met de rechtvaardigingsstukken, overzendt naar de Minister van Justitie.
Art.7. Dit besluit is van toepassing op de procedures ingeleid na de inwerkingtreding ervan.
Art.8. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9. De Minister bevoegd voor Justitie is belast met de tenuitvoerlegging van dit besluit.