6 JUNI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot reglementering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, behalve die met een laag risico, tot toevoeging van gebruiksvoorwaarden aan de afwijkingen bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie van 20 juni 2013 en tot wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2015 betreffende de opslag en hantering van gewasbeschermingsmiddelen alsook het beheer van hun afval door professionele gebruikers
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Art. 1-4
HOOFDSTUK II. - Toevoeging van gebruiksvoorwaarden in artikel 9, § 4, van de ordonnantie
Art. 5
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2015 betreffende de opslag en hantering van gewasbeschermingsmiddelen alsook het beheer van hun afval door professionele gebruikers
Art. 6-7
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art. 8-9
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° "ordonnantie": de ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende een pesticidegebruik dat verenigbaar is met de duurzame ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° "gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico": om het even welk gewasbeschermingsmiddel zoals bedoeld in artikel 47 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad;
3° "basisstof": om het even welke basisstof zoals bedoeld in artikel 23 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad;
4° " gewasbeschermingsmiddel dat in de biologische landbouw mag worden gebruikt": om het even welk gewasbeschermingsmiddel dat uitsluitend werkzame stoffen bevat die mogen worden gebruikt in de biologische landbouw, overeenkomstig bijlage I van uitvoeringsverordening (EU) 2021/1165 van de Commissie van 15 juli 2021 betreffende de toelating van bepaalde producten en stoffen voor gebruik in de biologische productie en de opstelling van de lijsten van die producten en stoffen;
5° "plantaardige productie": de beroepsactiviteit betreffende het inzaaien, het aanplanten, het onderhoud of de oogst van planten of plantaardige producten voor ofwel commerciële doeleinden, ofwel zelfproductie wanneer het gaat om openbare diensten, met inbegrip van landbouw, tuinbouw, de productie van voeder-, sier- of energiegewassen, of elk ander type van marktgewassen, met inbegrip van de gewassen die verwant zijn met de teelt van landbouwhuisdieren;
6° "oppervlak voor plantaardige productie": een doorlopend stuk grond, in volle grond of bovengronds, bestemd voor plantaardige productie, met uitsluiting van agro-ecologische infrastructuren die eraan grenzen zoals hagen, poelen, bloemenstroken of met gras bezaaide perceelsranden;
7° "exploitatie": het geheel, al dan niet doorlopend, van de oppervlakken voor plantaardige productie en de eraan grenzende agro-ecologische infrastructuren, die onder de verantwoordelijkheid staan van een producent en waarvan de zetel geografisch gezien identificeerbaar is door een adres;
8° "producent": de natuurlijke persoon, de groep van natuurlijke personen of de rechtspersoon die de juridische en economische verantwoordelijkheid draagt voor de exploitatie, ongeacht of die persoon zelf al dan niet de werkzaamheden van plantaardige productie verricht, en die een professionele gebruiker is of kan zijn;
9° "publiekelijk toegankelijke ruimte": eender welke ruimte die toegankelijk is voor personen, volledig of gedeeltelijk, met inbegrip van de delen die onder het privaatrecht vallen voor zover ze op terugkerende basis toegankelijk worden gemaakt voor het publiek, ofwel omdat de personen worden geacht gewoonlijk toegang te hebben tot de bewuste plaats, met name in het kader van vrijetijdsbesteding of werk, ofwel omdat ze er worden toegelaten of er toegang toe hebben zonder daartoe individueel te zijn uitgenodigd.
Art.2. § 1. Alleen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico is toegestaan in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 mogen andere gewasbeschermingsmiddelen dan die met een laag risico worden gebruikt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest onder de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 9, §§ 1 en 4, van de ordonnantie.
Art.3. § 1. In afwijking van artikel 2 is het gebruik door de producenten van alle gewasbeschermingsmiddelen die in de biologische landbouw mogen worden gebruikt toegestaan op de oppervlakken voor plantaardige productie onverminderd artikel 6 tot 8, 12 en 19 van de ordonnantie.
§ 2. In afwijking van artikel 2, onverminderd artikel 6 tot 8 en artikel 12 van de ordonnantie, is het gebruik van basisstoffen toegestaan zonder andere voorwaarden dan die welke desgevallend worden vastgesteld in de federale mededeling die volgt op de goedkeuring van de stof overeenkomstig artikel 23 van verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad.
§ 3. In afwijking van artikel 2 kan de Minister, op voorstel van Leefmilieu Brussel, tijdelijke vrijstellingen voor maximaal 1 jaar toestaan om bepaalde andere gewasbeschermingsmiddelen dan deze bedoeld in de artikelen 2 en 3, § 1, te gebruiken, om als laatste redmiddel te strijden tegen de schadelijke organismen die hij bepaalt, wanneer een dergelijke maatregel nodig is wegens een uitzonderlijke noodsituatie op het vlak van gewasbescherming die niet met andere redelijke middelen kan worden bestreden. De afwijking kan onder dezelfde voorwaarden worden verlengd, zolang de situatie die de toekenning ervan rechtvaardigde, voortduurt.
Art.4. Voor elk gebruik in een publiekelijk toegankelijke ruimte van andere gewasbeschermingsmiddelen dan gewasbeschermingsmiddelen met een laag risico, toegestaan overeenkomstig artikel 2, § 2, of artikel 3, §§ 1 en 3, zijn de voorwaarden bedoeld in artikel 10 van de ordonnantie van toepassing.
HOOFDSTUK II. - Toevoeging van gebruiksvoorwaarden in artikel 9, § 4, van de ordonnantie
Art.5. De gebruiksvoorwaarden zoals vastgesteld in artikel 9, § 4, van de ordonnantie worden aangevuld met onderstaande voorwaarden:
- de eigenaar en/of beheerder van het te behandelen gebied vergewist zich ervan dat de persoon die de pesticiden gebruikt, voorafgaand de uitzonderlijke toepassing meldt aan Leefmilieu Brussel, per e-mail met vermelding van de datum, het ondernemingsnummer van het bedrijf dat de toepassing uitvoert, de reden zoals bedoeld in artikel 9, § 1, van de ordonnantie en de naam van het product, ten minste 2 werkdagen vóór de geplande datum van gebruik.
De Minister kan het formaat en de communicatiekanalen voor deze kennisgeving bepalen.
HOOFDSTUK III. - Wijziging van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 16 juli 2015 betreffende de opslag en hantering van gewasbeschermingsmiddelen alsook het beheer van hun afval door professionele gebruikers
Art.6. In artikel 5, tweede lid, van het besluit van de regering van 16 juli 2015 betreffende de opslag en hantering van gewasbeschermingsmiddelen alsook het beheer van hun afval door professionele gebruikers worden tussen de woorden "artikel 9 van de ordonnantie van 20 juni 2013" en de woorden "dan is de opslag" de woorden "of in afwijking van de verboden zoals vastgesteld door de Regering in toepassing van artikel 1 van de ordonnantie van 20 juni 2013" ingevoegd.
Art.7. In artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden "artikel 9 van de ordonnantie van 20 juni 2013" en de woorden ", dan is de hantering" de woorden "of in afwijking van de verboden zoals vastgesteld door de Regering in toepassing van artikel 1 van de ordonnantie van 20 juni 2013" ingevoegd.
HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen
Art.8. De artikelen 2, 3 en 4 treden in werking op de eerste dag van de dertiende maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 2 wordt voor oppervlakken voor plantaardige productie voor het eerst toegepast vanaf de drieënzeventigste maand die volgt op de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.
Art. 9. De minister die bevoegd is voor Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.