Details





Titel:

9 JULI 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid in het kader van de wijziging van het boekhoudplan van de openbare instellingen van sociale zekerheid



Inhoudstafel:


Art. 1-8
BIJLAGEN.
Art. N1-N3



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001022498 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 juni 2001 tot vaststelling van de regelen inzake de begroting, de boekhouding en de rekeningen van de openbare instellingen van sociale zekerheid die zijn onderworpen aan het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2014, wordt vervangen als volgt:
  "Art. 2. Onder begrotingsontvangsten of -uitgaven verstaat men de rechten vastgesteld door de instelling uit hoofde van haar relaties met derden.
  Een vastgesteld recht ontstaat indien aan alle vier volgende voorwaarden is voldaan:
  1° het bedrag is op nauwkeurige wijze vastgesteld;
  2° de identiteit van de schuldenaar of van de schuldeiser is gekend;
  3° de verplichting om te betalen bestaat:
  a) op het moment dat een schuld bestaat ten laste van de boekhoudkundige entiteit of een schuldvordering te haren voordele, ongeacht de vervaldatum;
  b) krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling, uitvoerbaar.
  4° een verantwoordingsstuk van interne of externe oorsprong is in het bezit van de betrokken dienst.
  Een vastgesteld recht wordt ingeschreven (in de economische en vermogensboekhouding) en aangerekend (in de begrotingsboekhouding) in het boekjaar waarop het recht betrekking heeft, voor zover het verantwoordingsstuk dat toelaat om het recht vast te stellen in het bezit is van de betrokken dienst voor een limietdatum die wordt vastgelegd:
  1° op 31 januari van het jaar X+1 voor de verrichtingen die behoren tot de beheersbegroting;
  2° op 31 maart van het jaar X+1 voor de verrichtingen die behoren tot de opdrachtenbegroting.

Art.2. In artikel 7, lid 2, 2°, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2014, wordt het vierde lid vervangen als volgt :
  "Iedere boeking wordt gestaafd door een papieren of elektronisch boekhouddocument, dat handgeschreven of elektronisch wordt goedgekeurd door twee personeelsleden van de instelling aangewezen door het beheersorgaan die de juistheid ervan aantonen.".

Art.3. Artikel, 9, lid 1, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2014, wordt aangevuld met de volgende zinnen:
  "Deze bewaartermijn is van toepassing op elektronische documenten en op papieren documenten waarvan geen elektronische kopie werd gemaakt. Papieren documenten die werden vervangen door een elektronisch document mogen daarentegen worden vernietigd, indien de elektronische kopie bewijskracht heeft verkregen van de kamer sociale zekerheid en gezondheid van het informatieveiligheidscomité en, zo niet, ten vroegste één jaar na het eind van de controle van de rekeningen door het Rekenhof. Het is aan de openbare instelling van sociale zekerheid om te beoordelen of het wenselijk is om de papieren documenten te vernietigen.".

Art.4. In artikel 13, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 januari 2014, wordt de bepaling onder 4° vervangen als volgt:
  "4° de gecumuleerde maandelijkse realisaties;".

Art.5. In hetzelfde besluit worden de bijlagen in artikel N1. en N2. vervangen door de bijlagen 1 en 2 gevoegd bij dit besluit.

Art.6. In hetzelfde besluit wordt een bijlage N3 ingevoegd die als bijlage 3 is gevoegd bij dit besluit.

Art.7. Dit koninklijk besluit treedt in werking op de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art.8. De minister bevoegd voor Werk, de minister bevoegd voor Zelfstandigen, de minister bevoegd voor Financiën, de minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Pensioenen en de staatssecretaris bevoegd voor Begroting, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.


BIJLAGEN.
Art. N1.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-08-2024, p. 97107)

Art. N2.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-08-2024, p. 97113)

Art. N3.
  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 19-08-2024, p. 97120)