Details





Titel:

11 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de berekeningswijzen, de regels en de modaliteiten inzake de aanvraag en toekenning van de sociaaltariefpremies



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Berekeningswijzen en bekendmaking
Art. 2-5
HOOFDSTUK 3. - Aanvraag- en toekenningsmodaliteiten
Art. 6-9
HOOFDSTUK 4. - Verplichtingen voor beheerders van een collectief aansluitingspunt
Art. 10-11
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 12-14



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2024004834 



Uitvoeringsbesluit(en):

2024009751 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1. § 1. De definities vervat in artikel 3 van de wet van 15 mei 2024 tot invoering van een sociaaltariefpremie en tot wijziging van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt, hierna te noemen "de wet sociaaltariefpremie" zijn van toepassing op dit besluit.
  § 2. De datum van kennisgeving wordt bepaald overeenkomstig artikel 1.5 van het Burgerlijk Wetboek.

HOOFDSTUK 2. - Berekeningswijzen en bekendmaking
Art.2. § 1. De sociaaltariefpremies worden telkens binnen de vijftien dagen na afloop van elk trimester vastgesteld door de commissie.
  Deze trimesters beginnen op 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober.
  § 2. De minister bevoegd voor Energie moet maximumbedragen vastleggen voor de sociaaltariefpremies, uiterlijk twintig dagen na afloop van een betreffend trimester, in functie van de door de staatsbegroting ter beschikking gestelde middelen. De minister houdt hierbij rekening met volgende criteria:
  1° het overeenkomstig de algemene uitgavenbegroting ter beschikking gestelde budget;
  2° de hoogte van de sociaaltariefpremies overeenkomstig de berekeningsmethode voorzien in de artikelen 3 tot en met 5;
  3° het aantal aanvragen voor de sociaaltariefpremies;
  4° de door de CREG uitgevoerde permanente monitoring bedoeld in artikel 12 van de wet sociaaltariefpremie;
  Wanneer deze maximumbedragen, vastgesteld overeenkomstig het derde lid, lager zijn dan de sociaaltariefpremies, bekomen overeenkomstig de respectieve berekeningsmethodes bedoeld in de artikelen 3, 4 en 5, gelden deze maximumbedragen als de sociaaltariefpremies voor het desbetreffende trimester.
  § 3. De sociaaltariefpremies worden bekendgemaakt op de website van de FOD Economie.
  Wanneer de maximumbedragen gelden als sociaaltariefpremies, worden deze bekendgemaakt op de website van de FOD Economie en in het Belgisch Staatsblad.

Art.3. De sociaaltariefpremie aardgas voor een bepaald trimester is gelijk aan het bedrag in euro verkregen door de som van de als volgt berekende componenten:
  1° De energiecomponent, variabele term: het bedrag berekend door toepassing van de formule (CERgQ-TSgQ) *10*FTrim, waarbij:
  d) CERgQ gelijk is aan het gewogen gemiddelde van de variabele termen van de referentie-energiecomponent aardgas van elke maand van het betreffende trimester, berekend in overeenstemming met artikel 3, § 1, tweede lid, 2°, b), van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de aardgasondernemingen en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan;
  a) TSgQ gelijk is aan de energiecomponent van het sociaal tarief aardgas dat van toepassing is tijdens het betreffende trimester, berekend in overeenstemming met artikel 7, § 1, van het ministerieel besluit van 30 maart 2007 houdende vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van aardgas aan beschermde residentiële afnemers;
  b) FTrim een driemaandelijkse uitsplitsing volgens de volgende percentages vertegenwoordigt: 46,61% in het 1e trimester, 11,74% in het 2de trimester, 5,24% in het 3de trimester en 36,41% in het 4de trimester;
  2° De energiecomponent, vaste term: het bedrag berekend door het gemiddelde te nemen van het vastrecht per jaar voor het meest verkochte product "aardgas" voor kleine professionele afnemers (B2B) van elk van de twee belangrijkste aardgasleveranciers en vervolgens gedeeld door vier, waarbij:
  a) de twee belangrijkste aardgasleveranciers de twee leveranciers zijn met het grootste marktaandeel op basis van het aantal standaardcontracten dat zij met kleine en middelgrote ondernemingen hebben afgesloten; en
  b) de grootte van het marktaandeel ieder jaar bepaald wordt op het einde van de maand maart en op het einde van de maand september.
  3° De netwerkcomponent: berekend door de formule (RDg1-RDg2)*Ftrim toe te passen, waarbij:
  a) RDg1 het mediane bedrag is van de distributienetkosten voor aardgas van toepassing in de distributiezones waar minstens 1% van de Belgische bevolking woont, voor een residentiële woning met een verbruik van 70.000 kWh/jaar, vervolgens gedeeld door zeven;
  b) RDg2 het laagste bedrag is aan distributienetkosten voor aardgas van toepassing in de distributiezones waar minstens 1% van de Belgische bevolking woont voor een verbruik van 10.000 kWh/jaar;
  c) FTrim een driemaandelijkse uitsplitsing volgens de volgende percentages vertegenwoordigt: 46,61% in het 1e trimester, 11,74% in het 2de trimester, 5,24% in het 3de trimester en 36,41% in het 4de trimester;
  4° De federale belastingcomponent: berekend door de formule (TFg1-TFg2)*Ftrim toe te passen, waarbij:
  a) TFg1 het bedrag is van de federale belastingen bedoeld in artikel 419, i), iii., 2., b., van de Programmawet van 27 december 2004 betaald voor een residentieel verbruik van 10.000 kWh/jaar;
  b) TFg2 het bedrag is van de federale belastingen bedoeld in artikel 419, i), iii., 2., a., van de Programmawet van 27 december 2004 betaald voor een residentieel verbruik van 10.000 kWh/jaar;
  c) FTrim een driemaandelijkse uitsplitsing volgens de volgende percentages vertegenwoordigt: 46,61% in het 1e trimester, 11,74% in het 2de trimester, 5,24% in het 3de trimester en 36,41% in het 4de trimester.

Art.4. De sociaaltariefpremie elektriciteit voor een bepaald trimester is gelijk aan het bedrag in euro bekomen door de som van de als volgt berekende componenten:
  1° De energiecomponent, variabele term: het bedrag berekend door toepassing van de formule (CEReQ-TSeQ)*3,4*FTrim, waarbij:
  a) CEReQ gelijk is aan het gemiddelde van de referentie-energiecomponenten elektriciteit van elke maand van het betreffende trimester, berekend in overeenstemming met artikel 3, § 1, tweede lid, 1°, b), van het koninklijk besluit van 29 maart 2012 tot vaststelling van de regels voor het bepalen van de kosten van de toepassing van de sociale tarieven door de elektriciteitsbedrijven en de tussenkomstregels voor het ten laste nemen hiervan;
  b) TSeQ gelijk is aan de energiecomponent van het sociaal tarief elektriciteit (enkelvoudig tarief) dat van toepassing is tijdens het betreffende trimester, berekend in overeenstemming met artikel 7, § 1, van het ministerieel besluit van 30 maart 2007 houdende vaststelling van sociale maximumprijzen voor de levering van elektriciteit aan beschermde residentiële afnemers;
  c) FTrim een driemaandelijkse uitsplitsing volgens de volgende percentages vertegenwoordigt: 46,61% in het 1e trimester, 11,74% in het 2de trimester, 5,24% in het 3de trimester en 36,41% in het 4de trimester;
  2° De energiecomponent, vaste term: het bedrag berekend door het gemiddelde te nemen van het vastrecht per jaar voor het meest verkochte product "elektriciteit" voor kleine professionele afnemers (B2B) van elk van de twee belangrijkste elektriciteitsleveranciers en vervolgens gedeeld door vier, waarbij:
  a) de twee belangrijkste elektriciteitsleveranciers de twee leveranciers zijn met het grootste marktaandeel op basis van het aantal standaardcontracten dat zij met kleine en middelgrote ondernemingen hebben afgesloten; en
  b) de grootte van het marktaandeel ieder jaar bepaald wordt op het einde van de maand maart en op het einde van de maand september.
  3° De netwerkcomponent: berekend door de formule (RDe1-RDe2)*Ftrim toe te passen, waarbij:
  a) RDe1 het mediane bedrag is van de distributienetkosten van toepassing in de distributiezones waar minstens 1% van de Belgische bevolking woont, voor een residentiële woning met een verbruik van 23.800 kWh/jaar, vervolgens gedeeld door zeven;
  b) RDe2 het laagste bedrag is aan distributienetkosten voor elektriciteit van toepassing in de distributiezones waar minstens 1% van de Belgische bevolking woont voor een verbruik van 3.400 kWh/jaar;
  c) FTrim een driemaandelijkse uitsplitsing volgens de volgende percentages vertegenwoordigt: 46,61% in het 1e trimester, 11,74% in het 2de trimester, 5,24% in het 3de trimester en 36,41% in het 4de trimester;
  4° De federale belastingcomponent: berekend door de formule (TFe1- TFe2)*Ftrim toe te passen, waarbij:
  a) TFe1 het bedrag is van de federale belastingen bedoeld in artikel 419, k), 2., b., van de Programmawet van 27 december 2004 betaald voor een residentieel verbruik van 3.400 kWh/jaar;
  b) TFe2 het bedrag is van de federale belastingen bedoeld in artikel 419, k), 2., a., van de Programmawet van 27 december 2004 betaald voor een residentieel verbruik van 3.400 kWh/jaar;
  c) FTrim een driemaandelijkse uitsplitsing volgens de volgende percentages vertegenwoordigt: 46,61% in het 1e trimester, 11,74% in het 2de trimester, 5,24% in het 3de trimester en 36,41% in het 4de trimester.

Art.5. De sociaaltariefpremie warmte voor een gegeven trimester is gelijk aan de som van de energiecomponent, variabele term, de energiecomponent, vaste term en de netwerkcomponent van de sociaaltariefpremie aardgas zoals bedoeld in artikel 3, 1°, 2° en 3° voor datzelfde trimester.

HOOFDSTUK 3. - Aanvraag- en toekenningsmodaliteiten
Art.6. § 1. De rechthebbende dient voor de toekenning van een sociaaltariefpremie een aanvraag in bij de FOD Economie.
  § 2. De aanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:
  1° de naam en de voornaam van de aanvrager;
  2° het rijksregisternummer van de aanvrager;
  3° het adres van de hoofdverblijfplaats van de aanvrager;
  4° het referentienummer van het betreffende collectief aansluitingspunt dat de beheerder ervan heeft verkregen van de FOD Economie na aanmelding overeenkomstig artikel 10;
  5° het bankrekeningnummer van de aanvrager;
  6° het email-adres of telefoonnummer van de aanvrager;
  7° de aanduiding waarbij de aanvrager aangeeft of hij recent veranderd is van hoofdverblijfplaats of hij zich in een bijzondere situatie bevindt met betrekking tot zijn hoofdverblijfplaats of zijn collectief aansluitingspunt zoals onder andere elke situatie met betrekking tot een wijziging van zijn hoofdverblijfplaats zonder dat deze feitelijke situatie reeds weerslag heeft gekregen in het rijksregister of elke situatie waarbij het collectief aansluitingspunt zich niet bevindt op hetzelfde adres als het adres van de hoofdverblijfplaats van de aanvrager.
  § 3. Ter indiening van een aanvraag en de gegevens, bedoeld in paragraaf 2, wordt op de website van de FOD Economie een online in te vullen formulier ter beschikking gesteld. Dit formulier wordt ook ter beschikking gesteld in een af te drukken formaat met het oog op aanmelding van deze gegevens per email of per aangetekend schrijven naar de adressen die daartoe aangegeven worden op de website van de FOD Economie en op voormeld formulier.
  § 4. Na ontvangst van een aanvraag, bedoeld in paragraaf 1, stuurt de FOD Economie een ontvangstbevestiging aan de aanvrager.

Art.7. § 1. Wanneer de FOD Economie vaststelt dat de aanvraag overeenkomstig artikel 6 verkeerde of onvolledige gegevens bevat, verzoekt hij de aanvrager om gecorrigeerde gegevens.
  § 2. Indien de FOD Economie niet beschikt over de gegevens, bedoeld in artikel 13, § 2, eerste lid, 2°, van de wet sociaaltariefpremie relevant voor de behandeling van de aanvraag, ingediend overeenkomstig artikel 6, en na aanmaning van de betreffende beheerder van het collectief aansluitingspunt, voor zover diens identiteit bekend is, verzoekt de FOD Economie de aanvrager om één of meerdere van de volgende gegevens:
  1° een kopie van de meest recente voorschot- of afrekeningsfactuur of enig ander document dat aantoont dat het gezin van de aanvrager bijdraagt in de kosten van de energielevering aan zijn wooneenheid via een collectief aansluitingspunt;
  2° de EAN-code of gelijkaardig uniek identificatienummer van het collectief aansluitingspunt;
  3° de gegevens van de leverancier van het collectief aansluitingspunt;
  4° het adres van het collectief aansluitingspunt;
  5° de naam, het email-adres en het telefoonnummer van de beheerder van het collectief aansluitingspunt en desgevallend diens ondernemingsnummer.
  § 3. Op straffe van de niet-ontvankelijkheid van de aanvraag voor het betreffende trimester, worden de gegevens verzocht door de FOD Economie overeenkomstig paragrafen 1 en 2 binnen de dertig werkdagen na ontvangst van het verzoek van de FOD Economie overgemaakt.
  § 4. De aanvrager bezorgt de betaalgegevens voor de toekenning van de betreffende sociaaltariefpremie binnen een termijn van dertig werkdagen na een verzoek hiertoe van de FOD Economie.

Art.8. Na controle van de gegevens bedoeld in artikel 6 beslist de FOD Economie of aan de voorwaarden bedoeld in de hoofdstukken 3, 4 of 5, van de wet sociaaltariefpremie is voldaan. De FOD Economie doet dit telkens binnen de dertig werkdagen na afloop van het trimester waarvoor de aanvraag werd ingediend. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van de aanvrager.
  In afwijking van het eerste lid kan de FOD Economie over de aanvragen, met aanduiding van een recente verhuis of bijzondere situatie overeenkomstig artikel 6, § 2, eerste lid, 7°, en de aanvragen bedoeld in artikel 7, § 2, met betrekking tot een collectief aansluitingspunt waarvoor geen aanmelding werd gedaan overeenkomstig artikel 10, beslissen binnen de dertig werkdagen na afloop van het trimester volgend op het trimester waarin de aanvraag werd ingediend.
  De FOD Economie communiceert ten laatste tien werkdagen na elke beslissing bedoeld in het eerste en tweede lid de daarmee overeenstemmende betalingsopdrachten aan de Thesaurie.
  De Thesaurie voert de betalingsopdrachten, bedoeld in het derde lid, uiterlijk uit op de in die betalingsopdrachten aangegeven datum.

Art.9. Op basis van de aanvraag die als volledig werd beschouwd en waarvoor de toekenning van de desbetreffende sociaaltariefpremie aan een rechthebbende werd bevestigd door de FOD Economie overeenkomstig artikel 8, wordt de betrokken rechthebbende geacht voor het daaropvolgend trimester tevens recht te hebben op de desbetreffende sociaaltariefpremie voor zover de gegevens bedoeld in artikel 8, § 2, 1° tot en met 5°, van de wet sociaaltariefpremie niet wijzigen.
  Voor de toepassing van het eerste lid controleert de FOD Economie de gegevens bedoeld in artikel 13, § 2, van de wet sociaaltariefpremie telkens uiterlijk dertig werkdagen na afloop van het trimester volgend op het trimester waarvoor het laatst een sociaaltariefpremie werd toegekend.
  Wanneer de FOD Economie overeenkomstig het tweede lid vaststelt dat de gegevens, bedoeld in artikel 8, § 2, 1° tot en met 5°, van de wet sociaaltariefpremie met betrekking tot een rechthebbende, zijn gewijzigd, stelt hij vast dat deze rechthebbende, voor het afgelopen trimester, niet voldoet aan de voorwaarden, bepaald in de hoofdstukken 3, 4 of 5, van de wet sociaaltariefpremie, tot het tegendeel bewezen is. De FOD Economie stopt de uitbetaling van de betreffende sociaaltariefpremie voor het daaropvolgende trimester.
  De FOD Economie informeert de betrokkene hierover en verzoekt de betrokkene om het tegendeel te bewijzen binnen de dertig werkdagen na ontvangst van deze kennisgeving.
  De FOD Economie onderzoekt het bewijs bedoeld in het vierde lid binnen de dertig werkdagen na ontvangst ervan. Hij informeert de betrokkene van zijn beslissing.

HOOFDSTUK 4. - Verplichtingen voor beheerders van een collectief aansluitingspunt
Art.10. De beheerder van een collectief aansluitingspunt verstrekt de gegevens bedoeld in artikel 13, § 2, eerste lid, 2°, van de wet sociaaltariefpremie uiterlijk een maand na de inwerkingtreding van titel II van de wet sociaaltariefpremie.
  Na afloop van deze termijn verstrekt de beheerder van een collectief aansluitingspunt nieuwe gegevens, bedoeld in artikel 13, § 2, eerste lid, 2°, van de wet sociaaltariefpremie of wijzigingen van reeds verstrekte gegevens uiterlijk binnen de maand nadat de nieuwe situatie of de wijziging van een reeds aangemelde situatie heeft plaatsgevonden.
  Ter verstrekking van deze gegevens wordt op de website van de FOD Economie een online platform ter beschikking gesteld aan de beheerders van een collectief aansluitingspunt. Voor elke aanmelding van een collectief aansluitingspunt communiceert de FOD Economie een uniek referentienummer aan de betrokken beheerder.

Art.11. Onverminderd artikel 10 is de beheerder van een collectief aansluitingspunt ertoe gehouden om op eigen initiatief het uniek referentienummer, bedoeld in artikel 10, derde lid, aan de bewoner van een gebouw, met een collectief aansluitingspunt dat hij beheert, te communiceren op een duidelijke manier, met de volgende vermelding:
  1° of het uniek referentienummer betrekking heeft op aardgas, elektriciteit of warmte;
  2° de volgende vermelding: "Referentienummer voor de aanvraag van een sociaaltariefpremie bij de FOD Economie."; en
  3° een verwijzing naar de website van de FOD Economie met betrekking tot sociaaltariefpremies.
  Op eenvoudig verzoek van de bewoner van een gebouw, met een collectief aansluitingspunt dat hij beheert, verschaft de betreffende beheerder van een collectief aansluitingspunt de gegevens bedoeld in artikel 7, § 2.

HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.12. Titel II van de wet sociaaltariefpremie treedt in werking op de dag van publicatie van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art.13. Dit besluit treedt in werking op de datum van publicatie in het Belgisch Staatsblad.

Art. 14. De minister bevoegd voor Economie en de minister bevoegd voor Energie zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.