7 JUNI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van bijlage 11 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, wat betreft de erkenningsvoorwaarde inzake ventilatie
Art. 1-5
Artikel 1. In hoofdstuk 3, afdeling 5, onderafdeling 2, van bijlage 11 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2019 betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen voor mantelzorgers en gebruikers, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2021, wordt een artikel 51/1 ingevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 51/1. § 1. In alle verblijfsruimten van het woonzorgcentrum bedraagt de CO2-concentratie maximaal 1200 ppm.
De richtwaarde in de verblijfsruimten is 900 ppm. Het woonzorgcentrum streeft daarom altijd naar een CO2-concentratie in verblijfsruimten die niet meer dan 900 ppm bedraagt.
In het tweede lid wordt verstaan onder richtwaarde: de meetbare blootstellingswaarde van CO2 die overeenkomt met een kwaliteitsniveau van het binnenmilieu dat zo veel mogelijk moet worden bereikt of gehandhaafd.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de CO2-concentratie in de volgende gevallen maximaal 900 ppm:
1° bij dreigingsniveau oranje, dreigingsniveau rood of dreigingsniveau onbekend zoals gedefinieerd door de Respi-radar en bepaald en gevalideerd door RAG of RMG;
2° bij een uitbraak van respiratoire infecties in het woonzorgcentrum of bij een vermoeden van een uitbraak van respiratoire infecties in het woonzorgcentrum.
In het vierde lid, 1°, wordt verstaan onder:
1° dreigingsniveau onbekend: de situatie waarin een onbekende en onvoorspelbare respiratoire ziektekiem met inherente risico's opkomt;
2° dreigingsniveau oranje: de situatie waarin er een toename is van de circulatie van respiratoire ziektekiemen, waardoor het nodig is om in te grijpen;
3° dreigingsniveau rood: de situatie waarin er een hoog risico is en waarbij een overbelasting van het zorgsysteem verwacht wordt;
4° RAG: de Risk Assessment Group die risico's voor de volksgezondheid analyseert en aan de RMG maatregelen voorstelt om de risico's te beperken of te controleren;
5° Respi-radar: een beheersinstrument om de epidemiologische situatie van respiratoire infecties in België op te volgen;
6° RMG: de Risk Management Group die beslissingen neemt over de maatregelen die de RAG voorstelt, en die over die maatregelen communiceert.
Het woonzorgcentrum neemt alle maatregelen die noodzakelijk zijn om in alle verblijfsruimen te garanderen dat de maxima, vermeld in het eerste en vierde lid, niet overschreden worden. Het woonzorgcentrum kan gebruik maken van de maatregelen die vermeld zijn in de `Leidraad voor een ventilatieplan - Ventilatie in woonzorgcentra' en het `Kwaliteitshandboek - ventilatie in woonzorgcentra' die de administratie ter beschikking stelt op haar website.
§ 2. Het woonzorgcentrum beschikt over een ventilatieplan op maat van de voorziening waarin alle noodzakelijke maatregelen opgenomen zijn om in alle verblijfsruimen de maxima voor CO2-concentratie, vermeld in paragraaf 1, eerste en vierde lid, te garanderen.
Het ventilatieplan, vermeld in het eerste lid, omvat al de volgende elementen:
1° een procedure om de CO2-concentratie periodiek te screenen. Die screening wordt minstens jaarlijks en minstens tijdens de koude jaarhelft uitgevoerd;
2° de resultaten van de CO2-screening en de verbeterpunten die daaraan zijn gekoppeld;
3° een procedure om het ventilatiesysteem te onderhouden en te beheren;
4° de registratie van het onderhoud en het beheer van het ventilatiesysteem;
5° een beschrijving van de maatregelen opdat het maximum van 1200 ppm CO2 in de verblijfsruimten gegarandeerd kan worden en blijven;
6° een beschrijving van de maatregelen opdat, als dat vereist is, het maximum van 900 ppm CO2 in de verblijfsruimten gegarandeerd kan worden en blijven;
7° een planning voor verbeteracties en maatregelen.
In het tweede lid, 1°, wordt verstaan onder koude jaarhelft: de koude jaarhelft, vermeld in punt 2° van de bijlage bij het Binnenmilieubesluit van 11 juni 2004.
Over de opvolging en evaluatie van het ventilatieplan, vermeld in het eerste lid, maakt de voorziening tweejaarlijks een ventilatierapport op. Dat rapport heeft betrekking op de periode van 1 juli van het jaar dat twee jaar voorafgaat aan de opmaak van het ventilatierapport, tot en met 30 juni van het jaar van de opmaak van het rapport. Het ventilatierapport is ter beschikking uiterlijk op 31 december van het jaar van de opmaak ervan.
Het ventilatierapport, vermeld in het vierde lid, omvat al de volgende elementen:
1° de resultaten van de CO2-screening;
2° de registratie van het onderhoud en het beheer van het ventilatiesysteem;
3° de evaluatie van de procedures;
4° de opvolging van de verbeterpunten.
Het woonzorgcentrum kan de `Leidraad voor een ventilatieplan - Ventilatie in woonzorgcentra' en het `Kwaliteitshandboek - Ventilatie in woonzorgcentra' die de administratie ter beschikking stelt op haar website gebruiken om het ventilatieplan, vermeld in het eerste lid, en het ventilatierapport, vermeld in het vierde lid, op te stellen. De administratie stelt voor het ventilatieplan, vermeld in het eerste lid, en het ventilatierapport, vermeld in het vierde lid, een model ter beschikking.".
Art.2. In artikel 54, achtste lid, van bijlage 11 bij hetzelfde besluit wordt punt 9° opgeheven.
Art.3. Aan bijlage 11 bij hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023, wordt een artikel 84/1 toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 84/1. § 1. De woonzorgcentra die op 1 juli 2024 zijn erkend, beschikken uiterlijk op 31 december 2025 over een ventilatieplan als vermeld in artikel 51/1, § 2.
De woonzorgcentra die op 1 juli 2024 zijn erkend, beschikken uiterlijk op 31 december 2026 over een eerste ventilatierapport als vermeld in artikel 51/1, § 2.
§ 2. De woonzorgcentra die voor de eerste keer erkend worden tussen 1 juli 2024 en 31 december 2024, beschikken uiterlijk op 31 december 2025 over een ventilatieplan als vermeld in artikel 51/1, § 2.
De woonzorgcentra die voor de eerste keer erkend worden tussen 1 juli 2024 en 31 december 2024, beschikken uiterlijk op 31 december 2026 over een eerste ventilatierapport als vermeld in artikel 51/1, § 2.
§ 3. De woonzorgcentra die voor de eerste keer erkend worden vanaf 1 januari 2025, beschikken uiterlijk één jaar na de ingangsdatum van de erkenning over een ventilatieplan als vermeld in artikel 51/1, § 2.
De woonzorgcentra die voor de eerste keer erkend worden vanaf 1 januari 2025, beschikken uiterlijk op 31 december van het tweede jaar dat volgt op het jaar van de ingangsdatum van de erkenning, over een eerste ventilatierapport als vermeld in artikel 51/1, § 2.".
Art.4. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2024.
Art. 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gezondheids- en woonzorg, is belast met de uitvoering van dit besluit.