21 JUNI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering over de samenstelling, vergoeding en werking van de commissie voor de evaluatie van de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en vergoeding van de commissie
Art. 2-9
HOOFDSTUK 3. - Beoordelingskader en deontologie
Art. 10-12
HOOFDSTUK 4. - Wijze van verslaggeving
Art. 13-16
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 17-19
BIJLAGEN.
Art. N1-N2
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° commissie: de evaluatiecommissie, vermeld in artikel 30 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;
2° departement: het Departement Onderwijs en Vorming;
3° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;
4° te evalueren diensten: de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen.
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en vergoeding van de commissie
Art.2. De minister stelt de leden van de commissie aan.
Art.3. De commissie bestaat uit:
1° twee vertegenwoordigers van de academische wereld, op voordracht van de Vlaamse Onderwijsraad;
2° een vertegenwoordiger van de instellingen van het officieel onderwijs, op voordracht van de Vlaamse Onderwijsraad;
3° een vertegenwoordiger van de instellingen van het vrij onderwijs, op voordracht van de Vlaamse Onderwijsraad;
4° een ambtenaar van het departement;
5° twee externe leden die deskundig zijn op het vlak van de kwaliteitszorg.
Voor elke geleding wordt op dezelfde wijze een plaatsvervanger aangesteld.
Art.4. De samenstelling van de commissie wordt meegedeeld aan de te evalueren diensten, aan de Vlaamse Onderwijsraad en aan de Vlaamse Regering.
Art.5. Het mandaat van een lid van de commissie eindigt:
1° in geval van ontslagneming, vanaf het ogenblik van de aanvaarding van het ontslag door de minister;
2° ambtshalve als het lid niet meer behoort tot de geleding die hij vertegenwoordigt;
3° bij ontslag door de minister. De minister kan een lid alleen ontslaan wegens onbekwaamheid voor het vervullen van de functie, wegens kennelijke nalatigheid of wegens een andere zwaarwegende reden die betrekking heeft op de persoon zelf.
Art.6. De minister wijst onder de leden een voorzitter aan. De ambtenaar van het departement kan niet als voorzitter aangewezen worden.
Art.7. De effectieve leden van de commissie ontvangen voor hun prestaties een forfaitaire dagvergoeding van 225 euro en een vergoeding voor hun reis- en verblijfskosten conform de bepalingen die gelden voor de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse overheid. Ze kunnen echter alleen een vergoeding krijgen voor de dagen waarop ze werkzaamheden voor de evaluatie hebben uitgevoerd. Per evaluatiecyclus kunnen maximaal voor veertig dagen forfaitaire dagvergoedingen toegekend worden. De ambtenaar van het departement ontvangt geen andere vergoeding dan het gewone salaris.
Art.8. Voor de voorzitter bedraagt de forfaitaire dagvergoeding 350 euro. Voor het overige gelden de bepalingen, vermeld in artikel 7.
Art.9. De evaluatie van alle te evalueren diensten, met inbegrip van de opmaak van het samenvattende rapport, vindt plaats in maximaal vijftien maanden.
HOOFDSTUK 3. - Beoordelingskader en deontologie
Art.10. De commissie hanteert bij haar evaluatie het beoordelingskader dat opgenomen is in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd.
Art.11. De personeelsleden van de onderwijsinstellingen en de CLB's worden bij de evaluatie betrokken via een bevraging van het onderwijsveld.
Art.12. De leden van de commissie zijn gebonden aan de deontologische regels die zijn opgenomen in bijlage 2, die bij dit besluit is gevoegd.
HOOFDSTUK 4. - Wijze van verslaggeving
Art.13. De evaluatie resulteert in een schriftelijk evaluatieverslag dat bestaat uit een beschrijvend gedeelte en een concluderend gedeelte. In het concluderende gedeelte wordt een kwaliteitsbeoordeling met sterktes en zwaktes en verbeterpunten meegegeven.
Art.14. De geëvalueerde dienst informeert zijn personeelsleden en alle instellingen die op hem een beroep kunnen doen, over het resultaat van de evaluatie.
Art.15. Na afloop van een cyclus waarin alle te evalueren pedagogische begeleidingsdiensten en permanente ondersteuningscellen daadwerkelijk geëvalueerd zijn, stelt de commissie uiterlijk binnen drie maanden een samenvattend verslag op van de werkzaamheden en de bevindingen met betrekking tot de evaluatie.
Art.16. De minister bezorgt aan het Vlaams Parlement het samenvattende verslag, vermeld in artikel 15.
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art.17. Het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 2017 betreffende de commissie voor de evaluatie van de werking van de pedagogische begeleidingsdiensten en de permanente ondersteuningscellen wordt opgeheven.
Art.18. De Vlaamse minister, bevoegd voor onderwijs en vorming, is belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.19. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2025.
BIJLAGEN.
Art. N1.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-08-2024, p. 95938)Art. N2.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 14-08-2024, p. 95940)