26 JUNI 2024. - Koninklijk besluit tot bepaling van de beroepen of activiteiten die niet beschouwd worden als activiteiten zoals bedoeld in de wet tot regeling van de private en bijzondere veiligheid
Art. 1-4
Artikel 1. Worden niet beschouwd als activiteiten bedoeld in de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid, de activiteiten uitgeoefend door:
1° de leden van de politiediensten zoals bedoeld in de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt;
2° de gemeenschapswachten zoals bedoeld in de Wet van 15 mei 2007 `tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet' en de gemeenschapswacht-vaststellers zoals bedoeld in dezelfde wet en in artikel 21, § 1, 1°, van de wet van 24 juni 2013 `betreffende de gemeentelijke administratieve sancties';
3° de bijzondere veldwachters zoals bedoeld in het Veldwetboek;
4° de stewards en de gemandateerde veiligheidsverantwoordelijken, zoals bedoeld in de wet van 21 december 1998 `betreffende de veiligheid bij voetbalwedstrijden';
5° de leden van het actief kader van de Krijgsmacht zoals bedoeld in de wet van 28 februari 2007 `tot vaststelling van het statuut van de militairen en kandidaat-militairen van het actief kader van de Krijgsmacht';
6° de militairen van het reservekader van de krijgsmacht zoals bedoeld in de wet van 16 mei 2001 `houdende statuut van de militairen van het reservekader van de krijgsmacht';
7° de leden van de interventieteams van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zoals bedoeld in de wet van 30 november 1998 houdende regeling van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten;
8° de personeelsleden van een wetgevende vergadering wanneer deze controles uitvoeren zoals bedoeld in artikel 1/1 van de wet van 2 maart 1954 `tot voorkoming en beteugeling der aanslagen op de vrije uitoefening van de door de Grondwet ingestelde souvereine machten';
9° de personen bedoeld in artikel 21, § 1, 2°, van de wet van 24 juni 2013 `betreffende de gemeentelijke administratieve sancties' en de personen bedoeld in artikel 21, § 4, 3° en 4°, van dezelfde wet, wanneer zij activiteiten uitoefenen die overeenstemmen met deze bedoeld in artikel 3, 10°, van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid.
Art.2. De uitsluitingsgrond bepaald in artikel 1 is enkel van toepassing voor zover de activiteiten van de in artikel 1 genoemde beoefenaars in overeenstemming zijn met de bevoegdheden zoals voorzien in de regelgeving die op hen van toepassing is.
Art.3. Het koninklijk besluit van 29 juni 2014 `tot bepaling van de beroepen of activiteiten die niet beschouwd worden als activiteiten zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 10 april 1990 tot regeling van de bijzondere en private veiligheid' wordt opgeheven.
Art. 4. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.