17 MEI 2024. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2023 over de samenstelling van en de procedure voor de geschillenkamer van het Vlaams Mensenrechteninstituut
HOOFDSTUK 1. - Definities
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Het Vlaamse gelijkekansenbeleid
Afdeling 1. - Organisatie van het horizontale gelijkekansenbeleid
Art. 2-3
Afdeling 2. - Samenwerking met partnerorganisaties
Onderafdeling 1. - Erkenning van partnerorganisaties voor gelijke kansen
Art. 4-19
Onderafdeling 2. - Erkenning van partnerorganisaties voor digitale inclusie
Art. 20-36
Onderafdeling 3. - Erkenning van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid
Art. 37-52
HOOFDSTUK 3. - Het Vlaamse gelijkebehandelingsbeleid
Afdeling 1. - Bepaling van de voorwaarden voor stimulerende maatregelen voor lokale besturen
Onderafdeling 1. - Inleidende bepalingen
Art. 53-54
Onderafdeling 2. - Doelgroepen en voorwaarden
Art. 55-57
Afdeling 2. - Modelformulier voor het aanvragen van redelijke aanpassingen
Art. 58
Afdeling 3. - Bekendmaking aanpassing bedragen van de forfaitaire schadevergoeding aan de index
Art. 59
Afdeling 4. - Toezicht op het decreet van 10 juli 2008 door bepaalde inspectiediensten
Art. 60
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepaling
Art. 61
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 62-64
HOOFDSTUK 1. - Definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° agentschap: het Agentschap Binnenlands Bestuur, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Agentschap Binnenlands Bestuur";
2° decreet van 10 juli 2008: het decreet van 10 juli 2008 houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid;
3° digitale wijze: de digitale wijze, vermeld op de website van het agentschap;
4° erkenningsperiode: een periode van vijf jaar vanaf de datum waarop de erkenning van een partnerorganisatie ingaat;
5° lokale besturen: de lokale overheden zoals bedoeld in artikel I.3., 5°, van het Bestuursdecreet van 7 december 2018 en de Vlaamse Gemeenschapscommissie als plaatsvervangend Vlaams lokaal bestuur;
6° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor de gelijke kansen, de integratie en de inburgering;
7° partnerorganisatie voor gelijke kansen: een organisatie die met toepassing van artikel 14bis van het decreet van 10 juli 2008 erkend is als partnerorganisatie voor gelijke kansen waar de Vlaamse Regering een samenwerkingsovereenkomst mee sluit;
8° partnerorganisatie voor digitale inclusie: een organisatie die erkend is als partnerorganisatie voor digitale inclusie waar de Vlaamse Regering een samenwerkingsovereenkomst mee sluit met toepassing van artikel 14septies van het decreet van 10 juli 2008;
9° partnerorganisatie voor het lokaal gelijkekansenbeleid: de organisatie die erkend is als partnerorganisatie voor het lokaal gelijkekansenbeleid waar de Vlaamse Regering een samenwerkingsovereenkomst mee sluit met toepassing van artikel 14octies van het decreet van 10 juli 2008;
10° werkdagen: alle dagen van de week met uitzondering van zaterdagen, zondagen en de feestdagen, vermeld in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen;
11° werkjaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december.
HOOFDSTUK 2. - Het Vlaamse gelijkekansenbeleid
Afdeling 1. - Organisatie van het horizontale gelijkekansenbeleid
Art.2. Ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008 worden de volgende beleidsdomeinen en departementen en intern en extern verzelfstandigde agentschappen aangewezen als relevant voor het Vlaamse gelijkekansenbeleid:
1° het beleidsdomein Kanselarij, Bestuur, Buitenlandse Zaken en Justitie:
a) het Departement Kanselarij en Buitenlandse Zaken;
b) het agentschap;
c) het Agentschap Justitie en Handhaving;
d) het Agentschap Overheidspersoneel;
e) het agentschap Digitaal Vlaanderen;
f) het agentschap Toegankelijk Vlaanderen;
g) het agentschap Integratie en Inburgering;
h) het agentschap Toerisme Vlaanderen;
i) het agentschap Het Facilitair Bedrijf;
2° het beleidsdomein Financiën en Begroting: het Departement Financiën en Begroting;
3° het beleidsdomein Economie, Wetenschap en Innovatie:
a) het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie;
b) het agentschap Innoveren en Ondernemen;
c) het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen;
4° het beleidsdomein Onderwijs en Vorming:
a) het Departement Onderwijs en Vorming;
b) het Agentschap voor Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen;
c) het Agentschap voor Onderwijsdiensten;
d) het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs;
5° het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin:
a) het Departement Zorg;
b) het agentschap Opgroeien;
c) het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden;
d) het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
6° het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media:
a) het Departement Cultuur, Jeugd en Media;
b) Sport Vlaanderen;
c) de VRT;
d) de Vlaamse Regulator voor de Media;
7° het beleidsdomein Werk en Sociale Economie:
a) het Departement Werk en Sociale Economie;
b) de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;
8° het beleidsdomein Omgeving:
a) het Departement Omgeving;
b) het agentschap Onroerend Erfgoed;
c) Wonen in Vlaanderen;
d) het Vlaams Energie- en Klimaatagentschap;
e) het Agentschap voor Natuur en Bos;
9° het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken:
a) het Departement Mobiliteit en Openbare Werken;
b) de Vlaamse Vervoermaatschappij - de Lijn;
c) het agentschap Wegen en Verkeer;
10° het beleidsdomein Landbouw en Visserij: het Departement Landbouw en Visserij.
Art.3. § 1. Ter uitvoering van artikel 11 van het decreet van 10 juli 2008 wijzen de leidend ambtenaren van de departementen en van de intern en extern verzelfstandigde agentschappen, vermeld in artikel 2 van dit besluit, een ambtenaar aan als aanspreekpunt gelijkekansenbeleid.
De aanspreekpunten gelijkekansenbeleid, vermeld in het eerste lid, hebben de volgende taken:
1° ze leveren een bijdrage om het geïntegreerde actieplan, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, van het voormelde decreet, voor te bereiden;
2° ze coördineren de implementatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 8, § 1, eerste lid, van het voormelde decreet, binnen hun eigen beleidsdomein;
3° binnen het kader van de doelstellingen van de Vlaamse overheid schatten ze de effecten in van het beleid dat door hun departement of agentschap wordt voorbereid of uitgevoerd, op het bewerkstelligen van gelijke kansen als vermeld in artikel 6, § 1, van het voormelde decreet.
§ 2. Het agentschap coördineert de volgende aspecten:
1° het netwerk van aanspreekpunten gelijkekansenbeleid;
2° de voorbereiding van het geïntegreerde actieplan.
Afdeling 2. - Samenwerking met partnerorganisaties
Onderafdeling 1. - Erkenning van partnerorganisaties voor gelijke kansen
Art.4. § 1. De thema's, vermeld in artikel 6, § 2, eerste lid, 1° tot en met 3°, van het decreet van 10 juli 2008, hebben betrekking op de volgende beleidsdoelstellingen:
1° het streven naar gendergelijkheid;
2° het streven naar inclusie van LGBTI+-personen;
3° het streven naar inclusie van personen met een handicap.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° gendergelijkheid: het gelijkstellen en gelijk behandelen van mensen ongeacht geslacht of gender evenals het wegwerken en voorkomen van mechanismen die gelijkstelling en gelijke behandeling verhinderen;
2° inclusie van LGBTI+-personen: het realiseren van het recht van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersekse personen op volwaardige deelname aan de samenleving;
3° inclusie van personen met een handicap: het realiseren van het recht van personen met een handicap op volwaardige deelname aan de samenleving op gelijke voet met andere burgers, en op een onafhankelijk leven met gelijke keuzemogelijkheden en respect voor individuele keuzes.
De rollen, vermeld in artikel 14ter, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, die een partnerorganisatie voor gelijke kansen kan opnemen, sluiten aan bij de beleidsdoelstellingen, vermeld in het eerste lid.
§ 2. Een partnerorganisatie voor gelijke kansen kan de volgende rollen, vermeld in artikel 14ter van het decreet van 10 juli 2008, vervullen:
1° een expertisecentrum zijn voor een of meer van de beleidsdoelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. Het voormelde expertisecentrum heeft de opdracht om kennis, inzichten en bruikbare instrumenten voor de voormelde beleidsdoelstellingen te ontwikkelen, te borgen en te ontsluiten;
2° een belangenbehartiger zijn voor een of meer van de beleidsdoelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, door onder meer:
a) op te komen voor de belangen van de groepen die het voormelde decreet beoogt te beschermen;
b) de gelijke kansen rond de voormelde beleidsdoelstellingen na te streven;
3° een dienstverlener en ondersteuner zijn voor een of meer van de beleidsdoelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, door onder meer:
a) informatie te verspreiden over de voormelde beleidsdoelstellingen;
b) vormingen te geven over de voormelde beleidsdoelstellingen;
c) ondersteuning en begeleiding te geven voor de voormelde beleidsdoelstellingen;
4° een netwerkorganisatie zijn voor een of meer van de beleidsdoelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid. Een netwerkorganisatie heeft een verbindende en versterkende rol voor mensen, organisaties en de samenleving en zet processen op waarbij diverse actoren betrokken worden ter bevordering van gelijke kansen rond de voormelde beleidsdoelstellingen.
§ 3. Een partnerorganisatie voor gelijke kansen dient een aanvraag tot erkenning in voor een of meer van de beleidsdoelstellingen, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en per beleidsdoelstelling voor minimaal twee van de rollen, vermeld in paragraaf 2.
§ 4. Bij de erkenning van de partnerorganisaties voor gelijke kansen streeft de Vlaamse Regering ernaar dat voor elke beleidsdoelstelling, vermeld paragraaf 1, eerste lid, de vier rollen, vermeld in paragraaf 2, worden ingevuld.
Art.5. § 1. De missie, visie en werking van een partnerorganisatie voor gelijke kansen passen binnen de gekozen beleidsdoelstellingen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit, de gekozen rollen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit, en de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14quinquies, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008.
§ 2. Het meerjarenplan, vermeld in artikel 6, § 1, en in voorkomend geval de statuten van een partnerorganisatie voor gelijke kansen tonen in voldoende mate aan dat de organisatie zich richt op de realisatie van gelijke kansen binnen de Vlaamse bevoegdheden.
De werking van een partnerorganisatie voor gelijke kansen overstijgt het lokale niveau.
Een partnerorganisatie voor gelijke kansen heeft een werking voor de gekozen beleidsdoelstellingen, vermeld in artikel 4, § 3, en voor de gekozen rollen, vermeld in artikel 4, § 3, van minimaal drie jaar vóór de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag.
§ 3. In het kader van het deugdelijke bestuur van een partnerorganisatie voor gelijke kansen voldoet een partnerorganisatie voor gelijke kansen aan al de volgende voorwaarden:
1° ze beschikt over een intern reglement waarin een non-discriminatieclausule is opgenomen, uiterlijk zes maanden nadat de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, gesloten is;
2° ze maakt jaarlijks het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in artikel 6, § 3, eerste lid, bekend op haar website.
Art.6. § 1. Een partnerorganisatie voor gelijke kansen beschikt over een meerjarenplan voor een periode van vijf jaar. Het voormelde meerjarenplan bevat al de volgende elementen:
1° een beschrijving van de strategische en operationele doelstellingen in relatie tot de gekozen rollen, vermeld in artikel 4, § 3, en de gekozen beleidsdoelstellingen, vermeld in artikel 4, § 3;
2° een opgave van de beoogde resultaten en de bijbehorende indicatoren, opgedeeld per beleidsdoelstelling en per rol;
3° het tijdstip en de wijze waarop de resultaten worden gemeten;
4° een beschrijving van de interne organisatiestructuur en -werking;
5° de middelen die nodig worden geacht om het meerjarenplan te realiseren.
§ 2. Ter uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, maakt een partnerorganisatie voor gelijke kansen voor elk werkjaar een jaaractieplan en een jaarbegroting op.
Het jaaractieplan, vermeld in het eerste lid, beschrijft op welke wijze een partnerorganisatie voor gelijke kansen de strategische en operationele doelstellingen die geformuleerd zijn in het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, zal realiseren. Het jaaractieplan omschrijft minstens de te behalen resultaten, gekoppeld aan indicatoren en de concrete acties in het jaar in kwestie, opgedeeld per beleidsdoelstelling en per rol. Bij de opmaak van het jaaractieplan wordt rekening gehouden met de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 7.
Een partnerorganisatie voor gelijke kansen bezorgt het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze aan het agentschap, uiterlijk op 15 december van het werkjaar vóór het jaar waarop het jaaractieplan betrekking heeft. Het eerste jaaractieplan van een erkenningsperiode wordt als bijlage opgenomen in het meerjarenplan.
§ 3. Ter opvolging van de uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, en het jaaractieplan, vermeld in paragraaf 2, maakt een partnerorganisatie voor gelijke kansen een jaarverslag en een jaarrekening op van het voorbije werkjaar.
Een partnerorganisatie voor gelijke kansen bezorgt het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze aan het agentschap uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop ze betrekking hebben.
Art.7. De minister kan in het kader van de concretisering van de uitvoering van de rollen, vermeld in artikel 4, § 2, beleidsprioriteiten bepalen waaraan een erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen mee uitvoering zal geven.
Art.8. De oproep tot indiening van erkenningsaanvragen en de modaliteiten tot indiening worden bekendgemaakt op de website van het agentschap.
De erkenningsaanvragen worden op digitale wijze ingediend uiterlijk zes maanden vóór de datum waarop de erkenning van de partnerorganisaties voor gelijke kansen afloopt of, in voorkomend geval, uiterlijk veertig werkdagen na de opheffing van de erkenning van een partnerorganisatie voor gelijke kansen, vermeld in artikel 18.
Bij de eerste erkenningsprocedure van een partnerorganisatie voor gelijke kansen op basis van dit besluit worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk op 30 juni 2024.
Art.9. Een erkenningsaanvraag is ontvankelijk als de aanvraag op digitale wijze wordt ingediend bij het agentschap en als ze al de volgende stukken en gegevens bevat:
1° een beschrijving van de wijze waarop de missie, visie en werking van de aanvrager passen binnen de gekozen beleidsdoelstellingen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit, de gekozen rollen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit, en de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14quinquies, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° een beschrijving van de rollen, vermeld in artikel 4, § 2 van dit besluit, waarvoor de aanvrager zich kandidaat stelt binnen de gekozen beleidsdoelstellingen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit;
3° in voorkomend geval een kopie van de statuten van de aanvrager;
4° een intern reglement waarin een non-discriminatieclausule is opgenomen als vermeld in artikel 5, § 3, 1°, van dit besluit, of een plan van aanpak om te kunnen voldoen aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 5, § 3, 1°, van dit besluit;
5° het meerjarenplan, vermeld in artikel 6 van dit besluit, van de aanvrager;
6° een beschrijving op welke wijze de werking van de aanvrager het lokale niveau overstijgt;
7° een beschrijving die aantoont dat de aanvrager drie jaar vóór de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag al een werking had voor de gekozen beleidsdoelstellingen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit en voor de gekozen rollen, vermeld in artikel 4, § 3, van dit besluit.
Art.10. Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag.
Het agentschap bezorgt de aanvrager binnen tien werkdagen na de dag waarop het de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, op digitale wijze de beslissing of de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is. Nadat de voormelde termijn verstreken is, wordt de erkenningsaanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als er geen ontvankelijke aanvragen zijn ingediend, kan de erkenningsprocedure opnieuw opgestart worden. In dat geval worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk twintig werkdagen na de dag waarop het agentschap vaststelt dat alleen niet-ontvankelijke erkenningsaanvragen zijn ingediend. De procedure, vermeld in het eerste en tweede lid, is vervolgens van toepassing.
Art.11. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke erkenningsaanvraag inhoudelijk en brengt daarover een advies uit aan de minister.
Bij de beoordeling, vermeld in het eerste lid, toetst het agentschap de ontvankelijke erkenningsaanvraag aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14quinquies, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, en artikel 5 tot en met 7 van dit besluit. De erkenningsaanvraag wordt beoordeeld op basis van de stukken en de gegevens, vermeld in artikel 9 van dit besluit.
Als het agentschap dat nodig en relevant acht, wordt voor de objectieve beoordeling van de elementen in de erkenningsaanvraag die betrekking hebben op andere beleidsdomeinen, het niet-bindende oordeel van het departement of agentschap in kwestie gevraagd. Het departement of agentschap in kwestie beoordeelt de aanvraag binnen twintig werkdagen en bezorgt het advies op digitale wijze aan het agentschap. De beslissingstermijn wordt daarbij niet geschorst.
Als dat nodig is, vraagt het agentschap bijkomende inlichtingen aan de aanvrager. De aanvrager bezorgt die inlichtingen binnen tien werkdagen na de dag waarop hij het verzoek om bijkomende inlichtingen heeft ontvangen. De aanvrager bezorgt die bijkomende inlichtingen op digitale wijze aan het agentschap. De beslissingstermijn wordt daarbij niet geschorst.
Als de bijkomende inlichtingen niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, zijn bezorgd aan het agentschap, wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager afziet van zijn erkenningsaanvraag.
Art.12. § 1. De Vlaamse Regering neemt een beslissing tot erkenning of niet-erkenning.
Als de Vlaamse Regering beslist om de aanvrager te erkennen, bepaalt ze het maximale jaarbedrag van de subsidie en sluit ze met een erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen een samenwerkingsovereenkomst voor een periode van vijf jaar. Die samenwerkingsovereenkomst omvat afspraken over de te realiseren rollen, met inbegrip van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die toelaten om de subsidie beleidsmatig en financieel te evalueren.
§ 2. De beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en het sluiten van de samenwerkingsoverkomst, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, gebeurt uiterlijk binnen zes maanden na de dag waarop de erkenningsaanvraag uiterlijk moet worden ingediend.
Het agentschap bezorgt aan de aanvrager de beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
Het agentschap bezorgt aan de aanvrager de beslissing tot niet-erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
§ 3. Als de Vlaamse Regering beslist om geen partnerorganisatie voor gelijke kansen te erkennen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan de procedure, vermeld in artikel 8 tot en met 11, en paragraaf 1 tot en met 3, opnieuw opgestart worden. In afwijking van artikel 8, tweede lid, worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk veertig werkdagen nadat de voormelde beslissing tot niet-erkenning is genomen.
Art.13. De vijfjarige periode, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, start op de eerste dag van de zevende maand die volgt op de maand waarin de erkenningsaanvragen uiterlijk ingediend moeten worden.
Art.14. De erkenning van een partnerorganisatie voor gelijke kansen is geldig tot de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, eindigt of tot de erkenning wordt opgeheven als vermeld in artikel 18, eerste lid.
Art.15. Het agentschap bezorgt jaarlijks aan de minister een voortgangsrapport over al de volgende elementen:
1° de naleving door een erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5 tot en met 7 van dit besluit, en artikel 14quinquies, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° de uitvoering van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van dit besluit;
3° de aanwending van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 14sexies van het voormelde decreet.
Het voortgangsrapport, vermeld in het eerste lid, wordt aan de minister bezorgd uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop het voortgangsrapport betrekking heeft.
Art.16. Het agentschap stelt een omstandig verslag op als het de volgende tekortkomingen vaststelt bij een erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen:
1° de betreffende partnerorganisatie voor gelijke kansen voldoet niet langer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 5 tot en met 7 van dit besluit, en artikel 14quinquies, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° de werking van de betreffende partnerorganisatie voor gelijke kansen vertoont afwijkingen ten opzichte van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van dit besluit.
Het omstandig verslag, vermeld in eerste lid, wordt aan de minister en de erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen, vermeld in het eerste lid, bezorgd.
In het omstandig verslag, vermeld in het eerste lid, maant het agentschap de erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen, vermeld in het eerste lid, aan om binnen veertig werkdagen na de dag waarop het verslag is verstuurd:
1° de tekortkomingen, vermeld in het eerste lid, weg te werken;
2° het agentschap op digitale wijze te informeren over de maatregelen die ze genomen heeft om de tekortkomingen weg te werken.
Art.17. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof kan de minister, als de betreffende erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen na verloop van de termijn, vermeld in artikel 16, derde lid, van dit besluit, de tekortkomingen, vermeld in artikel 16, eerste lid, van dit besluit, niet heeft weggewerkt, de volgende sancties opleggen:
1° de subsidies, vermeld in artikel 14sexies van het decreet van 10 juli 2008, verminderen of terugvorderen;
2° de erkenning schorsen, waarbij de partnerorganisatie voor gelijke kansen gedurende de schorsing geen subsidies als vermeld in artikel 14sexies van het voormelde decreet, ontvangt.
De sancties, vermeld in het eerste lid, staan in een redelijke verhouding tot de omvang van de tekortkomingen, vermeld in artikel 16, eerste lid, en duren totdat de tekortkomingen zijn weggewerkt.
§ 2. De minister neemt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, binnen twintig werkdagen nadat de termijn, vermeld in artikel 16, derde lid, van dit besluit, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen de voormelde termijn, blijven de subsidies, vermeld in artikel 14sexies van het decreet van 10 juli 2008, ongewijzigd en behoudt de partnerorganisatie voor gelijke kansen, vermeld in artikel 16, eerste lid, van dit besluit, zijn erkenning.
Het agentschap bezorgt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen aan de erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen, vermeld in artikel 16, eerste lid, of bezorgt die erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen op digitale wijze de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het eerste lid.
Art.18. Als de betreffende partnerorganisatie voor gelijke kansen na de beslissing, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, binnen veertig werkdagen nog altijd de tekortkomingen, vermeld in artikel 16, eerste lid, niet heeft weggewerkt, kan de minister beslissen om de erkenning op te heffen.
De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, wordt van rechtswege ontbonden als de erkenning wordt opgeheven als vermeld in het eerste lid.
In het geval van het opheffen van de erkenning als vermeld in het eerste lid, worden geen subsidies, vermeld in artikel 14sexies van het decreet van 10 juli 2008, meer toegekend en worden in voorkomend geval, een deel van of het volledig reeds uitbetaalde voorschot van de subsidie, vermeld in artikel 14sexies van het voormelde decreet, dat niet verantwoord kan worden, en de opgebouwde reserves, teruggevorderd.
De minister neemt de beslissing tot opheffing als vermeld in het eerste lid, binnen tien werkdagen nadat de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen de voormelde termijn, blijft de erkenning behouden.
Het agentschap bezorgt de betreffende partnerorganisatie voor gelijke kansen binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen op digitale wijze de beslissing tot opheffing, vermeld in het eerste lid, of bezorgt de betreffende erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen op digitale wijze de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het derde lid.
Als een beslissing tot opheffing als vermeld in het eerste lid, wordt genomen, kan de procedure, vermeld in artikel 8 tot en met 13, opnieuw opgestart worden. Conform artikel 8 worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk veertig werkdagen na de beslissing tot opheffing van de erkenning.
Als een partnerorganisatie voor gelijke kansen erkend wordt in een erkenningsprocedure die volgt op de opheffing van een erkenning, vermeld in het vijfde lid, sluit de Vlaamse Regering met de voormelde erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen, in afwijking van artikel 12, § 1, tweede lid, een samenwerkingsovereenkomst voor een periode die gelijk is aan de resterende duur van de erkenningsperiode. De organisatie waarvan de erkenning is opgeheven, komt niet in aanmerking om een nieuwe aanvraag tot erkenning in te dienen voor de resterende duur van de erkenningsperiode.
Art.19. Binnen de beschikbare begrotingskredieten en het door de Vlaamse Regering bepaalde maximumbedrag, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van dit besluit en na advies van de Inspectie van Financiën kent de minister conform artikel 14sexies van het decreet van 10 juli 2008 aan een erkende partnerorganisatie voor gelijke kansen jaarlijks een algemene werkingssubsidie toe. Conform artikel 14sexies van het voormelde decreet worden de subsidies toegekend op basis van de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 12, § 1, tweede lid, van dit besluit en de acties opgenomen in het jaaractieplan, vermeld in artikel 6, § 2, tweede lid. Het dossier dat aan de Inspectie van Financiën voor advies wordt voorgelegd bevat naast de voormelde samenwerkingsovereenkomst eveneens het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in artikel 6, § 2, van dit besluit.
Onderafdeling 2. - Erkenning van partnerorganisaties voor digitale inclusie
Art.20. Onder de opdracht, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, 2°, van het decreet van 10 juli 2008, wordt ook verstaan: de verspreiding van informatie, kennis en expertise bij de Vlaamse overheid.
Art.21. In het kader van het deugdelijke bestuur voldoet een partnerorganisatie voor digitale inclusie aan al de volgende voorwaarden:
1° ze beschikt over een deontologische code voor haar personeelsleden en bestuursleden waarin een non-discriminatieclausule is opgenomen, uiterlijk zes maanden nadat de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, gesloten is;
2° ze maakt jaarlijks het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in artikel 23, § 3, eerste lid, bekend op haar website.
Art.22. De missie en visie van een partnerorganisatie voor digitale inclusie passen binnen een of meer van de opdrachten, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, zoals die zijn opgenomen in de oproep.
De werking van een partnerorganisatie voor digitale inclusie toont in voldoende mate aan dat de organisatie zich richt op het bevorderen van digitale inclusie binnen de Vlaamse Gemeenschap.
Art.23. § 1. Een partnerorganisatie voor digitale inclusie beschikt over een meerjarenplan voor een periode van vijf jaar. Het voormelde meerjarenplan bevat al de volgende elementen:
1° een beschrijving van de strategische en operationele doelstellingen in relatie tot een of meer van de opdrachten, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, zoals die zijn opgenomen in de oproep, vermeld in artikel 25 van dit besluit, en de doelstelling van digitale inclusie, vermeld in artikel 6, § 2, tweede lid van het decreet van 10 juli 2008;
2° een opgave van de beoogde resultaten en de bijbehorende indicatoren, opgedeeld per opdracht, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, zoals die zijn opgenomen in de oproep, vermeld in artikel 25 van dit besluit, en per strategische doelstelling;
3° het tijdstip en de wijze waarop de resultaten worden gemeten;
4° een beschrijving van de interne organisatiestructuur en -werking;
5° de middelen die nodig worden geacht om het meerjarenplan te realiseren.
§ 2. Ter uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, maakt een partnerorganisatie voor digitale inclusie voor elk werkjaar een jaaractieplan en een jaarbegroting op.
Het jaaractieplan, vermeld in het eerste lid, beschrijft op welke wijze een partnerorganisatie voor digitale inclusie de strategische doelstellingen die geformuleerd zijn in het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, zal realiseren. Het jaaractieplan omschrijft minstens de te behalen resultaten gekoppeld aan indicatoren en de concrete acties in het jaar in kwestie, opgedeeld per opdracht, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, zoals die zijn opgenomen in de oproep, vermeld in artikel 25 van dit besluit, en per strategische doelstelling. Bij de opmaak van het jaaractieplan wordt rekening gehouden met de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 24.
Een partnerorganisatie voor digitale inclusie bezorgt het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze aan het agentschap uiterlijk op 15 december van het werkjaar vóór het jaar waarop het jaaractieplan betrekking heeft. Het eerste jaaractieplan van een erkenningsperiode wordt als bijlage opgenomen in het meerjarenplan.
§ 3. Ter opvolging van de uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, en het jaaractieplan, vermeld in paragraaf 2, maakt een partnerorganisatie voor digitale inclusie een jaarverslag en een jaarrekening op van elk voorbije werkjaar.
Een partnerorganisatie voor digitale inclusie bezorgt het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze aan het agentschap uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop ze betrekking hebben.
Art.24. De minister kan in het kader van de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, de beleidsprioriteiten bepalen waaraan een erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie mee uitvoering zal geven.
Art.25. De oproep tot indiening van erkenningsaanvragen en de modaliteiten tot indiening worden bekendgemaakt op de website van het agentschap.
In de oproep, vermeld in het eerste lid, wordt op basis van de beleidsnoden en de beschikbare begrotingskredieten bepaald:
1° hoeveel partnerorganisaties voor digitale inclusie maximaal erkend kunnen worden;
2° voor welke thema's en voor welk doelpubliek partnerorganisaties voor digitale inclusie erkend kunnen worden;
3° voor welke opdrachten, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, partnerorganisaties voor digitale inclusie erkend kunnen worden.
De erkenningsaanvragen worden binnen de grenzen die zijn bepaald in de oproep, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze ingediend uiterlijk zes maanden vóór de datum waarop de erkenning van de partnerorganisaties voor digitale inclusie afloopt of, in voorkomend geval, uiterlijk veertig werkdagen na de opheffing van de erkenning van een partnerorganisatie voor digitale inclusie, vermeld in artikel 35, eerste lid.
Bij de eerste erkenningsprocedure van een partnerorganisatie voor digitale inclusie op basis van dit besluit worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk op 30 juni 2024.
Art.26. Een erkenningsaanvraag is ontvankelijk als de aanvraag op digitale wijze wordt ingediend bij het agentschap en als ze al de volgende stukken en gegevens bevat:
1° een beschrijving van de wijze waarop de missie en visie van de aanvrager passen binnen een of meer van de opdrachten, vermeld in artikel 14septies, § 3, eerste lid van het decreet van 10 juli 2008, zoals die zijn opgenomen in de oproep;
2° een beschrijving van de werking van de aanvrager, waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 22, tweede lid, van dit besluit;
3° een deontologische code als vermeld in artikel 21, 1°, van dit besluit, of een plan van aanpak om te kunnen voldoen aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 21, 1°, van dit besluit;
4° het meerjarenplan, vermeld in artikel 23 van dit besluit, van de aanvrager.
Art.27. Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag.
Het agentschap bezorgt de aanvrager binnen tien werkdagen na de dag waarop het de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, op digitale wijze de beslissing of de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is. Nadat de voormelde termijn verstreken is, wordt de erkenningsaanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als er geen ontvankelijke aanvragen zijn ingediend, kan de erkenningsprocedure opnieuw opgestart worden. In dat geval worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk twintig werkdagen na de dag waarop het agentschap heeft vastgesteld dat alleen niet-ontvankelijke erkenningsaanvragen zijn ingediend. De procedure, vermeld in het eerste en tweede lid, is vervolgens van toepassing.
Art.28. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke erkenningsaanvraag inhoudelijk en brengt daarover een advies uit aan de minister.
Bij de beoordeling, vermeld in het eerste lid, toetst het agentschap de ontvankelijke erkenningsaanvraag aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14septies, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, en artikel 21 tot en met 24 van dit besluit. De erkenningsaanvraag wordt beoordeeld op basis van de stukken en de gegevens, vermeld in artikel 26 van dit besluit.
Als het agentschap het nodig en relevant acht, wordt voor de objectieve beoordeling van de elementen in de erkenningsaanvraag die betrekking hebben op andere beleidsdomeinen, het niet-bindende oordeel van het departement of agentschap in kwestie gevraagd. Het departement of agentschap in kwestie beoordeelt de aanvraag binnen twintig werkdagen en bezorgt het advies op digitale wijze aan het agentschap. De beslissingstermijn wordt daarbij niet geschorst.
Als dat nodig is, vraagt het agentschap bijkomende inlichtingen aan de aanvrager. De aanvrager bezorgt die inlichtingen binnen tien werkdagen na de dag waarop hij het verzoek om bijkomende inlichtingen heeft ontvangen. De aanvrager bezorgt die bijkomende inlichtingen op digitale wijze aan het agentschap. De beslissingstermijn wordt daarbij niet geschorst.
Als de bijkomende inlichtingen niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, zijn bezorgd aan het agentschap, wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager afziet van zijn erkenningsaanvraag.
Art.29. § 1. De Vlaamse Regering neemt een beslissing tot erkenning of niet-erkenning.
Als de Vlaamse Regering beslist om de aanvrager te erkennen, bepaalt ze het maximale jaarbedrag van de subsidie en sluit ze met een erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie een samenwerkingsovereenkomst als vermeld in artikel 14septies, § 3, van het decreet van 10 juli 2008, voor een periode van vijf jaar. De voormelde samenwerkingsovereenkomst omvat afspraken over de te realiseren opdrachten, met inbegrip van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die toelaten om de subsidie, vermeld in artikel 14septies, § 4, van het voormelde decreet, beleidsmatig en financieel te evalueren.
§ 2. De beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en het sluiten van de samenwerkingsoverkomst, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, gebeurt uiterlijk binnen zes maanden na de dag waarop de erkenningsaanvraag uiterlijk moet worden ingediend.
Het agentschap bezorgt aan de aanvrager de beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
Het agentschap bezorgt aan de aanvrager de beslissing tot niet-erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
§ 3. Als de Vlaamse Regering beslist om geen partnerorganisatie te erkennen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan de procedure, vermeld in artikel 24 tot en met 28, en paragraaf 1 tot en met 3, opnieuw opgestart worden. In afwijking van artikel 25, derde lid, worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk veertig werkdagen nadat de voormelde beslissing tot niet-erkenning is genomen.
Art.30. De vijfjarige periode, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, start op de eerste dag van de zevende maand die volgt op de maand waarin de erkenningsaanvragen uiterlijk ingediend moeten worden.
Art.31. De erkenning van een partnerorganisatie voor digitale inclusie is geldig tot de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, eindigt of tot de erkenning wordt opgeheven als vermeld in artikel 35, eerste lid.
Art.32. Het agentschap bezorgt jaarlijks aan de minister een voortgangsrapport over al de volgende elementen:
1° de naleving door een erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 21 tot en met 24 van dit besluit, en artikel 14septies, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° de uitvoering van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid;
3° de aanwending van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 14septies, § 4, van het voormelde decreet.
Het voortgangsrapport, vermeld in het eerste lid, wordt aan de minister bezorgd uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop het voortgangsrapport betrekking heeft.
Art.33. Het agentschap stelt een omstandig verslag op als het de volgende tekortkomingen vaststelt bij een erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie:
1° de betreffende partnerorganisatie voor digitale inclusie voldoet niet langer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 21 tot en met 24 van dit besluit, en artikel 14septies, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° de werking van de betreffende partnerorganisatie voor digitale inclusie vertoont afwijkingen ten opzichte van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, van dit besluit.
Het omstandig verslag, vermeld in eerste lid, wordt aan de minister en de erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie, vermeld in het eerste lid, bezorgd.
In het omstandig verslag, vermeld in het eerste lid, maant het agentschap de erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie, vermeld in het eerste lid, aan om binnen veertig werkdagen na de dag waarop het verslag is verstuurd:
1° de tekortkomingen, vermeld in het eerste lid, weg te werken;
2° het agentschap op digitale wijze te informeren over de maatregelen die ze genomen heeft om de tekortkomingen weg te werken.
Art.34. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof kan de minister, als de betreffende erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie na verloop van de termijn, vermeld in artikel 33, derde lid, van dit besluit, de tekortkomingen, vermeld in artikel 33, eerste lid, van dit besluit, niet heeft weggewerkt, de volgende sancties opleggen:
1° de subsidies, vermeld in artikel 14septies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, verminderen of terugvorderen;
2° de erkenning schorsen, waarbij de betreffende partnerorganisatie voor digitale inclusie gedurende de schorsing geen subsidies ontvangt als vermeld in artikel 14septies, § 4, van het voormelde decreet.
De sancties, vermeld in het eerste lid, staan in een redelijke verhouding tot de omvang van de tekortkomingen, vermeld in artikel 33, eerste lid, en duren totdat de tekortkomingen zijn weggewerkt.
§ 2. De minister neemt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, binnen twintig werkdagen nadat de termijn, vermeld in artikel 33, derde lid, van dit besluit, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen die termijn, blijven de subsidies, vermeld in artikel 14septies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, ongewijzigd en wordt de erkenning van de partnerorganisatie voor digitale inclusie, vermeld in artikel 33, eerste lid, van dit besluit, niet geschorst.
Het agentschap bezorgt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen, aan de erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie, vermeld in artikel 33, eerste lid, of bezorgt die erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie op digitale wijze de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het eerste lid.
Art.35. Als de betreffende partnerorganisatie voor digitale inclusie na de beslissing, vermeld in artikel 34, § 1, eerste lid, binnen veertig werkdagen nog altijd de tekortkomingen, vermeld in artikel 33, eerste lid, niet heeft weggewerkt, kan de minister beslissen om de erkenning op te heffen.
De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, wordt van rechtswege ontbonden als de erkenning wordt opgeheven als vermeld in het eerste lid.
In het geval van het opheffen van de erkenning als vermeld in het eerste lid, worden geen subsidies, vermeld in artikel 14septies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, meer toegekend en worden in voorkomend geval, een deel van of het volledig reeds uitbetaalde voorschot van de subsidie, vermeld in artikel 14septies, § 4, van het voormelde decreet, dat niet verantwoord kan worden, en de opgebouwde reserves, teruggevorderd.
De minister neemt de beslissing tot opheffing, vermeld in het eerste lid, binnen tien werkdagen nadat de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen die termijn, blijft de erkenning behouden.
Het agentschap bezorgt de betreffende partnerorganisatie voor digitale inclusie binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen op digitale wijze de beslissing tot opheffing, vermeld in het eerste lid, of bezorgt de betreffende erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie op digitale wijze de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het derde lid.
Als een beslissing tot opheffing als vermeld in het eerste lid, wordt genomen, kan de procedure, vermeld in artikel 25 tot en met 29, § 3, opnieuw opgestart worden. Conform artikel 25 worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk veertig werkdagen na de beslissing tot opheffing van de erkenning.
Als een partnerorganisatie erkend wordt in een erkenningsprocedure die volgt op de opheffing van een erkenning, vermeld in het vijfde lid, sluit de Vlaamse Regering met de voormelde erkende partnerorganisatie, in afwijking van artikel 29, § 1, tweede lid, een samenwerkingsovereenkomst voor een periode die gelijk is aan de resterende duur van de erkenningsperiode. De organisatie waarvan de erkenning is opgeheven, komt niet in aanmerking om een nieuwe aanvraag tot erkenning in te dienen voor de resterende duur van de erkenningsperiode.
Art.36. Binnen de beschikbare begrotingskredieten en het door de Vlaamse Regering bepaalde maximumbedrag, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, van dit besluit en na advies van de Inspectie van Financiën kent de minister conform artikel 14septies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008 aan een erkende partnerorganisatie voor digitale inclusie jaarlijks een algemene werkingssubsidie toe. Conform artikel 14septies, § 4, tweede lid, van het voormelde decreet worden de subsidies toegekend op basis van de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 29, § 1, tweede lid, van dit besluit en de acties opgenomen in het jaaractieplan, vermeld in artikel 23, § 2, tweede lid. Het dossier dat aan de Inspectie van Financiën voor advies wordt voorgelegd bevat naast de voormelde samenwerkingsovereenkomst eveneens het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in artikel 23, § 2, van dit besluit.
Onderafdeling 3. - Erkenning van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid
Art.37. In het kader van het deugdelijke bestuur voldoet de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid aan al de volgende voorwaarden:
1° ze beschikt over een deontologische code voor haar personeelsleden en bestuursleden waarin een non-discriminatieclausule is opgenomen uiterlijk zes maanden nadat de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, gesloten is;
2° ze maakt jaarlijks het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in artikel 39, § 3, eerste lid, bekend op haar website.
Art.38. De missie en visie van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid passen binnen de opdrachten, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008.
In voorkomend geval verwijzen de statuten van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid naar de opdrachten, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het voormelde decreet, binnen zes maanden nadat de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 14octies, § 3, derde lid, van het voormelde decreet, gesloten is.
Art.39. § 1. De partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid beschikt over een meerjarenplan voor een periode van vijf jaar. Het voormelde meerjarenplan bevat al de volgende elementen:
1° een beschrijving van de strategische en operationele doelstellingen in relatie tot de opdrachten, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, en de doelstellingen van het gelijkekansenbeleid, vermeld in artikel 6 van het decreet van 10 juli 2008;
2° een opgave van de beoogde resultaten en de bijbehorende indicatoren, opgedeeld per opdracht, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, en per strategische doelstelling;
3° het tijdstip en de wijze waarop de resultaten worden gemeten;
4° een beschrijving van de interne organisatiestructuur en -werking;
5° de middelen die nodig worden geacht om het meerjarenplan te realiseren.
§ 2. Ter uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, maakt de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid voor elk werkjaar een jaaractieplan en een jaarbegroting op.
Het jaaractieplan, vermeld in het eerste lid, beschrijft op welke wijze de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid de strategische doelstellingen die geformuleerd zijn in het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, zal realiseren. Het jaaractieplan omschrijft minstens de te behalen resultaten met indicatoren in het jaar in kwestie en de concrete acties, opgedeeld per opdracht, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008 en per strategische doelstelling. Bij de opmaak van het jaaractieplan wordt rekening gehouden met de beleidsprioriteiten, vermeld in artikel 40.
De partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid bezorgt het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze aan het agentschap uiterlijk op 15 december van het werkjaar vóór het jaar waarop het jaaractieplan betrekking heeft. Het eerste jaaractieplan van een erkenningsperiode wordt als bijlage opgenomen in het meerjarenplan.
§ 3. Ter opvolging van de uitvoering van het meerjarenplan, vermeld in paragraaf 1, de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, en het jaaractieplan, vermeld in paragraaf 2, maakt de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid een jaarverslag en een jaarrekening op van elk voorbije werkjaar.
De partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid bezorgt het jaarverslag en de jaarrekening, vermeld in het eerste lid, op digitale wijze aan het agentschap uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop ze betrekking hebben.
Art.40. De minister kan in het kader van de uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, de beleidsprioriteiten bepalen waaraan de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid mee uitvoering zal geven.
Art.41. De oproep tot indiening van erkenningsaanvragen en de modaliteiten tot indiening worden bekendgemaakt op de website van het agentschap.
De erkenningsaanvragen worden op digitale wijze ingediend uiterlijk zes maanden vóór de datum waarop de erkenning van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid afloopt of, in voorkomend geval, uiterlijk veertig werkdagen na de opheffing van de erkenning van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid, vermeld in artikel 51, eerste lid.
Bij de eerste erkenningsprocedure van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid op basis van dit besluit worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk op 30 juni 2024.
Art.42. Een erkenningsaanvraag is ontvankelijk als de aanvraag op digitale wijze wordt ingediend bij het agentschap en als ze al de volgende stukken en gegevens bevat:
1° een beschrijving van de wijze waarop de missie en visie van de aanvrager passen binnen de opdrachten, vermeld in artikel 14octies, § 3, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° in voorkomend geval een kopie van de statuten van de aanvrager, waaruit blijkt dat de aanvrager voldoet aan de voorwaarde, vermeld in artikel 38, tweede lid, van dit besluit;
3° een deontologische code als vermeld in artikel 37, 1°, van dit besluit, of een plan van aanpak om te kunnen voldoen aan de erkenningsvoorwaarde, vermeld in artikel 37, 1°, van dit besluit;
4° het meerjarenplan, vermeld in artikel 39 van dit besluit, van de aanvrager.
Art.43. Het agentschap onderzoekt de ontvankelijkheid van de erkenningsaanvraag.
Het agentschap bezorgt de aanvrager binnen tien werkdagen na de dag waarop het de erkenningsaanvraag heeft ontvangen, op digitale wijze de beslissing of de aanvraag ontvankelijk of onontvankelijk is. Nadat die termijn verstreken is, wordt de erkenningsaanvraag geacht ontvankelijk te zijn.
Als er geen ontvankelijke aanvragen zijn ingediend, kan de erkenningsprocedure opnieuw opgestart worden. In dat geval worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk twintig werkdagen na de dag waarop het agentschap heeft vastgesteld dat alleen niet-ontvankelijke erkenningsaanvragen zijn ingediend. De procedure, vermeld in het eerste en tweede lid, is vervolgens van toepassing.
Art.44. Het agentschap beoordeelt de ontvankelijke erkenningsaanvraag inhoudelijk en brengt daarover een advies uit aan de minister.
Bij de beoordeling, vermeld in het eerste lid, toetst het agentschap de ontvankelijke erkenningsaanvraag aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 14octies, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, en artikel 37 tot en met 40 van dit besluit. De erkenningsaanvraag wordt beoordeeld op basis van de stukken en de gegevens, vermeld in artikel 42 van dit besluit.
Als dat nodig is, vraagt het agentschap bijkomende inlichtingen aan de aanvrager. De aanvrager bezorgt die inlichtingen binnen tien werkdagen na de dag waarop hij het verzoek om bijkomende inlichtingen heeft ontvangen. De aanvrager bezorgt die bijkomende inlichtingen op digitale wijze aan het agentschap. De beslissingstermijn wordt daarbij niet geschorst.
Als de bijkomende inlichtingen niet binnen de termijn, vermeld in het derde lid, zijn bezorgd aan het agentschap, wordt ervan uitgegaan dat de aanvrager afziet van zijn erkenningsaanvraag.
Art.45. § 1. De Vlaamse Regering neemt een beslissing tot erkenning of niet-erkenning.
Als de Vlaamse Regering beslist om de aanvrager te erkennen, bepaalt ze het maximale jaarbedrag van de subsidie en sluit ze met de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid een samenwerkingsovereenkomst als vermeld in artikel 14octies, § 3, derde lid, van het decreet van 10 juli 2008, voor een periode van vijf jaar. De voormelde samenwerkingsovereenkomst omvat afspraken over de te realiseren opdrachten, met inbegrip van de strategische en operationele doelstellingen en indicatoren die toelaten om de subsidie, vermeld in artikel 14octies, § 4, van het voormelde decreet, beleidsmatig en financieel te evalueren.
§ 2. De beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, en het sluiten van de samenwerkingsoverkomst, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, gebeurt uiterlijk binnen zes maanden na de dag waarop de erkenningsaanvraag uiterlijk moet worden ingediend.
Het agentschap bezorgt aan de aanvrager de beslissing tot erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
Het agentschap bezorgt aan de aanvrager de beslissing tot niet-erkenning, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, op digitale wijze binnen tien werkdagen na de dag waarop ze is genomen.
§ 3. Als de Vlaamse Regering beslist om niet te erkennen als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, kan de procedure, vermeld in artikel 41 tot en met 44, en paragraaf 1 tot en met 3, opnieuw opgestart worden. In afwijking van artikel 41, tweede lid, worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk veertig werkdagen nadat de voormelde beslissing tot niet-erkenning is genomen.
Art.46. De vijfjarige periode, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, start op de eerste dag van de zevende maand die volgt op de maand waarin de erkenningsaanvragen uiterlijk ingediend moeten worden.
Art.47. De erkenning van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid is geldig tot de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, eindigt of tot de erkenning wordt opgeheven als vermeld in artikel 51, eerste lid.
Art.48. Het agentschap bezorgt jaarlijks aan de minister een voortgangsrapport over al de volgende elementen:
1° de naleving door de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid van de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 37 tot en met 40 van dit besluit, en artikel 14octies, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° de uitvoering van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid;
3° de aanwending van de toegekende subsidies, vermeld in artikel 14octies, § 4, van het voormelde decreet.
Het voortgangsrapport, vermeld in het eerste lid, wordt aan de minister bezorgd uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het werkjaar waarop het voortgangsrapport betrekking heeft.
Art.49. Het agentschap stelt een omstandig verslag op als het de volgende tekortkomingen vaststelt bij de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid:
1° de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid voldoet niet langer aan de erkenningsvoorwaarden, vermeld in artikel 37 tot en met 40 van dit besluit, en artikel 14octies, § 2, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008;
2° de werking van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid vertoont afwijkingen ten opzichte van de afspraken die opgenomen zijn in de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid.
Het omstandig verslag, vermeld in eerste lid, wordt aan de minister en de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid, vermeld in het eerste lid, bezorgd.
In het omstandig verslag, vermeld in het eerste lid, maant het agentschap de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid, vermeld in het eerste lid, aan om binnen veertig werkdagen na de dag waarop het verslag is verstuurd:
1° de tekortkomingen, vermeld in het eerste lid, weg te werken;
2° het agentschap op digitale wijze te informeren over de maatregelen die ze genomen heeft om de tekortkomingen weg te werken.
Art.50. § 1. Met behoud van de toepassing van artikel 13 van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof kan de minister als de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid, vermeld in artikel 49, eerste lid, van dit besluit, na verloop van de termijn, vermeld in artikel 49, derde lid, van dit besluit, de tekortkomingen, vermeld in artikel 49, eerste lid, van dit besluit, niet heeft weggewerkt, de volgende sancties opleggen:
1° de subsidies, vermeld in artikel 14octies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, verminderen of terugvorderen;
2° de erkenning schorsen, waarbij de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid gedurende de schorsing geen subsidies ontvangt als vermeld in artikel 14octies, § 4, van het voormelde decreet van 10 juli 2008.
De sancties, vermeld in het eerste lid, staan in een redelijke verhouding tot de omvang van de tekortkomingen, vermeld in artikel 49, eerste lid, en duren totdat de tekortkomingen zijn weggewerkt.
§ 2. De minister neemt de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, binnen twintig werkdagen nadat de termijn, vermeld in artikel 49, derde lid, van dit besluit, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen die termijn, blijven de subsidies, vermeld in artikel 14octies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, ongewijzigd en wordt de erkenning van de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid, vermeld in artikel 49, eerste lid, van dit besluit, niet geschorst.
Het agentschap bezorgt op digitale wijze de beslissing, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen aan de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid, vermeld in artikel 49, eerste lid, of bezorgt de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid op digitale wijze de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het eerste lid.
Art.51. Als de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid na de beslissing, vermeld in artikel 50, § 1, eerste lid, binnen veertig werkdagen nog altijd de tekortkomingen, vermeld in artikel 49, eerste lid, niet heeft weggewerkt, kan de minister beslissen om de erkenning op te heffen.
De samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, wordt van rechtswege ontbonden als de erkenning wordt opgeheven als vermeld in het eerste lid.
In het geval van het opheffen van de erkenning als vermeld in het eerste lid, worden geen subsidies, vermeld in artikel 14octies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, meer toegekend en worden in voorkomend geval, een deel van of het volledig reeds uitbetaalde voorschot van de subsidie, vermeld in artikel 14octies, § 4, van het voormelde decreet, dat niet verantwoord kan worden, en de opgebouwde reserves, teruggevorderd.
De minister neemt de beslissing tot opheffing, vermeld in het eerste lid, binnen tien werkdagen nadat de termijn, vermeld in het eerste lid, verstreken is. Als de minister geen beslissing neemt binnen die termijn, blijft de erkenning behouden.
Het agentschap bezorgt de partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid binnen tien werkdagen nadat de beslissing, vermeld in het eerste lid, wordt genomen op digitale wijze de beslissing tot opheffing, vermeld in het eerste lid, of bezorgt de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid op digitale wijze de informatie dat de minister geen beslissing heeft genomen als vermeld in het derde lid.
Als een beslissing tot opheffing als vermeld in het eerste lid, wordt genomen, kan de procedure, vermeld in artikel 41 tot en met 45, § 3, opnieuw opgestart worden. Conform artikel 41 worden de erkenningsaanvragen ingediend uiterlijk veertig werkdagen na de beslissing tot opheffing van de erkenning.
Art.52. Binnen de beschikbare begrotingskredieten en het door de Vlaamse Regering bepaalde maximumbedrag, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, van dit besluit en na advies van de Inspectie van Financiën kent de minister, conform artikel 14octies, § 4, van het decreet van 10 juli 2008, aan de erkende partnerorganisatie voor het lokale gelijkekansenbeleid jaarlijks een algemene werkingssubsidie toe. Conform artikel 14octies, § 4, tweede lid, van het voormelde decreet worden de subsidies toegekend op basis van de samenwerkingsovereenkomst, vermeld in artikel 45, § 1, tweede lid, van dit besluit en de acties opgenomen in het jaaractieplan, vermeld in artikel 39, § 2, tweede lid. Het dossier dat aan de Inspectie van Financiën voor advies wordt voorgelegd bevat naast de voormelde samenwerkingsovereenkomst eveneens het jaaractieplan en de jaarbegroting, vermeld in artikel 39, § 2, van dit besluit.
HOOFDSTUK 3. - Het Vlaamse gelijkebehandelingsbeleid
Afdeling 1. - Bepaling van de voorwaarden voor stimulerende maatregelen voor lokale besturen
Onderafdeling 1. - Inleidende bepalingen
Art.53. Deze afdeling is van toepassing op lokale besturen.
Art.54. Om volledige gelijkheid te waarborgen kunnen overeenkomstig artikel 26, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008, stimulerende maatregelen worden genomen, die worden gehandhaafd of getroffen om een kennelijke ongelijkheid te compenseren die verband houdt met een van de kenmerken, vermeld in artikel 15bis van het decreet van 10 juli 2008, of een combinatie van die kenmerken, als die maatregelen objectief worden gerechtvaardigd door een legitiem doel en de middelen voor het bereiken van dat doel passend en noodzakelijk zijn.
Onderafdeling 2. - Doelgroepen en voorwaarden
Art.55. Lokale besturen kunnen stimulerende maatregelen ontplooien en daarvoor een actieplan ontwikkelen.
Lokale besturen worden aangemoedigd om daarbij in te zetten op de volgende prioritaire criteria:
1° gender, inclusief geslacht, genderidentiteit en genderexpressie;
2° seksuele oriëntatie;
3° handicap of gezondheidstoestand;
4° buitenlandse herkomst, geloof of levensbeschouwing;
5° leeftijd.
Het staat lokale besturen vrij om stimulerende maatregelen te initiëren voor andere doelgroepen waarvoor deze maatregelen toegelaten zijn, krachtens artikel 5, § 3, van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt of artikel 26 van het decreet van 10 juli 2008.
Een actieplan als vermeld in het eerste lid, dient de volgende informatie te bevatten en de volgende voorwaarden te respecteren:
1° het bestaan van een kennelijke ongelijkheid binnen de specifieke context van het lokale bestuur waarbinnen de stimulerende maatregel plaatsvindt. Het bewijs hiervan kan geleverd worden door alle beschikbare middelen;
2° de omschrijving van de doelstelling en de concrete uitwerking van de stimulerende maatregel. De stimulerende maatregel moet beogen om de kennelijke ongelijkheid weg te werken door gelijkheid van kansen te bewerkstelligen;
3° de verwachte duurtijd van de stimulerende maatregel. De stimulerende maatregel moet van tijdelijke aard zijn en van dien aard zijn dat hij wordt ingetrokken zodra de nagestreefde doelstelling is gerealiseerd. In beginsel wordt de maatregel ingetrokken ten laatste na een periode van drie jaar, tenzij uit een evaluatie op dat moment zou blijken dat de nagestreefde doelstelling op dat moment nog altijd niet gerealiseerd is;
4° het actieplan dient te beantwoorden aan een evenredigheidstoets, hetgeen betekent dat de maatregelen passend, noodzakelijk en proportioneel moeten zijn ten aanzien van de nagestreefde doelstelling en dat andermans rechten niet nodeloos ingeperkt mogen worden.
Art.56. Als het lokale bestuur dat wil, kan het actieplan stimulerende maatregelen, vermeld in artikel 55, ter advies worden voorgelegd aan het Vlaams Mensenrechteninstituut overeenkomstig artikel 9 van het decreet van 28 oktober 2022 tot oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut.
Het Vlaams Mensenrechteninstituut kan nagaan of aan alle voorwaarden, vermeld in artikel 55, vierde lid, van dit besluit, is voldaan, en kan ook nagaan of de stimulerende maatregel wel degelijk betrekking heeft op een van de prioritaire criteria uit deze afdeling of op een van de andere beschermde criteria, vermeld in artikel 15bis van het decreet van 10 juli 2008 en artikel 2 van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Art.57. Het agentschap stelt elke vijf jaar een evaluatierapport op van de bepalingen, vermeld in deze afdeling.
Afdeling 2. - Modelformulier voor het aanvragen van redelijke aanpassingen
Art.58. Ter uitvoering van artikel 26bis, § 1, eerste lid, van het decreet van 10 juli 2008 stelt de minister een model vast van het aanvraagformulier, dat kan gebruikt worden voor het aanvragen van redelijke aanpassingen als vermeld in artikel 19, van het voormelde decreet.
Afdeling 3. - Bekendmaking aanpassing bedragen van de forfaitaire schadevergoeding aan de index
Art.59. In uitvoering van artikel 28, § 2, vijfde lid, van het decreet van 10 juli 2008, wordt elke aanpassing van de bedragen van de forfaitaire schadevergoeding, vermeld in artikel 28, § 2, eerste lid, 2°, en derde lid, van het voormelde decreet aan het indexcijfer van de consumptieprijzen door de minister bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Afdeling 4. - Toezicht op het decreet van 10 juli 2008 door bepaalde inspectiediensten
Art.60. De volgende inspectiediensten kunnen feiten waarvan ze tijdens de uitvoering van hun opdracht kennisnemen en die mogelijk als discriminatie kunnen worden beschouwd conform het decreet van 10 juli 2008, melden aan het Vlaams Mensenrechteninstituut:
1° de zorginspectie, namelijk de afdeling Zorginspectie van het Departement Zorg, vermeld in artikel 23, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
2° de wooninspectie, namelijk de dienst die door de Vlaamse Regering belast is met het woonbeleid en die belast is met de handhaving van de woningkwaliteitsbewaking, vermeld in boek 3, deel 9, van de Vlaamse Codex Wonen van 2021;
3° de sociaalrechtelijke inspectie, namelijk de afdeling Vlaamse Sociale Inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie, vermeld in artikel 29/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie.
De inspectiediensten, vermeld in het eerste lid, kunnen enkel persoonsgegevens doorgeven aan het Vlaams Mensenrechteninstituut met toestemming van het slachtoffer.
Het Vlaams Mensenrechteninstituut kan de informatie die conform het eerste lid wordt bezorgd, slechts gebruiken in het kader van zijn toegekende mandaat en bevoegdheden, vermeld in het decreet van 28 oktober 2022 tot oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut.
De inspectiediensten, vermeld in het eerste lid, verwijzen een slachtoffer van feiten die mogelijk als discriminatie kunnen worden beschouwd conform het decreet van 10 juli 2008, zijn wettelijke vertegenwoordiger of een betrokken belanghebbende door naar het Vlaams Mensenrechteninstituut.
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepaling
Art.61. In artikel 22, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2023 over de samenstelling van en de procedure voor de geschillenkamer van het Vlaams Mensenrechteninstituut, wordt de zinssnede ", met uitzondering van de vertrouwelijke overtuigingsstukken" vervangen door de zinsnede ", met uitzondering van de informatie of de documenten die overeenkomstig artikel 22, vierde lid, van het decreet van 28 oktober 2022, bezorgd werden".
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.62. Artikel 2, eerste lid, 7°, van het decreet van 28 oktober 2022 tot oprichting van een Vlaams Mensenrechteninstituut treedt in werking op 1 juni 2024.
Art.63. Dit besluit treedt in werking op 1 juni 2024.
Art. 64. De Vlaamse minister, bevoegd voor de gelijke kansen, de integratie en de inburgering, is belast met de uitvoering van dit besluit.