Details





Titel:

19 JULI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, wat betreft de aanpassing van de loodstoelage van de rivierloodsen



Inhoudstafel:


Art. 1-3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2006035334 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel XIbis 63 van het Vlaams personeelsstatuut van 13 januari 2006, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 maart 2024, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° In paragraaf 1, eerste lid, wordt de tabel vervangen door wat volgt:
  "


loodstoelage in euro's groep 1 groep 2 groep 3 groep 4
  na 6 jaar na 9 jaar na 14 jaar
rivierloodsen 142,13 169,52 207,75 259,91
kanaalloodsen 141,98 169,36 207,59 247,00
Scheldemondenloodsen 55,51 78,84 95,13 142,61
kustloodsen 91,10 123,04 171,24 206,96
";
  2° in paragraaf 1, eerste lid, wordt de tabel vervangen door wat volgt:
  "


loodstoelage in euro's groep 1 groep 2 groep 3 groep 4
  na 6 jaar na 9 jaar na 14 jaar
rivierloodsen 142,71 170,21 208,59 260,97
kanaalloodsen 142,56 170,05 208,43 248,00
Scheldemondenloodsen 55,74 79,16 95,52 143,19
kustloodsen 91,47 123,54 171,94 207,80
".
  3° paragraaf 8 wordt vervangen door wat volgt:
  " § 8. De Vlaamse Regering kan, op voorstel van de functionele minister en na akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bestuurszaken, beslissen om bij de volledige invoering van de aangepaste technische loopbaan van een korps de bepalingen uit deze paragraaf te activeren voor dat korps.
  In geval van activatie door de Vlaamse Regering ontvangen de operationele loodsen, bezoldigd in loodstoelagegroep 4, gedurende de vier jaar die volgen op de volledige invoering van de aangepaste technische loopbaan - optimalisatietraject, schaalvergroting -, een jaarlijkse compenserende toelage, als blijkt dat de jaarlijkse verhouding van dat jaar, onder de laagste verhouding ligt tijdens de referteperiode.
  In het tweede lid wordt verstaan onder:
  1° jaarlijkse verhouding: de jaarlijkse verhouding is het gemiddelde van de maandelijkse verhoudingen tussen het aantal geleverde prestaties in loodstoelagegroep 4 ten opzichte van de totale prestaties van het korps en het aantal loodsen in loodstoelagegroep 4 ten opzichte van het totale aantal loodsen van het korps;
  2° referteperiode: de periode van vier jaar die voorafgaat aan de aangepaste technische loopbaan, vermeld in het tweede lid.
  Alleen een jaarlijkse verhouding die onder de laagste verhouding ligt, wordt als significant beschouwd en leidt tot een compenserende toelage. Het totaalbedrag van de toe te kennen compensaties wordt per loodsenkorps bepaald.
  Per loodsenkorps wordt het aantal loodsprestaties dat de loodsen in loodstoelagegroep 4 minder hebben gepresteerd, vermenigvuldigd met het bedrag van loodstoelage 4 van dat korps, vermeld in paragraaf 1.
  Het aantal prestaties dat de loodsen in loodstoelagegroep 4 minder hebben gepresteerd, vermeld in het vijfde lid, wordt verkregen door het verschil tussen het aantal prestaties dat ze werkelijk hebben verricht en het aantal prestaties dat ze hadden moeten verrichten op jaarbasis.
  Het aantal prestaties dat ze hadden moeten verrichten, vermeld in het zesde lid, wordt verkregen door het aantal loodsen in loodstoelagegroep 4 ten opzichte van het aantal loodsen van het korps te vermenigvuldigen met het gemiddelde van de jaarlijkse verhoudingen van de referteperiode.
  Het bedrag dat wordt verkregen conform het tweede lid, wordt gedeeld door het aantal beschikbaarheidsdagen van de groep loodstoelage 4 binnen dat korps in dat jaar.
  De operationele loods die loodsprestaties leverde in loodstoelagegroep 4, verkrijgt een jaarlijkse compenserende toelage die gelijk is aan het bedrag vermeld in het vierde lid, vermenigvuldigd met zijn beschikbaarheidsdagen in loodstoelagegroep 4 in dat jaar.

Art.2. Artikel 1, 1°, heeft uitwerking met ingang van 1 maart 2022.
  Artikel 1, 2°, heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2023.
  Artikel 1, 3°, treedt in werking op 7 juni 2024.

Art. 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor de human resources, is belast met de uitvoering van dit besluit.