Details





Titel:

16 APRIL 2024. - Koninklijk besluit betreffende de toekenning van materiële hulp aan de verzoekers om internationale bescherming met beroepsinkomsten en andere categorieën van inkomsten



Inhoudstafel:

TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene beginselen
Art. 1-3
TITEL II. - Bijdrage aan de materiële hulp door de verzoekers om internationale bescherming die beroepsinkomsten en andere categorieën van inkomsten ontvangen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 4-5
HOOFDSTUK II. - Bijdrage aan de materiële hulp door werknemers
Art. 6
HOOFDSTUK III. - Bijdrage aan de materiële hulp door zelfstandigen
Art. 7
HOOFDSTUK IV. - Bijdrage aan de materiële hulp door verzoekers om internationale bescherming die een werkloosheidsuitkering ontvangen
Art. 8
TITEL III. - Opheffing van de verplichte plaats van inschrijving voor verzoekers om internationale bescherming die beroepsinkomsten en andere categorieën van inkomsten ontvangen.
Art. 9-11
TITEL IV. - Controles en sancties
Art. 12-13
TITEL V. - Slotbepalingen
Art. 14-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2011011039 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

TITEL I. - Toepassingsgebied en algemene beginselen
Artikel 1. § 1. Dit besluit is van toepassing op de verzoekers om internationale bescherming, in de zin van artikel 2, 1°, van de wet van 12 januari 2007 betreffende de opvang van asielzoekers en van bepaalde andere categorieën van vreemdelingen (hierna "de wet van 12 januari 2007"), die aan de volgende voorwaarden voldoen :
  1° Ze krijgen materiële hulp in een opvangstructuur, in toepassing van artikel 6, § 1, van de wet van 12 januari 2007 en verblijven er ook daadwerkelijk.
  2° Ze kregen een toelating tot het uitoefenen van een beroepsactiviteit als loontrekkende, in toepassing van artikel 18, 3°, van het koninklijk besluit van 2 september 2018 houdende uitvoering van de wet van 9 mei 2018 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse onderdanen die zich in een specifieke verblijfssituatie bevinden, of ze kregen een toelating tot het uitoefenen van een activiteit als zelfstandige in België, hetzij als rechtspersoon, hetzij binnen een vereniging of een juridische of feitelijke vennootschap.
  3° Ze oefenen een beroepsactiviteit uit als loontrekkende of als zelfstandige op het Belgische grondgebied.
  § 2. Dit besluit is eveneens van toepassing op de personen die niet meer voldoen aan de voorwaarden bedoeld in de vorige paragraaf, 3°, omdat zij een werkloosheidsuitkering ontvangen tijdens de periode waarin zij nog materiële hulp ontvangen in de zin van artikel 6, § 1 van de wet van 12 januari 2007. Voor de toepassing van dit besluit zijn ook de tewerkstellingspremies of de inkomsten ter vervanging van werkloosheidsuitkeringen in aanmerking genomen.

Art.2. § 1. De verzoeker om internationale bescherming die aan de in artikel 1 genoemde voorwaarden voldoet, dient de opvangstructuur waar hij gehuisvest wordt, ongeacht of deze beheerd wordt door het Federaal Agentschap voor de opvang van asielzoekers (hierna "het Agentschap") of door een partner in de zin van artikel 62 van de wet van 12 januari 2007 (hierna "partner"), schriftelijk op de hoogte te brengen van alle elementen nodig voor de correcte toepassing van dit besluit die verband houden met zijn beroepssituatie en met de evolutie van deze situatie.
  De verzoeker om internationale bescherming bezorgt deze informatie binnen de tien werkdagen na de ontvangst van een van de in de volgende paragrafen opgesomde documenten die zijn beroepssituatie of de evolutie ervan aantonen.
  Indien de verzoeker om internationale bescherming gehuisvest is bij een partner, dient de partner de informatie gegeven door de betrokken verzoeker om internationale bescherming, onverwijld door te geven aan het Agentschap.
  § 2. Voor de verzoekers om internationale bescherming die een beroepsactiviteit als loontrekkende uitvoeren, omvat de in de vorige paragraaf bedoelde informatie volgende elementen: een kopie van de toelating om te werken, een kopie van de arbeidsovereenkomst en de eventuele bijlagen, alsook de loonfiches.
  § 3. Voor de verzoekers om internationale bescherming die een beroepsactiviteit als zelfstandige uitoefenen, omvat de informatie uit de eerste paragraaf van dit artikel de volgende elementen: een kopie van de toelating om een beroepsactiviteit als zelfstandige uit te oefenen, een kopie van de verklaring van aanvang, wijziging en stopzetting van de activiteit bij de btw, een kopie van de aanvraag tot inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, een kopie van de periodieke btw-aangiften, een kopie van het aanslagbiljet. Voor personen die een beroepsactiviteit als zelfstandige uitoefenen binnen een vereniging of een juridische of feitelijke vennootschap, een kopie van de statuten, een kopie van de verklaring van aanvang, wijziging en stopzetting van de activiteit bij de btw, een kopie van de aanvraag tot inschrijving bij de Kruispuntbank van Ondernemingen, een kopie van de periodieke btw-aangiften en een kopie van de interne balans.
  § 4. Voor de personen die een werkloosheidsuitkering krijgen, omvat de informatie uit de eerste paragraaf van dit artikel een verklaring tot vaststelling van het bedrag van de ontvangen werkloosheidsuitkering. Deze personen moet overigens elke wijziging van het bedrag van de ontvangen werkloosheidsuitkering melden alsook elke omstandigheid waardoor het bedrag van de uitkering kan dalen of stijgen.
  § 5. De periode van bewaring van de voor de toepassing van dit besluit vereiste gegevens wordt, voor de doeleinden waarop dit besluit betrekking heeft, als volgt vastgesteld:
  1° De persoonsgegevens van de asielzoekers van wie de verplichte plaats van inschrijving wordt opgeheven, worden twaalf maanden gegroepeerd bewaard in een tabel.
  2° Het geïndividualiseerd deel van de persoonsgegevens wordt gedurende tien jaar na het einde van de materiële steun of een vonnis van de rechtbank bewaard, door middel van het uittreksel dat wordt gebruikt om de beslissing ten aanzien van de betrokkene individueel te rechtvaardigen.
  3° De persoonsgegevens van de asielzoekers van wie de verplichte plaats van inschrijving niet wordt opgeheven maar aan wie een bijdrage voor de materiële steun kan worden gevraagd, worden twaalf maanden bijgehouden
  § 6. Het Agentschap is er eveneens toe gehouden om in toepassing van artikel 14 van de wet van 12 januari 2007 de betrokkenen afdoende in te lichten over het toepassingsgebied, de werking en de gevolgen van dit Koninklijk Besluit.

Art.3. § 1. Onder beroepsinkomsten, dient in dit besluit te worden verstaan en zoals in de volgende paragrafen bepaald:
  1° de bezoldiging van de verzoekers om internationale bescherming in het kader van hun beroepsactiviteit als loontrekkende
  2° alle soorten inkomsten (ook inkomsten uit roerende goederen) die worden toegerekend aan de verzoekers om internationale bescherming in het kader van hun beroepsactiviteit als zelfstandige, hetzij als natuurlijke persoon, hetzij binnen een vereniging of een juridische of feitelijke vennootschap
  3° de werkloosheidsuitkering die wordt uitgekeerd aan de verzoekers om internationale bescherming die er aanspraak op maken.
  § 2. Voor de toepassing van huidig besluit, wordt het bedrag van de door de verzoeker om internationale bescherming geïnde loon in het kader van zijn beroepsactiviteit als loontrekkende, indien mogelijk op maandelijkse basis in aanmerking genomen. Indien geen gegevens beschikbaar zijn om het bedrag maandelijks te berekenen, wordt een gewogen gemiddelde gebruikt voor de periode waarin enkel driemaandelijkse of viermaandelijkse cijfers beschikbaar zijn. Bij gebrek aan maandelijkse gegevens, vraagt het Agentschap de nodige documenten aan de betrokken verzoeker om internationale bescherming.
  Voor de toepassing van dit besluit is het begrip loon het begrip dat bedoeld wordt in artikel 14 van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, zoals uitgebreid en ingeperkt door de artikelen 19 tot 20 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de voornoemde wet van 27 juni 1969.
  In afwijking van de in het vorige lid bedoelde bepalingen, wordt uitgesloten van het begrip loon voor de toepassing van huidig besluit de eindejaarspremie of de dertiende maand die door de werkgever of door een bestaanszekerheidsfonds worden toegekend.
  Het loon is gekoppeld aan de periode waarop het betrekking heeft.
  Wanneer een loon in de zin van dit artikel aan de verzoeker om internationale bescherming wordt betaald op grond van het aantal gepresteerde of gelijkgestelde werkdagen en dit loon wordt toegekend voor een periode van meer dan een maand, wordt het bedrag van dit loon berekend op maandbasis voor de toepassing van huidig besluit.
  Onder gelijkgestelde werkdagen dient te worden verstaan de niet-gepresteerde dagen waarvoor de verzoeker om internationale bescherming een recht op loon behoudt.
  Wanneer een loon in de zin van het tweede lid van deze paragraaf aan de verzoeker om internationale bescherming betaald wordt ongeacht het aantal gepresteerde of gelijkgestelde werkdagen, wordt dit in aanmerking genomen voor de maand waarin dit loon hem werd betaald.
  Voor de toepassing van dit besluit, moet onder netto maandloon verstaan worden het bruto maandloon verminderd met de fiscale en sociale inhoudingen die van toepassing zijn.
  Voor de verzoekers om internationale bescherming die meerdere opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor uitzendarbeid hebben, moet onder netto maandloon verstaan worden de som van de ontvangen netto lonen in het kader van elk van deze arbeidsovereenkomsten.
  § 3. Het bedrag van de door de verzoekers om internationale bescherming ontvangen inkomsten in het kader van hun beroepsactiviteit als zelfstandige wordt, voor de toepassing van dit besluit, op jaarlijkse basis berekend en in desbetreffend geval op trimestriële basis.
  Voor de toepassing van dit besluit, is het begrip beroepsinkomsten het begrip dat bedoeld wordt in artikel 11, § 2 van het koninklijk besluit nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen.
  § 4. Het bedrag van de werkloosheidsuitkering die de verzoekers om internationale bescherming ontvangen wordt voor de toepassing van huidig besluit op maandelijkse basis berekend.

TITEL II. - Bijdrage aan de materiële hulp door de verzoekers om internationale bescherming die beroepsinkomsten en andere categorieën van inkomsten ontvangen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art.4. § 1. Elke in artikel 1 van dit besluit beoogde verzoeker om internationale bescherming dient bij te dragen aan de materiële hulp overeenkomstig de modaliteiten van deze Titel, behalve in de gevallen die voorzien zijn in paragraaf 2 van dit artikel.
  § 2. De bepalingen uit deze Titel zijn niet van toepassing op:
  1° de in artikel 1 bedoelde verzoekers om internationale bescherming wier verplichte plaats van inschrijving werd opgeheven in toepassing van artikel 13 van de wet van 12 januari 2007;
  2° de begunstigden van de materiële hulp aan wie de vluchtelingenstatus is toegekend of aan wie de subsidiaire beschermingsstatus is toegekend;
  3° de minderjarigen die studentenarbeid uitoefenen.

Art.5. § 1. De verzoekers om internationale bescherming die zijn onderworpen aan de bijdrageverplichting overeenkomstig artikel 4 genieten verder materiële hulp in een opvangstructuur en dragen bij aan de materiële hulp in de mate bepaald in de Hoofdstukken II tot en met IV van deze Titel.
  Het bedrag van de in toepassing van hoofdstukken II tot en met IV van deze titel verschuldigde bijdragen kan wijzigen in functie van de wijzigingen van de beroepsinkomsten van de verzoeker om internationale bescherming.
  § 2. Onverminderd de in artikel 2 voorziene verplichtingen en de toepasselijke wetgeving inzake de mededeling van persoonlijke sociale gegevens verkrijgt het Agentschap van de bevoegde instellingen van sociale zekerheid de informatie die nodig is om de verzoekers om internationale bescherming te identificeren die aan deze bijdrageverplichting zijn onderworpen.
  § 3. Het Agentschap heeft het recht de bedragen die verschuldigd zijn ten titel van bijdrage aan de materiële hulp rechtstreeks van de betrokken verzoekers om internationale bescherming terug te vorderen. Indien de verzoeker om internationale bescherming gehuisvest is in een opvangstructuur die beheerd wordt door een partner, verkrijgt het Agentschap de medewerking van deze partner voor zover dit noodzakelijk is.

HOOFDSTUK II. - Bijdrage aan de materiële hulp door werknemers
Art.6. § 1. De bijdrage aan de materiële hulp bedraagt 50% van het in een trimester ontvangen brutoloon. Het Agentschap vordert deze bijdrage binnen 6 maanden na afloop van het trimester.
  § 2. Wanneer de bijdrage aan de materiële hulp spontaan gebeurt, dragen de werknemers hier progressief aan bij in functie van het bedrag van hun netto maandloon, ongeacht het totaal bedrag ervan, en wel als volgt:
  1° Voor de loonschijf tussen 0 en 264,99 euro is geen enkele bijdrage verschuldigd.
  2° Voor de loonschijf tussen 265 en 999,99 euro is een bijdrage verschuldigd van 35% van de betrokken loonschijf, onverminderd de voor de vorige schijf verschuldigde bedragen.
  3° Voor de loonschijf tussen 1.000 en 1.499,99 euro is een bijdrage van 45% van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderd de voor de vorige schijven verschuldigde bedragen.
  4° Voor de loonschijf van 1.500 euro en hoger is een bijdrage van 50% van de betrokken loonschijf verschuldigd, onverminderd de voor de vorige schijven verschuldigde bedragen.
  De bedragen van de loonschijven worden elk jaar aangepast aan de conventionele loonindex van het derde trimester voor werknemers volgens de volgende formule: de nieuwe bedragen zijn gelijk aan de basisbedragen vermenigvuldigd met het nieuwe indexcijfer en gedeeld door de beginindex. Het verkregen resultaat wordt afgerond naar de dichtstbijzijnde euro. De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt door het Agentschap. Zij treden in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin zij zijn aangepast.
  Voor de toepassing van het vorige lid wordt verstaan onder:
  1° : de conventionele loonindex voor werknemers: de index vastgesteld door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op basis van de berekening van het gemiddelde loon van volwassen werknemers in de privésector, zoals vastgesteld bij collectieve arbeidsovereenkomst;
  2° : basisbedragen: de bedragen die gelden op 1 januari 2024;
  3° : nieuw indexcijfer: het indexcijfer van het derde trimester van 2024 en van de volgende jaren;
  4° : beginindex: de index van het derde trimester van 2023.
  Onder spontane bijdrage wordt verstaan het vrijwillig en uit eigen beweging verstrekken van de in artikel 2 bedoelde informatie, zonder dat deze informatie het resultaat is van overeenkomstig artikel 12 uitgevoerde controles, alsmede het vrijwillig en uit eigen beweging betalen van de verschuldigde bedragen overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde procedures.
  In geval van een gedeeltelijke spontane bijdrage worden de in de eerste paragraaf van dit artikel bedoelde modaliteiten slechts toegepast op het gedeelte van het brutoloon waarvoor geen spontane bijdrage werd geleverd.
  Wanneer de begunstigde van materiële hulp kan aantonen dat hij niet in staat is spontaan de in artikel 2 bedoelde informatie te verstrekken of de bijdragen spontaan te betalen, zijn de in paragraaf 2 van dit artikel vastgestelde bijdragepercentages van toepassing.

HOOFDSTUK III. - Bijdrage aan de materiële hulp door zelfstandigen
Art.7. § 1. De bijdrage aan de materiële hulp bedraagt 50% van de in een jaar ontvangen bruto beroepsinkomsten. Het Agentschap vordert deze bijdrage binnen twee jaar na afloop van het jaar.
  § 2. Wanneer de bijdrage aan de materiële hulp spontaan gebeurt, dragen de zelfstandigen hier progressief aan bij in functie van een schatting van het bedrag van hun maandelijkse beroepsinkomsten, dit ongeacht het totale bedrag ervan, en wel als volgt:
  1° Voor de schijf van de beroepsinkomsten tussen 0 en 264,99 euro is geen enkele bijdrage verschuldigd.
  2° Voor de beroepsinkomsten tussen 265 en 999,99 euro is een bijdrage verschuldigd van 35 % van de betrokken inkomensschijf, onverminderd de voor de vorige schijf verschuldigde bedragen.
  3° Voor de beroepsinkomsten tussen 1.000 en 1.499,99 euro is een bijdrage verschuldigd van 45% van de betrokken inkomensschijf, onverminderd de voor de vorige inkomensschijven verschuldigde bedragen.
  4° Voor de beroepsinkomsten van 1.500 euro en meer is een bijdrage verschuldigd van 50% van de betrokken inkomensschijf, onverminderd de voor de vorige inkomensschijven verschuldigde bedragen.
  De bedragen van de inkomensschijven worden elk jaar aangepast volgens de formule bepaald in artikel 6, § 2, tweede en derde lid van dit besluit. De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt door het Agentschap. Zij treden in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin zij zijn aangepast.
  Onder spontane bijdrage wordt verstaan het vrijwillig en uit eigen beweging verstrekken van de in artikel 2 bedoelde informatie, zonder dat deze informatie het resultaat is van overeenkomstig artikel 12 uitgevoerde controles, alsmede het vrijwillig en uit eigen beweging betalen van de verschuldigde bedragen overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde procedures.
  In geval van een gedeeltelijke spontane bijdrage worden de in de eerste paragraaf van dit artikel bedoelde modaliteiten slechts toegepast op het gedeelte van het brutoloon waarvoor geen spontane bijdrage werd geleverd.
  Wanneer de begunstigde van materiële hulp kan aantonen dat hij niet in staat is spontaan de in artikel 2 bedoelde informatie te verstrekken of de bijdragen spontaan te betalen, zijn de in paragraaf 2 van dit artikel vastgestelde bijdragepercentages van toepassing.
  § 3. Van de beroepsinkomsten in de voormelde paragraaf dienen de aan het sociaal verzekeringsfonds voor zelfstandigen verschuldigde bijdragen te worden afgetrokken, alsook de roerende voorheffing in het geval van toekenning van inkomsten uit roerende goederen in het geval van uitoefening van een activiteit via een vennootschap. De inkomstenbelasting, vastgesteld op basis van het laatste aanslagbiljet dat de zelfstandige heeft ontvangen, moet ook worden afgetrokken. Voor de periode vóór de ontvangst van het eerste aanslagbiljet wordt de belasting voorlopig vastgesteld op 30% van het bruto-inkomen, in desbetreffend geval verminderd met de bijdragen voor de sociale zekerheid.
  Op verzoek van de zelfstandige of van het Agentschap vindt een latere regularisatie plaats om het bedrag van de bijdrage aan te passen.

HOOFDSTUK IV. - Bijdrage aan de materiële hulp door verzoekers om internationale bescherming die een werkloosheidsuitkering ontvangen
Art.8. § 1. De bijdrage aan de materiële hulp bedraagt 50% van de ontvangen bruto maandelijkse uitkering. Het Agentschap vordert deze bijdrage binnen 12 maanden na ontvangst van de uitkering.
  § 2. Wanneer de bijdrage aan de materiële hulp spontaan is, draagt de verzoeker om internationale bescherming die een werkloosheidsuitkering ontvangt progressief bij aan de materiële hulp in functie van het bedrag van zijn totale netto maandelijkse uitkering, ongeacht het bedrag ervan, en wel als volgt:
  1° Voor de uitkeringsschijf tussen 0 en 264,99 euro is geen enkele bijdrage verschuldigd.
  2° Voor de uitkeringsschijf tussen 265 en 999,99 euro is een bijdrage verschuldigd van 35% van de betrokken uitkeringsschijf, onverminderd de voor de vorige schijf verschuldigde bedragen.
  3° Voor de uitkeringsschijf van 1.000 tot 1.499,99 euro is een bijdrage verschuldigd van 45% van de betrokken schijf, onverminderd de voor de vorige schijven verschuldigde bedragen.
  4° Voor de uitkeringsschijf van 1.500 euro en meer is een bijdrage verschuldigd van 50% van de betrokken schijf, onverminderd de voor de vorige schijven verschuldigde bedragen.
  De bedragen van de inkomensschijven worden elk jaar aangepast volgens de formule bepaald in artikel 6, § 2, tweede en derde lid van dit besluit. De nieuwe bedragen worden bekendgemaakt door het Agentschap. Zij treden in werking op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin zij zijn aangepast.
  Onder spontane bijdrage wordt verstaan het vrijwillig en uit eigen beweging verstrekken van de in artikel 2 bedoelde informatie, zonder dat deze informatie het resultaat is van overeenkomstig artikel 12 uitgevoerde controles, alsmede het vrijwillig en uit eigen beweging betalen van de verschuldigde bedragen overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde procedures.
  In geval van een gedeeltelijke spontane bijdrage worden de in de eerste paragraaf van dit artikel bedoelde modaliteiten slechts toegepast op het gedeelte van het brutoloon waarvoor geen spontane bijdrage werd geleverd.
  Wanneer de begunstigde van materiële hulp kan aantonen dat hij niet in staat is spontaan de in artikel 2 bedoelde informatie te verstrekken of de bijdragen spontaan te betalen, zijn de in paragraaf 2 van dit artikel vastgestelde bijdragepercentages van toepassing.

TITEL III. - Opheffing van de verplichte plaats van inschrijving voor verzoekers om internationale bescherming die beroepsinkomsten en andere categorieën van inkomsten ontvangen.
Art.9. De bepalingen van deze Titel zijn van toepassing op de in artikel 1 bedoelde verzoekers om internationale bescherming, die cumulatief aan volgende beide voorwaarden voldoen:
  1° Ze bevinden zich in een stabiele en duurzame arbeidssituatie. Deze situatie wordt geacht te zijn ontstaan zodra er een beroepsactiviteit van zes opeenvolgende maanden is voorzien of nadien aangetoond kan worden.
  2° Ze hebben beroepsinkomsten die hoger liggen dan het equivalent van het leefloon dat ze zouden kunnen ontvangen in toepassing van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, naargelang de categorie waar ze toe zouden behoren indien ze aan de voorwaarden zouden voldoen om dit te ontvangen.
  De in het vorige lid bedoelde beroepsinkomsten moeten begrepen worden in de zin van artikel 3.
  Wanneer een verzoeker om internationale bescherming, na toepassing van de bepalingen van deze Titel, niet langer voldoet aan één van de in het vorige lid bedoelde voorwaarden, heeft dit geen invloed op de verdere toepassing van de bepalingen van deze Titel.

Art.10. Wanneer een verzoeker om internationale bescherming voldoet aan de in artikel 9 beoogde voorwaarden, kan het Agentschap de verplichte plaats van inschrijving opheffen die hem overeenkomstig artikelen 9 tot 12 van de wet van 12 januari 2007 was toegewezen, onder voorbehoud van de toepassing van artikel 11. De verzoeker om internationale bescherming blijft materiële hulp ontvangen voor een periode van twee maand vanaf de dag van de beslissing tot opheffing in kwestie.
  Deze opheffing vindt ten vroegste plaats wanneer hij het in artikel 9, 2°, beoogde loon daadwerkelijk voor de tweede maal heeft ontvangen.
  In afwachting van de daadwerkelijke opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, zijn de regels van Titel 2 op hem van toepassing, op voorwaarde dat hij verder voldoet aan de in artikel 1 van dit besluit beoogde voorwaarden.

Art.11. Zelfs wanneer de verzoeker om internationale bescherming voldoet aan de voorwaarden die worden gesteld in artikel 9, kan het Agentschap beslissen niet over te gaan tot de in artikel 10 bedoelde opheffing van de verplichte plaats van inschrijving, in het bijzonder wanneer de familiale, sociale of medische situatie van de begunstigde van de opvang of de stand van zijn procedure om internationale bescherming dit rechtvaardigt. In dat geval zijn de regels van Titel 2 op hem van toepassing, op voorwaarde dat hij nog steeds de in artikel 1 beoogde voorwaarden vervult.

TITEL IV. - Controles en sancties
Art.12. Het Agentschap verricht periodieke controles van de professionele situatie van de begunstigde van de materiële hulp aan de hand van gegevens verstrekt door de bevoegde instellingen van de sociale zekerheid. Deze controles worden verricht met als doel na te gaan of een begunstigde van de materiële hulp bijdraagt aan deze materiële hulp in overeenstemming met titel II van dit besluit, dan wel of hij voldoet aan de voorwaarden van titel III van dit besluit met betrekking tot de opheffing van de verplichte plaats van inschrijving.

Art.13. 1. Onverminderd de toepassing van de artikelen 35/1 en 45 van de wet van 12 januari 2007 stelt het Agentschap een verzoeker om internationale bescherming die weigert bij te dragen overeenkomstig de modaliteiten van artikel 6, § 1 voor werknemers, artikel 7, § 1 voor zelfstandigen en artikel 8, § 1 voor begunstigden van een werkloosheidsuitkering, in gebreke tot naleving binnen de vijf dagen.
  Bij gebrek aan naleving binnen de vijf dagen, beëindigt het Agentschap de materiële hulp met uitzondering van de medische begeleiding bedoeld in de artikelen 23 en 24 van de wet van 12 januari 2007 overeenkomstig artikel 35/2, lid 3, van de wet van 12 januari 2007.

TITEL V. - Slotbepalingen
Art.14. Dit besluit heft het koninklijk besluit van 12 januari 2011 betreffende de toekenning van materiële hulp aan asielzoekers die beroepsinkomsten hebben uit een activiteit als werknemer op en vervangt het.
  Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2024.

Art. 15. De Minister bevoegd voor asiel en migratie is belast met de uitvoering van dit besluit.