Details





Titel:

21 JUNI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 15 maart 2024 over het stimuleren van een veilig sportklimaat



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Verantwoordelijkheden en verplichtingen voor sportorganisaties over veilig sporten
Afdeling 1. - Algemene bevordering van veilig sporten
Art. 3-4
Afdeling 2. - Rapporteren over veilig sporten
Art. 5-6
HOOFDSTUK 3. - Expertise en kennisopbouw over veilig sporten
Afdeling 1. - Erkenning en subsidiëring van een organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van veilig sporten
Art. 7
Afdeling 2. - Erkenning en subsidiëring van een overkoepelend tuchtorgaan voor de sportsector
Art. 8
Afdeling 3. - Erkennings- en subsidiëringsprocedure voor de organisaties, vermeld in afdeling 1 en 2
Art. 9-11
Afdeling 4. - Instrumenten voor expertise en kennisopbouw over veilig sporten
Art. 12-15
HOOFDSTUK 4. - Handhaving
Art. 16
HOOFDSTUK 5. - Budgettaire bepalingen
Afdeling 1. - Subsidiëring van initiatieven ter bevordering van het veilig sporten met een projectmatig karakter, wetenschappelijk onderzoek over veilig sporten of instrumenten voor expertise en kennisopbouw over veilig sporten
Art. 17
Afdeling 2. - Financiële tegemoetkoming voor het sportmedische geschiktheidsonderzoek voor een of meer categorieën van getalenteerde sporters
Art. 18
HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepaling
Art. 19
HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art. 20-23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2014035628  2016036553  2024003477 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° decreet van 10 juni 2016: het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector;
  2° decreet van 15 maart 2024: het decreet van 15 maart 2024 over het stimuleren van een veilig sportklimaat;
  3° erkende sportfederatie: de sportorganisatie die erkend is als Vlaamse sportfederatie met toepassing van het decreet van 10 juni 2016;
  4° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport.

Art.2. De volgende indicatoren worden gebruikt om bij de beleidsevaluatie de subsidie van de organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van veilig sporten inhoudelijk en financieel te evalueren:
  1° het aantal actoren binnen de Vlaamse sportsector dat op maat is begeleid en ondersteund bij de implementatie van hun beleid rond veilig sporten;
  2° het aantal aangeboden opleidingsmomenten;
  3° het aantal erkende sportfederaties dat jaarlijks minstens een keer een beroep doet op de dienstverlening van de organisatie;
  4° de mate waarin de organisatie erin slaagt om multidisciplinair samen te werken met actoren uit de sportsector en andere relevante sectoren.
  De volgende indicatoren worden gebruikt om bij de beleidsevaluatie de subsidie van het overkoepelende tuchtorgaan voor de sportsector inhoudelijk en financieel te evalueren:
  1° het aantal gesubsidieerde sportfederaties dat lid is van het overkoepelende tuchtorgaan voor de sportsector;
  2° het aantal aangemelde tuchtdossiers;
  3° de kwaliteit van de afhandeling van de aangemelde tuchtdossiers;
  4° de doorlooptijd van de aangemelde tuchtdossiers.
  In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder gesubsidieerde sportfederatie: de sportorganisatie die gesubsidieerd is als Vlaamse sportfederatie met toepassing van het decreet van 10 juni 2016.

HOOFDSTUK 2. - Verantwoordelijkheden en verplichtingen voor sportorganisaties over veilig sporten
Afdeling 1. - Algemene bevordering van veilig sporten
Art.3. In dit artikel wordt verstaan onder sporten op een gezonde manier: alle gedragingen die ervoor zorgen dat mensen op een verantwoorde wijze kunnen sporten en die ervoor zorgen dat de fysieke en psychische integriteit van de sporter tijdens het sporten wordt gewaarborgd.
  Ter uitvoering van artikel 4, derde lid, van het decreet van 15 maart 2024 neemt elke sportorganisatie, om het veilig sporten te bevorderen en rekening houdend met de aard en de context van de sportbeoefening, initiatieven die passen in een beleid dat in het bijzonder aandacht besteedt aan sporten op een gezonde manier en dat al de volgende aspecten bevat:
  1° maatregelen en initiatieven om sportspecifieke risico's te voorkomen en te remediëren, met voor erkende sportfederaties, inclusief een wetenschappelijk onderbouwd blessurepreventiebeleid;
  2° een gemotiveerde keuze die gebaseerd is op een visie over het al dan niet aanbevelen of opleggen van een sportmedisch geschiktheidsonderzoek als vermeld in artikel 6 van het voormelde decreet;
  3° een gemotiveerde keuze die gebaseerd is op een visie over het al dan niet toepassen van leeftijdsgrenzen.
  Sportorganisaties die deel uitmaken van een overkoepelende sportorganisatie die een beleid heeft dat aandacht besteedt aan sporten op een gezonde manier als vermeld in het tweede lid, worden geacht te voldoen aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, op voorwaarde dat ze dat beleid van die overkoepelende sportorganisatie toepassen in hun werking en ernaar verwijzen in hun communicatie.
  Ter uitvoering van artikel 4, derde lid, van het decreet van 15 maart 2024 kan de minister aan een sportorganisatie die niet voldoet aan de voorwaarde, vermeld in het tweede lid, 1°, op de volgende wijze de maatregelen, vermeld in artikel 36 van het voormelde decreet, opleggen:
  1° bij een eerste vaststelling: een aanmaning om zich te conformeren aan de voorwaarde, vermeld in het tweede lid, 1°, conform artikel 36, 1°, van het voormelde decreet;
  2° bij een volgende vaststelling of als geen gevolg is gegeven aan de aanmaning, vermeld in punt 1°, binnen de opgelegde termijn: een administratieve geldboete als vermeld in artikel 36, 2°, van het voormelde decreet, of het verbod om gedurende een bepaalde termijn sportbeoefening te organiseren, de deelname eraan mogelijk te maken of daarvoor als leidende instantie op te treden, vermeld in artikel 36, 3°, van het voormelde decreet. De minister houdt bij het bepalen van die maatregelen rekening met de aard en de ernst van de inbreuk.
  Ter uitvoering van artikel 4, derde lid, van het decreet van 15 maart 2024 kan de minister aan een sportorganisatie die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, 2°, of 3°, op de volgende wijze de maatregelen, vermeld in artikel 36 van het voormelde decreet, opleggen:
  1° bij een eerste vaststelling: een aanmaning om zich te conformeren aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, 2° of 3°, conform artikel 36, 1°, van het voormelde decreet;
  2° bij een volgende vaststelling of als geen gevolg is gegeven aan de aanmaning, vermeld in punt 1°, binnen de opgelegde termijn: een administratieve geldboete als vermeld in artikel 36, 2°, van het voormelde decreet. De minister houdt bij het bepalen van de hoogte van de administratieve geldboete rekening met de aard en de ernst van de inbreuk.

Art.4. Ter uitvoering van artikel 4, derde lid, van het decreet van 15 maart 2024 wijst elke erkende sportfederatie en erkende organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding een medewerker aan die verantwoordelijk is voor veilig sporten en die de volgende rollen vervult:
  1° aanspreekpunt zijn voor het agentschap Sport Vlaanderen en voor de organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van veilig sporten;
  2° informatie en opleidingsmogelijkheden over veilig sporten verspreiden binnen de eigen sportorganisatie en onder haar aangesloten sportclubs, respectievelijk aangesloten verenigingen;
  3° advies inwinnen bij onder meer medische en paramedische experten om het veiligsportenbeleid van de erkende sportfederatie of de erkende organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding uit te werken.
  In het eerste lid wordt verstaan onder erkende organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding: de sportorganisatie die erkend is als organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding met toepassing van het decreet van 10 juni 2016.
  Ter uitvoering van artikel 4, derde lid, van het decreet van 15 maart 2024 kan de minister aan een erkende sportfederatie of een erkende organisatie voor de sportieve vrijetijdsbesteding die niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, op de volgende wijze de maatregelen, vermeld in artikel 36 van het voormelde decreet, opleggen:
  1° bij een eerste vaststelling: een aanmaning om zich te conformeren aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, 1°, 2° of 3°, conform artikel 36, 1°, van het voormelde decreet;
  2° bij een volgende vaststelling of als geen gevolg is gegeven aan de aanmaning, vermeld in punt 1°, binnen de opgelegde termijn: een administratieve geldboete als vermeld in artikel 36, 2°, van het voormelde decreet, of het verbod om gedurende een bepaalde termijn sportbeoefening te organiseren, de deelname eraan mogelijk te maken of daarvoor als leidende instantie op te treden, vermeld in artikel 36, 3°, van het voormelde decreet. De minister houdt bij het bepalen van die maatregelen rekening met de aard en de ernst van de inbreuk.

Afdeling 2. - Rapporteren over veilig sporten
Art.5. Ter uitvoering van artikel 4, vierde lid, van het decreet van 15 maart 2024 rapporteert elke sportorganisatie die daartoe door het agentschap Sport Vlaanderen wordt verzocht, binnen de dertig dagen na dat verzoek over de wijze waarop de sportorganisatie voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 4, eerste lid, artikel 5 of 6 van het voormelde decreet.
  Als een sportorganisatie binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, niet aantoont dat ze voldoet aan de verplichting, vermeld in artikel 5, eerste lid, 1°, van het voormelde decreet, kan de minister een of meer van de maatregelen, vermeld in artikel 36 van het voormelde decreet, opleggen.

Art.6. Met behoud van de toepassing van artikel 5 meldt de erkende sportfederatie aan het agentschap Sport Vlaanderen de link naar de webpagina of webpagina's waar er gecommuniceerd wordt over veilig sporten of waar aspecten van veilig sporten aan bod komen.

HOOFDSTUK 3. - Expertise en kennisopbouw over veilig sporten
Afdeling 1. - Erkenning en subsidiëring van een organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van veilig sporten
Art.7. Het beleidsplan, vermeld in artikel 11, § 2, van het decreet van 15 maart 2024, van de organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van veilig sporten bevat al de volgende elementen:
  1° de strategische en operationele doelstellingen van de volledige werking, met markering van de doelstellingen die vooropgesteld worden in het kader van de opdrachten voor de subsidiëring, vermeld in artikel 11, § 1, eerste lid, van het voormelde decreet;
  2° de prioritaire acties met indicatieve timing om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken.
  Als het beleidsplan tussentijds wordt bijgestuurd, bezorgt de organisatie voor beleidsondersteuning en praktijkontwikkeling op het gebied van veilig sporten een geactualiseerd beleidsplan aan het agentschap Sport Vlaanderen.

Afdeling 2. - Erkenning en subsidiëring van een overkoepelend tuchtorgaan voor de sportsector
Art.8. Het beleidsplan van het overkoepelende tuchtorgaan voor de sportsector, vermeld in artikel 18, § 2, van het decreet van 15 maart 2024, bevat al de volgende elementen:
  1° de strategische en operationele doelstellingen van de volledige werking, met markering van de doelstellingen die vooropgesteld worden in het kader van de opdrachten voor de subsidiëring, vermeld in artikel 18, § 1, van het voormelde decreet;
  2° de prioritaire acties met indicatieve timing om de vooropgestelde doelstellingen te bereiken.
  Als het beleidsplan tussentijds wordt bijgestuurd, bezorgt het overkoepelende tuchtorgaan voor de sportsector een geactualiseerd beleidsplan aan het agentschap Sport Vlaanderen.

Afdeling 3. - Erkennings- en subsidiëringsprocedure voor de organisaties, vermeld in afdeling 1 en 2
Art.9. Ter uitvoering van artikel 25, tweede lid, en artikel 31, tweede lid, van het decreet van 15 maart 2024 worden het financiële verslag en het werkingsverslag op digitale wijze bezorgd aan het agentschap Sport Vlaanderen.

Art.10. Het financiële verslag, vermeld in artikel 25, tweede lid, en artikel 31, tweede lid, van het decreet van 15 maart 2024, bevat al de volgende elementen:
  1° de jaarrekening die bestaat uit al de volgende elementen:
  a) een balans;
  b) een sociale balans;
  c) een resultatenrekening;
  d) een toelichting;
  2° het ondertekende verslag van de algemene vergadering waarin de jaarrekening, vermeld in punt 1°, is goedgekeurd;
  3° de algemene saldibalans;
  4° de analytische saldibalans met vermelding van alle debet- en creditsaldi van alle rekeningen;
  5° het analytische grootboek, met vermelding van alle gebruikte rekeningen.

Art.11. De beslissingsbevoegdheid, vermeld in artikel 9, derde lid, artikel 16, tweede lid, artikel 24, § 2 en § 3, artikel 26, § 3, § 4 en § 5, artikel 28, § 2 en § 3, artikel 29, derde lid, en artikel 30, derde lid, van het decreet van 15 maart 2024, wordt gedelegeerd aan de minister, en het advies van het agentschap Sport Vlaanderen, vermeld in artikel 24, § 1, en § 3, tweede lid, artikel 26, § 2, artikel 28, § 1, en § 3, tweede lid, artikel 29, tweede lid, en artikel 30, tweede lid, van het voormelde decreet, wordt bezorgd aan de minister.

Afdeling 4. - Instrumenten voor expertise en kennisopbouw over veilig sporten
Art.12. Bij de oprichting van een expertencommissie over een bepaald aspect of een bepaalde problematiek van veilig sporten als vermeld in artikel 33 van het decreet van 15 maart 2024, kan de minister de werkingsmodaliteiten van die expertencommissie bepalen:
  1° de wijze en de frequentie van rapporteren van de expertencommissie aan het agentschap Sport Vlaanderen;
  2° het tijdsschema met tussentijdse doelstellingen om de opdracht van de expertencommissie te realiseren.

Art.13. De minister benoemt de voorzitter en de leden van een expertencommissie over een bepaald aspect of een bepaalde problematiek van veilig sporten als vermeld in artikel 33 van het decreet van 15 maart 2024.
  De minister kan op verzoek van de betrokkene het mandaat van de voorzitter of van een lid van een expertencommissie beëindigen.
  De minister kan in de volgende gevallen ambtshalve een einde stellen aan een mandaat als voorzitter of lid van een expertencommissie:
  1° de mandaathouder woont drie keer na elkaar zonder voorafgaande kennisgeving de vergaderingen van de expertencommissie niet bij;
  2° de mandaathouder eerbiedigt het vertrouwelijke karakter van de beraadslagingen van de expertencommissie niet of verspreidt vertrouwelijke documenten;
  3° de mandaathouder wordt mogelijk geconfronteerd met een belangenconflict.
  Een vertegenwoordiger van de minister kan de vergaderingen van een expertencommissie als vermeld in artikel 33 van het voormelde decreet bijwonen zonder stemrecht.
  Na het akkoord van het agentschap Sport Vlaanderen kan een expertencommissie externe deskundigen consulteren of uitnodigen om deel te nemen aan een of meer activiteiten van die expertencommissie.

Art.14. De minister kan in de werkingsmodaliteiten van een expertencommissie, vermeld in artikel 12 ook bepalingen opnemen over de rol van het agentschap Sport Vlaanderen en over het feit of de vergaderingen openbaar zijn en of de besprekingen vertrouwelijk zijn.
  De minister kan een expertencommissie als vermeld in artikel 33 van het voormelde decreet, opdragen een huishoudelijk reglement op te maken. Het huishoudelijk reglement van een expertencommissie wordt ter goedkeuring voorgelegd aan het agentschap Sport Vlaanderen.

Art.15. De minister kan de ondersteuning en de vergoeding van de voorzitter en de leden van een expertencommissie als vermeld in artikel 13, bepalen. De minister kan een vergoeding voor externe deskundigen als vermeld in artikel 13, vijfde lid, bepalen.

HOOFDSTUK 4. - Handhaving
Art.16. In het kader van de toepassing van artikel 36 van het decreet van 15 maart 2024 kan het agentschap Sport Vlaanderen een dossier openen zodra het kennis krijgt van een mogelijke overtreding als vermeld in artikel 36 van het voormelde decreet.
  Elk dossier, vermeld in het eerste lid, wordt opgevolgd door het agentschap Sport Vlaanderen.
  Elk dossier, vermeld in het eerste lid, bevat als dat mogelijk is en in voorkomend geval:
  1° een omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;
  2° de vermelding van de datum van de opening van het dossier;
  3° een inventaris van de stukken, met vermelding van de datum van de opname ervan in het dossier;
  4° de identiteit van de vermoedelijke overtreders;
  5° een afschrift van alle andere documenten die nuttig kunnen zijn voor de behandeling van het dossier.
  Zodra het agentschap Sport Vlaanderen beslist dat het dossier, vermeld in het eerste lid, conform het derde lid volledig is, brengt het de minister en elke vermoedelijke overtreder onmiddellijk op de hoogte van:
  1° het bestaan van het dossier;
  2° de omschrijving van de reden die aanleiding heeft gegeven tot het openen van het dossier;
  3° de omschrijving van de vermoedelijke overtreding, met verwijzing naar artikel 36 van het decreet van 15 maart 2024;
  4° het feit dat het dossier wordt bezorgd aan de minister;
  5° de mogelijkheid om gebruik te maken van het hoorrecht, vermeld in het zesde lid.
  De minister neemt de maatregelen, vermeld in artikel 36 van het decreet van 15 maart 2024.
  De minister beslist binnen twintig werkdagen nadat hij het dossier, vermeld in het eerste lid, van het agentschap Sport Vlaanderen heeft ontvangen. Voor de minister een of meer van de vastgelegde maatregelen, vermeld in het vijfde lid, neemt, wordt de sportorganisatie in kwestie uitgenodigd voor een hoorzitting, op voorwaarde dat die sportorganisatie het agentschap Sport Vlaanderen daarom heeft verzocht met een aangetekende brief uiterlijk tien dagen na de verzending van de kennisgeving, vermeld in het vierde lid.
  In geval van een hoorzitting wordt de termijn waarin de minister een beslissing neemt, vermeld in het zesde lid, verlengd met twintig werkdagen.
  Als de minister een of meer van de maatregelen, vermeld in artikel 36 van het decreet van 15 maart 2024, oplegt, wordt de sportorganisatie in kwestie daarvan met een aangetekende brief op de hoogte gebracht.

HOOFDSTUK 5. - Budgettaire bepalingen
Afdeling 1. - Subsidiëring van initiatieven ter bevordering van het veilig sporten met een projectmatig karakter, wetenschappelijk onderzoek over veilig sporten of instrumenten voor expertise en kennisopbouw over veilig sporten
Art.17. Ter uitvoering van artikel 37, tweede lid, van het decreet van 15 maart 2024 verloopt de aanvraag tot subsidiëring van een projectmatig initiatief ter bevordering van het veilig sporten, wetenschappelijk onderzoek over veilig sporten of van instrumenten voor expertise en kennisopbouw over veilig sporten, vermeld in artikel 37, eerste lid, 1°, 3° en 4°, van het voormelde decreet, op de wijze, vermeld in het tweede tot en met het vijfde lid.
  De aanvraag, vermeld in het eerste lid, wordt ingediend bij het agentschap Sport Vlaanderen met een dossier dat toelaat om al de volgende elementen te beoordelen:
  1° het precieze doel en voorwerp van de aanvraag en de verwachte realisaties van de aanvraag;
  2° de elementen, vermeld in artikel 37, derde lid, van het voormelde decreet.
  De aanvraag, vermeld in het eerste lid, bevat al de volgende elementen:
  1° de gegevens van de aanvrager en, in voorkomend geval als het gaat om een rechtspersoon, de statuten van de rechtspersoon waarin de aanvrager is opgericht. De aanvrager is een rechtspersoon of een feitelijke vereniging;
  2° het beoogde bedrag van de subsidie, het doel waarvoor de aanvrager de subsidie wil aanwenden, gekoppeld aan indicatoren, en de beoogde periode waarop de subsidie betrekking heeft;
  3° een gedetailleerde en verantwoorde begroting die op de gesubsidieerde initiatieven of activiteiten betrekking heeft, met opgave van eventuele opbrengsten die verwacht worden of die uit de gesubsidieerde werking kunnen voortvloeien, en de vermelding van de eventuele eigen financiële inbreng of een andere vastgelegde financiële inbreng in de gesubsidieerde initiatieven of activiteiten.
  Het agentschap Sport Vlaanderen bevestigt de ontvangst van de aanvraag, vermeld in het eerste lid. Het agentschap Sport Vlaanderen brengt bij de minister advies uit over de aanvraag, vermeld in het eerste lid.
  De minister beslist binnen zestig dagen na de dag waarop het agentschap Sport Vlaanderen de aanvraag, vermeld in het eerste lid, heeft ontvangen. De minister deelt zijn beslissing om al dan niet een subsidie toe te kennen en, in voorkomend geval, het bedrag van de subsidie mee aan de aanvrager.

Afdeling 2. - Financiële tegemoetkoming voor het sportmedische geschiktheidsonderzoek voor een of meer categorieën van getalenteerde sporters
Art.18. § 1. Ter uitvoering van artikel 37, tweede lid, van het decreet van 15 maart 2024 wordt de financiële tegemoetkoming voor het sportmedische geschiktheidsonderzoek voor getalenteerde sporters, vermeld in artikel 37, eerste lid, 2°, van het voormelde decreet, uitgekeerd conform paragraaf 2 tot en met paragraaf 5.
  § 2. Ter uitvoering van artikel 37, vierde lid, van het decreet van 15 maart 2024 kan voor de volgende getalenteerde sporters een financiële tegemoetkoming voor het sportmedische geschiktheidsonderzoek aangevraagd worden:
  1° de sporters aan wie een statuut van topsportbelofte is toegekend op basis van het globale topsportconvenant, vermeld in artikel 11, eerste lid, 1°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 2017 betreffende de uitvoering van het decreet van 10 juni 2016 houdende de erkenning en subsidiëring van de georganiseerde sportsector inzake de vaststelling van de voorwaarden om een subsidie te verkrijgen voor de uitvoering van de beleidsfocus topsport;
  2° de geregistreerde topsporters of topsporttalenten die ondersteund worden in het kader van een ontwikkelingsprogramma als vermeld in artikel 1, 5°, van het voormelde besluit, of een prestatieprogramma als vermeld in artikel 1, 6°, van het voormelde besluit;
  3° de topsporters die over een arbeidsovereenkomst beschikken in het kader van het Sport Vlaanderen-tewerkstellingsproject Topsport of het Sport Vlaanderen-Topsportstudentenproject;
  4° de Vlaamse topsporters van de `Be Gold'-projecten.
  § 3. Ter uitvoering van artikel 37, vijfde lid, 2°, van het voormelde decreet bepaalt de minister de geneeskundige prestaties die in het kader van het sportmedische geschiktheidsonderzoek voor getalenteerde sporters in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming. De minister bepaalt per geneeskundige prestatie de maximale toelage.
  Ter uitvoering van artikel 37, vijfde lid, 3°, van het voormelde decreet kan de minister de getalenteerde sporters, vermeld in paragraaf 2, met het oog op een financiële tegemoetkoming indelen in categorieën op basis van het niveau, de leeftijd of de aard van de beoefende sportdiscipline.
  In functie van de specifieke behoeften van de categorieën van getalenteerde sporters, vermeld in het tweede lid, kan de minister per categorie van getalenteerde sporters een andere set van toegelaten geneeskundige prestaties en een daaraan gekoppelde maximale toelage bepalen.
  § 4. Ter uitvoering van artikel 37, vijfde lid, 1°, van het voormelde decreet komt een sportmedisch geschiktheidsonderzoek voor een getalenteerde sporter alleen in aanmerking voor een financiële tegemoetkoming als het is uitgevoerd door een arts die aan de volgende voorwaarden voldoet:
  1° houder zijn van een van de volgende diploma's:
  a) licentie in de lichamelijke opvoeding;
  b) master in de lichamelijke opvoeding en de bewegingswetenschappen;
  c) bijzondere licentie in de lichamelijke opvoeding en de sportgeneeskunde;
  d) licentie in de sportgeneeskunde;
  e) getuigschrift van aanvullend onderwijs in de sportgeneeskunde;
  f) master in de sportgeneeskunde;
  2° houder zijn van een elektrocardiografiegetuigschrift, afgekort EKG-getuigschrift;
  3° het antidopingbeleid, zoals uitgevoerd door NADO Vlaanderen, onderschrijven;
  4° beschikken over de nodige apparatuur en ruimte om de absolute en relatieve sportmedische geschiktheidscriteria bij sporters te kunnen vaststellen. Bij die nodige apparatuur behoort minstens de volgende apparatuur:
  a) ergometrie-installatie met fietsergometer, en ook de nodige apparatuur om een inspanningselektrocardiogram af te nemen;
  b) apparatuur voor longfunctietests;
  c) apparatuur voor antropometrisch onderzoek en bepaling van het vetgehalte;
  d) reanimatieapparatuur, minimaal een defibrillator;
  5° een engagementsverklaring ondertekenen om minstens zes uur per kalenderjaar vormingsactiviteiten in de sportgeneeskunde bij te wonen en het agentschap Sport Vlaanderen daarover te informeren als het dat vraagt.
  In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder NADO Vlaanderen: de Nationale Antidopingorganisatie Vlaanderen, vermeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 7 mei 2004 betreffende het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid "Sport Vlaanderen".
  Voor de voorwaarde, vermeld in het eerste lid, 1°, geldt dat gelijkwaardige diploma's, toegekend door een andere gemeenschap binnen België, door een andere lidstaat van de Europese Unie of door een staat waarmee een overeenkomst is gesloten, waarbij de erkenning van een gelijkwaardige beroepskwalificatie wordt opgelegd, ook in aanmerking komen.
  Om controle op de voorwaarden, vermeld in het eerste lid, mogelijk te maken, bezorgt de arts het agentschap Sport Vlaanderen eenmalig de bewijsstukken en de engagementsverklaring, vermeld in het eerste lid, 5°, waarna de arts wordt opgenomen op een lijst.
  In de volgende gevallen wordt een arts van de lijst, vermeld in het vierde lid geschrapt:
  1° de arts verzoekt er zelf om;
  2° de arts voldoet niet langer aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid.
  § 5. Ter uitvoering van artikel 37, vijfde lid, 4°, van het voormelde decreet kan een sportfederatie een financiële tegemoetkoming ontvangen voor de kosten voor een sportmedisch geschiktheidsonderzoek van een getalenteerde sporter, als vermeld in paragraaf 2, als ze die kosten op zich neemt of als ze voorziet in een terugbetalingsregeling van die kosten aan de getalenteerde sporters.
  De sportfederatie bezorgt een overzicht van de uitgevoerde sportmedische geschiktheidsonderzoeken aan het agentschap Sport Vlaanderen.
  Op eenvoudig verzoek van het agentschap Sport Vlaanderen legt de getalenteerde sporter, de sportfederatie waaronder hij ressorteert, of de arts onder de verantwoordelijkheid van wie zijn sportmedische geschiktheidsonderzoek is uitgevoerd, een bewijs voor van de betalingen die zijn verricht voor de sportmedische onderzoeken die in aanmerking komen voor terugbetaling.
  De sportfederatie dient de terugbetalingsaanvragen in op de wijze die het agentschap Sport Vlaanderen bepaalt. De terugbetalingsaanvragen voor sportmedische geschiktheidsonderzoeken, uitgevoerd in het jaar x - 1, worden uiterlijk ingediend op 30 juni van het jaar x.
  Nadat het agentschap Sport Vlaanderen een overzicht van de uitgevoerde sportmedische geschiktheidsonderzoeken van een sportfederatie heeft ontvangen, en als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in het eerste tot en met het vierde lid, en paragraaf 2 tot en met 4, betaalt het agentschap Sport Vlaanderen de financiële tegemoetkoming aan die sportfederatie.

HOOFDSTUK 6. - Wijzigingsbepaling
Art.19. In bijlage 3 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 september 2016 tot vaststelling van de algemene erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de georganiseerde sportsector, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 januari 2021, 3 september 2021 en 9 september 2022, wordt punt 10° opgeheven.

HOOFDSTUK 7. - Slotbepalingen
Art.20. Het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 2014 houdende uitvoering van het decreet van 20 december 2013 inzake gezond en ethisch sporten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 juli 2016 en van 15 juli 2016, wordt opgeheven.

Art.21. Het decreet van 15 maart 2024 over het stimuleren van een veilig sportklimaat treedt in werking op 1 september 2024, met uitzondering van artikel 44, dat in werking treedt op 1 januari 2025.

Art.22. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2024, met uitzondering van artikel 19, dat in werking treedt op 1 januari 2025.

Art. 23. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sport, is belast met de uitvoering van dit besluit.