7 JUNI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is
Art. 1-24
Art. 1. In artikel 1.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en 25 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° een punt 3° /0 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt:
"3° /0 baangracht: een gracht die parallel loopt met een weg en als prioriteit heeft het hemelwater van de weg en de aanpalende percelen op te vangen, te infiltreren en af te voeren en die geen ingedeelde waterloop is;";
2° aan punt 4° wordt de volgende zin toegevoegd: "Hierbij worden de aangrenzende kadastrale percelen, die dezelfde eigenaar hebben, beschouwd als deel uitmakend van het goed;";
3° punt 7° wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 1.6 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, 26 april 2019 en 25 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in het eerste lid, inleidende zin, worden tussen het woord "handelingen" en het woord "gelegen" de woorden "die volledig of gedeeltelijk zijn" ingevoegd;
2° in het eerste lid, 2°, wordt de zinsnede "artikel 3.4.1, § 2, van het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid, gecoördineerd op 15 juni 2018" vervangen door de zinsnede "artikel 23 ter van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen";
3° in het tweede lid worden de woorden "De bepalingen van het eerste lid zijn niet" vervangen door de woorden "In afwijking van het eerste lid, is dit besluit" en worden de woorden "of in opdracht van" vervangen door de zinsnede ", in opdracht van of na goedkeuring of machtiging van".
Art.3. In artikel 2.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014, 27 november 2015, 15 juli 2016 en 10 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan de inleidende zin wordt de zinsnede "in, aan en bij hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte woningen" toegevoegd;
2° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
"1° gebruikelijke ondergrondse constructies, tenzij die strijdig zijn met een goedgekeurd rooilijnplan, een in een goedgekeurd rooilijnplan opgenomen achteruitbouwstrook of een goedgekeurd onteigeningsplan;";
3° er wordt een punt 2/1° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"2/1° het aanbrengen van isolatie aan de buitenzijde van gevels en daken tot een maximum van 26 centimeter, voor zover de rooilijn niet overschreden wordt. Deze vrijstelling geldt niet:
a) in gebieden die erkend zijn als werelderfgoed of die in de bufferzone van het werelderfgoed liggen conform artikel 11 van de overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt in Parijs op 16 november 1972;
b) voor gebouwen die opgenomen zijn in de vastgestelde inventaris van bouwkundig erfgoed, vermeld in artikel 4.1.1. van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014;";
4° in punt 8° worden de woorden "op natuurlijke wijze op het eigen goed in de bodem infiltreert" vervangen door de woorden "niet wordt afgevoerd van het eigen terrein";
5° aan punt 8° wordt de volgende zin toegevoegd:
"De overloop van een zwembad mag worden aangesloten op de riolering;";
6° er wordt een punt 8° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"8° /1 de plaatsing van bovengrondse onderdelen van warmtepompen en airco's in een voortuin, een zijtuin en een achtertuin of op een zij- en achtergevel, ingeplant tot op twee meter van de perceelsgrens of tot tegen een bestaande scheidingsmuur;";
7° punt 9° wordt vervangen door wat volgt:
"9° de plaatsing in de voortuin van de strikt noodzakelijke toegang tot en oprit naar het gebouw, voor zover het hemelwater dat erop valt, niet wordt afgevoerd van het eigen terrein. Deze vrijstelling van vergunningsplicht geldt niet voor het overwelven of inbuizen van grachten en waterlopen, behalve de overwelving of inbuizing van een baangracht, vermeld in punt 9° /1;";
8° er wordt een punt 9° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"9° /1 het aanbrengen van maximaal één overwelving of inbuizing van een baangracht per goed. De lengte van de overwelving of inbuizing bedraagt maximaal vijf meter. De overwelving of inbuizing heeft een minimale binnendiameter van 400 millimeter;";
9° in punt 11° worden de woorden "infiltreert op natuurlijke wijze op het eigen goed in de bodem" vervangen door de woorden "wordt niet afgevoerd van het eigen terrein";
10° punt 14° wordt vervangen door wat volgt:
"14° gebruikelijke technische constructies aan of op een woning, op voorwaarde dat ze niet meer dan drie meter boven de nok van de woning uitsteken;".
Art.4. In artikel 2.2, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt de zinsnede "8°, 9° " vervangen door de zinsnede "8° tot en met 9° " en worden de woorden "een hoofdzakelijk" vervangen door de woorden "de betrokken hoofdzakelijk".
Art.5. In artikel 3.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, 15 juli 2016 en 10 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° aan de inleidende zin wordt de zinsnede "in, aan en bij hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte gebouwen, die geen woningen zijn" toegevoegd;
2° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
"1° gebruikelijke ondergrondse constructies, tenzij die strijdig zijn met een goedgekeurd rooilijnplan, een in een goedgekeurd rooilijnplan opgenomen achteruitbouwstrook of een goedgekeurd onteigeningsplan;";
3° er wordt een punt 2/1° ingevoegd, dat luidt als volgt:
"2/1° het aanbrengen van isolatie aan de buitenzijde van gevels en daken tot een maximum van 26 centimeter, voor zover de rooilijn niet overschreden wordt. Deze vrijstelling geldt niet:
a) in gebieden die erkend zijn als werelderfgoed of die in de bufferzone van het werelderfgoed liggen conform artikel 11 van de overeenkomst inzake de bescherming van het cultureel en natuurlijk erfgoed van de wereld, opgemaakt in Parijs op 16 november 1972;
b) voor gebouwen die opgenomen zijn in de vastgestelde inventaris van bouwkundig erfgoed, vermeld in artikel 4.1.1. van het Onroerenderfgoedbesluit van 16 mei 2014;";
4° er wordt een punt 7° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"7° /2 de plaatsing van bovengrondse onderdelen van warmtepompen en airco's in een voortuin, een zijtuin en een achtertuin of op een zij- en achtergevel, ingeplant tot op twee meter van de perceelsgrens of tot tegen een bestaande scheidingsmuur;";
5° punt 8° wordt vervangen door wat volgt:
"8° de plaatsing in de voortuin van de strikt noodzakelijke toegang tot en oprit naar het gebouw, voor zover het hemelwater dat erop valt, niet wordt afgevoerd van het eigen terrein. Deze vrijstelling van vergunningsplicht geldt niet voor het overwelven of inbuizen van grachten en waterlopen, behalve de overwelving of inbuizing van een baangracht, vermeld in punt 8° /1;";
6° een punt 8° /1 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt:
"8° /1 het aanbrengen van maximaal één overwelving of inbuizing van een baangracht per goed. De lengte van de overwelving of inbuizing bedraagt maximaal vijf meter. De overwelving of inbuizing heeft een minimale binnendiameter van 400 millimeter;";
7° punt 10° wordt vervangen door wat volgt:
"10° gebruikelijke technische constructies aan of op een gebouw, op voorwaarde dat ze niet meer dan drie meter boven de nok van het gebouw uitsteken;".
Art.6. In artikel 3.2, 1°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 15 juli 2016, wordt de zinsnede "8° tot 13° " vervangen door de zinsnede "7° /2 tot en met 13° " en worden de woorden "een hoofdzakelijk" vervangen door de woorden "het betrokken hoofdzakelijk".
Art.7. In artikel 4.1 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 3° worden de woorden "een hoofdzakelijk" telkens vervangen door de woorden "het betrokken hoofdzakelijk" en worden de woorden "of hoofdzakelijk" vervangen door de woorden "of de betrokken hoofdzakelijk";
2° punt 5° wordt vervangen door wat volgt:
"5° de totale oppervlakte van de van vergunning vrijgestelde constructies is niet groter dan 200 vierkante meter per goed;".
Art.8. In artikel 4.4, 6°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023, worden de woorden "infiltreert op natuurlijke wijze op het eigen goed in de bodem" vervangen door de woorden "wordt niet afgevoerd van het eigen terrein".
Art.9. In artikel 5.1, 1/1°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 25 november 2022, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt b), worden de woorden "kan op natuurlijke wijze op eigen terrein in de bodem infiltreren" vervangen door de woorden "wordt niet afgevoerd van het eigen terrein";
2° in punt c) wordt punt 1) opgeheven.
Art.10. In artikel 5.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering 17 januari 2014 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt:
"3° de strikt noodzakelijke toegang tot en oprit naar de agrarische bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning, voor zover het hemelwater dat erop valt, niet wordt afgevoerd van het eigen terrein. Deze vrijstelling van vergunningsplicht geldt niet voor het overwelven of inbuizen van grachten en waterlopen, behalve de overwelving of inbuizing van een baangracht, vermeld in punt 3° /1;";
2° een punt 3° /1 wordt ingevoegd, dat luidt als volgt:
"3° /1 het aanbrengen van maximaal één overwelving of inbuizing van een baangracht per goed. De lengte van de overwelving of inbuizing bedraagt maximaal vijf meter. De overwelving of inbuizing heeft een minimale binnendiameter van 400 millimeter;".
Art.11. In artikel 5.3 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, wordt punt 9° opgeheven.
Art.12. In artikel 6.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, 15 juli 2016 en 28 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 6° wordt vervangen door wat volgt:
"6° het vellen van hoogstammige bomen die geen deel uitmaken van een bos, door of op verzoek van de spoorwegbeheerder, als de beplanting in strijd is met artikel 20 van de wet van 27 april 2018 op de politie van de spoorwegen;";
2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
"In het eerste lid wordt verstaan onder hoogstammige boom: een boom die op een hoogte van één meter boven het maaiveld een stamomtrek van één meter heeft.".
Art.13. In artikel 6.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 28 september 2018 en 7 mei 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt:
"1° het aanleggen, vervangen of herinrichten van perceelsopritten en perceelsovergangen, met inbegrip van de eventueel daarvoor strikt noodzakelijke inbuizing van grachten. Deze inbuizing van grachten is niet langer dan vijf meter per goed;";
2° punt 2° wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing:
"2° het aanleggen, inbuizen, openleggen, herprofileren of geheel of gedeeltelijk dempen van grachten, als de bodem van de gracht die wordt aangelegd niet dieper is dan 1,5 meter, gemeten vanaf het maaiveld. De inbuizing van grachten is niet langer dan vijf meter per goed;";
3° aan punt 3° wordt het woord "hoogte" toegevoegd;
4° een punt 8° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt:
"8° het plaatsen of wijzigen van open afsluitingen.".
Art.14. In artikel 7.1, eerste lid, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "werkstrook" wordt vervangen door de woorden "werk- en werfstrook";
2° de zin "De tijdelijke handelingen die nodig zijn om de van vergunning vrijgestelde handelingen uit te voeren, mogen niet langer dan een jaar duren." wordt vervangen door de zin "De tijdelijke handelingen worden ongedaan gemaakt binnen de dertig dagen na het einde der werken.".
Art.15. In artikel 8.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 en 15 juli 2016, wordt een punt 4° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"4° /1 openbare carpoolparkings, park-and-ride parkings en Hoppinpunten;".
Art.16. In artikel 8.2, 7°, van hetzelfde besluit, hersteld bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 februari 2023, worden de woorden "infiltreert op natuurlijke wijze op het eigen goed in de bodem" vervangen door de woorden "wordt niet afgevoerd van het eigen terrein".
Art.17. In artikel 10 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 november 2010, 27 november 2015, 15 juli 2016 en 28 september 2018, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 1° worden de woorden "de oppervlakte" vervangen door de woorden "de totale bijkomende oppervlakte van de voorgenomen ruimtelijk samen horende handelingen";
2° punt 2° wordt vervangen door wat volgt:
"2° het geheel of gedeeltelijk wijzigen van een bestaande verharding. De vrijstelling geldt niet als de bestaande verharding een waterdoorlatend karakter heeft en vervangen wordt door een niet-waterdoorlatende verharding;";
3° in punt 4° wordt tussen de zinsnede "drinkwater," en de zinsnede "afvalwater," de zinsnede "hemelwater," ingevoegd;
4° in punt 6° wordt de zinsnede "30 kubieke meter" vervangen door de zinsnede "30 kubieke meter bovengronds" en worden de woorden "boven het maaiveld" toegevoegd;
5° in punt 7° worden tussen het woord "uitdieping" en de woorden "van waterlichamen" de zinsnede "of herprofilering tot een diepte of hoogte van 50 cm" ingevoegd;
6° in punt 7° wordt de zinsnede ", voor zover deze niet gelegen zijn in een ruimtelijk kwetsbaar gebied en het project niet voor komt op bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage" opgeheven;
7° er worden een punt 13° en een punt 14° toegevoegd, die luiden als volgt:
"13° de plaatsing van elektrische laadinfrastructuur, met uitzondering van gebouwen;
14° de plaatsing van stuwen en andere maatregelen die de snelheid van het afstromende water remmen in onbevaarbare waterlopen en grachten in opdracht van of na goedkeuring of machtiging van de waterloopbeheerder.".
Art.18. In artikel 11.7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, 7 mei 2021 en 10 februari 2023, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° tussen het woord "aanleg" en de woorden "van de strikt" worden de woorden "of wijziging" ingevoegd;
2° de woorden "op natuurlijke wijze op het eigen goed in de bodem infiltreert" worden vervangen door de woorden "niet wordt afgevoerd van het eigen terrein";
3° de zinsnede "en waterlopen, behalve de overwelving of inbuizing van een baangracht, met een maximale lengte van 5 meter en een minimale binnendiameter van 400 millimeter" wordt toegevoegd.
Art.19. Het opschrift van hoofdstuk 12/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 juli 2016, wordt vervangen door wat volgt:
"Hoofdstuk 12/1. Diverse vrijstellingen".
Art.20. In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt een artikel 12/1.2 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 12/1.2. Een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen is niet nodig voor de plaatsing van elektrische laadpalen op of aan bestaande, hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte verhardingen.".
Art.21. Aan artikel 13.2, eerste lid, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 januari 2014 en 4 december 2015, wordt de zinsnede "of die liggen in gebieden die op de gewestplannen of in vergelijkbare stedenbouwkundige voorschriften aangewezen zijn als gebieden met culturele, historische of esthetische waarde" toegevoegd.
Art.22. Stedenbouwkundige handelingen die vrijgesteld waren in toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 juli 2010 tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, zoals het gold op 31 december 2024, maar dit niet langer zijn door en na de inwerkingtreding van artikel 2, 1° en 17, 1° en 2° van dit besluit, mogen zonder omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen:
1° verder worden uitgevoerd als ze worden aangevat voor 1 januari 2025, of;
2° worden uitgevoerd als ze ter informatie zijn aangegeven op de plannen, horend bij een aanvraag tot omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen, die ingediend is voor 1 januari 2025.
Art.23. Artikel 2, 1° en 17, 1° en 2° treden in werking op 1 januari 2025.
Art. 24. De Vlaamse minister, bevoegd voor de omgeving en de natuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.