30 MEI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de begrotingsfondsen, het begrotingskader, de ontvangsten- en uitgavenbegroting en de begrotingswijzigingen
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Art. 1
Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art. 2
Afdeling 3. - Actoren
Art. 3-5
HOOFDSTUK 2. - Begrotingsfondsen
Art. 6-10
HOOFDSTUK 3. - Begrotingskader
Afdeling 1. - De begroting in een meerjarig perspectief
Onderafdeling 1. - De Regeringsverklaring en de begrotingsnota
Art. 11-13
Onderafdeling 2. - De meerjarige begrotingsplanning en de begrotingsdoelstellingen
Art. 14
Afdeling 2. - De interne monitoring op de begroting en de periodieke monitoring op de uitvoering van de begroting
Onderafdeling 1. - Het toezicht op de begrotingsuitvoering
Art. 15-17
Onderafdeling 2. - Het budgettaire monitoringcomité van de gewestelijke entiteit
Art. 18
Hoofdstuk 4. - Ontvangsten- en uitgavenbegroting
Afdeling 1. - De begrotingsstructuur
Onderafdeling 1. - De begrotingsposten
Art. 19-24
Onderafdeling 2. - De basisallocaties
Art. 25-27
Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de rapportering van de begroting aan het Parlement
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 28-29
Onderafdeling 2. - Begrotingstabel van de ontvangstenbegroting van het Gewest
Art. 30
Onderafdeling 3. - Begrotingstabel van de uitgavenbegroting van het Gewest
Art. 31-33
Onderafdeling 4. - Algemene toelichting en verantwoordingen bij de begroting
Art. 34-35
Afdeling 3. - De begrotingsopmaak
Onderafdeling 1. - De opmaak van de initiële begroting
Art. 36-42
Onderafdeling 2. - De opmaak van de aangepaste begroting(en)
Art. 43-46
HOOFDSTUK 5. - De aanpassingen van de begroting
Afdeling 1. - De begrotingsberaadslagingen
Art. 47
Afdeling 2. - De kredietherverdelingen
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 48-53
Onderafdeling 2. - De kredietherverdelingen voor de diensten van de Regering en voor de ABI's 1
Art. 54-56
Onderafdeling 3. - De kredietherverdelingen voor de ABI's 2
Art. 57-58
Afdeling 3. - De kredietoverschrijdingen voor de ABI's
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 59-62
Onderafdeling 2. - De kredietoverschrijdingen voor de ABI's 1
Art. 63-64
Onderafdeling 3. - De kredietoverschrijdingen voor de ABI's 2
Art. 65-66
HOOFDSTUK 6. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 67-69
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Definities
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
1° ordonnantie: de ordonnantie van 4 april 2024 houdende de Codex van de openbare financiën van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2° Regering: de Regering zoals bepaald in artikel 2, 3° van de ordonnantie;
3° Parlement: het Parlement zoals bepaald in artikel 2, 10° van de ordonnantie;
4° gewestelijke entiteit: de gewestelijke entiteit zoals bepaald in artikel 2, 1° van de ordonnantie;
5° diensten van de Regering: de diensten van de Regering zoals bepaald in artikel 2, 5° van de ordonnantie;
6° autonome bestuursinstellingen (ABI): de autonome bestuursinstellingen van eerste (ABI1) en tweede (ABI2) categorie zoals bepaald in artikel 2, 2° van de ordonnantie;
7° GOB: de GOB zoals bepaald in artikel 2, 13° van de ordonnantie;
8° directie Begroting: de directie Begroting van het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB;
9° economische classificatie: de economische classificatie zoals bepaald in artikel 2, 11° van de ordonnantie;
10° economische code: code die de economische aard van een verrichting weergeeft conform de economische classificatie volgens vier cijfers;
11° hoofdgroep: het onderdeel van de economische classificatie dat overeenstemt met het eerste cijfer van de economische code;
12° groep: het onderdeel van de economische classificatie dat overeenstemt met de twee eerste cijfers van de economische code;
13° functionele classificatie: de internationale classificatie van de overheidsfuncties, COFOG genaamd, uitgewerkt door de VN, de OESO en Eurostat, die een geheel van codes van vijf cijfers betreft;
14° opdracht van de begroting: de opdracht van de begroting zoals bepaald in artikel 16 van de ordonnantie;
15° programma van de uitgavenbegroting: het programma van de uitgavenbegroting zoals bepaald in artikel 16 van de ordonnantie;
16° programma van de ontvangstenbegroting: het programma van de ontvangstenbegroting dat de ontvangstenbegroting opdeelt naar aard en oorsprong van de ontvangsten;
17° begrotingsposten: de uitgaven- en ontvangstenposten die zijn opgebouwd uit de opdracht, het programma en een aggregaat gelinkt aan de economische classificatie;
18° activiteit van de begroting: een activiteit die de begrotingsposten verder opdeelt, waarbij iedere activiteit kan overeenstemmen met een onderdeel van het organogram of met een operationele doelstelling;
19° basisallocaties: de uitgaven- en ontvangstenbasisallocaties die zijn opgebouwd uit de opdracht, het programma, de activiteit, een volgnummer en de economische code, waarbij aldus de uitgaven- en ontvangstenposten worden opgedeeld in activiteiten die vervolgens, per volgnummer, verder worden uitgesplitst tot op het niveau van de economische code van de economische classificatie;
20° subsidie: de subsidie zoals bepaald in artikel 2, 15° van de ordonnantie;
21° subsidie van organieke aard (OSO): de subsidie zoals bepaald in artikel 1, 6° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 mei 2024 betreffende de administratieve en begrotingscontrole van de gewestelijke entiteit;
22° subsidie van quasi organieke aard (QOSQO): de subsidie zoals bepaald in artikel 1, 7° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 mei 2024 betreffende de administratieve en begrotingscontrole van de gewestelijke entiteit;
23° subsidie van facultatieve aard (FSF): de subsidie zoals bepaald in artikel 1, 8° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 mei 2024 betreffende de administratieve en begrotingscontrole van de gewestelijke entiteit;
24° dotatie (DOT): de subsidie zoals bepaald in artikel 1, 10° van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 30 mei 2024 betreffende de administratieve en begrotingscontrole van de gewestelijke entiteit;
25° leidende ambtenaar: de Secretaris-generaal, de Adjunct-secretaris-generaal, en elke Directeur-generaal en Adjunct-directeur-generaal van de diensten van de Regering, evenals de titularissen van gelijkwaardige functies in de autonome bestuursinstellingen;
26° ESR: het Europees systeem van rekeningen zoals bepaald in artikel 2, 4° van de ordonnantie.
27° Instellingen die een gedelegeerde opdracht uitoefenen: afzonderlijke rechtspersonen, buiten de gewestelijke entiteit, die een specifieke gedelegeerde opdracht uitvoeren voor de diensten van de Regering en/of de ABI's die deze gewestelijke entiteit vormen.
Afdeling 2. - Toepassingsgebied
Art.2. § 1. Dit besluit is van toepassing op:
1° de diensten van de Regering;
2° de ABI's 1;
3° de ABI's 2 zoals bepaald in artikel 4, § 1, eerste lid van de ordonnantie.
In afwijking van het eerste lid, punt 3° , zijn de term "basisallocatie"en het hoofdstuk 5 niet van toepassing op de ABI's 2 zoals bepaald in artikel 4, § 2, eerste lid van de ordonnantie.
§ 2. In toepassing van artikel 4, § 6, van de ordonnantie, worden Brugel, Brupartners, het Brussels Waarborgfonds en Brussel Ontmanteling onderworpen aan de toepassing van dit besluit, met uitzondering van de bepalingen van toepassing op de basisallocaties en van de bepalingen van hoofdstuk 5.
De begroting van Brugel wordt niet toegevoegd aan de begrotingstabel van de uitgavenbegroting van het Gewest, zoals bedoeld in artikel 31. Brugel dient een ontwerp van begrotingsordonnantie in bij het Parlement overeenkomstig de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Afdeling 3. - Actoren
Art.3. In dringende gevallen worden de bevoegdheden van de Regering vermeld in de ordonnantie en in dit besluit inzake begrotingsfondsen, begrotingskader, ontvangsten- en uitgavenbegroting en begrotingswijzigingen uitgeoefend door de Minister van Begroting.
Art.4. De volgende actoren zijn betrokken bij begrotingsfondsen, begrotingskader, ontvangsten- en uitgavenbegroting en begrotingswijzigingen:
1° de Minister van Begroting;
2° de functioneel bevoegde ministers en Staatssecretarissen;
3° de Inspectie van Financiën;
4° de regeringscommissarissen;
5° de gemachtigden van de Minister van Begroting.
Art.5. § 1. De leidende ambtenaren stellen, ieder voor wat hem betreft, één enkele begrotingscorrespondent aan als enig aanspreekpunt inzake begroting en minstens één vervanger.
De begrotingscorrespondenten staan in voor de coördinatie, centralisatie, verificatie en consolidatie van alle budgettaire informatie die wordt opgevraagd krachtens dit besluit. De Minister van Begroting stelt instructies op die de activiteiten van de aangestelde begrotingscorrespondenten beschrijven.
§ 2. De begrotingscorrespondenten komen regelmatig samen op initiatief van de directie Begroting rond alle kwesties inzake begrotingsfondsen, begrotingskader, ontvangsten- en uitgavenbegroting en begrotingswijzigingen.
HOOFDSTUK 2. - Begrotingsfondsen
Art.6. Overeenkomstig artikel 7 van de ordonnantie, worden er voor elk begrotingsfonds één of meerdere specifieke ontvangsten gedefinieerd in de materiële ordonnantie.
De definiëring bevat een gedetailleerde omschrijving van zowel de oorsprong, als van de aard van iedere ontvangst.
De geraamde vastgestelde rechten per individueel begrotingsfonds worden ingeschreven in een individueel ontvangstenprogramma in de ontvangstenbegroting van de diensten van de Regering.
Art.7. Overeenkomstig artikel 7 van de ordonnantie, worden er voor elk begrotingsfonds een of meerdere specifieke uitgaven gedefinieerd in de materiële ordonnantie.
De definiëring bevat een gedetailleerde omschrijving van zowel de bestemming, d.w.z. de begunstigde of de categorie van begunstigden, als van de aard van iedere uitgave.
De geraamde vastleggings- en vereffeningskredieten per individueel begrotingsfonds worden ingeschreven in een individueel uitgavenprogramma in de uitgavenbegroting van de diensten van de Regering.
Indien een ABI via een begrotingsfonds gefinancierd wordt, worden de geraamde vastleggings- en vereffeningskredieten ter financiering van die ABI ingeschreven in het specifiek programma voor de financiering van die ABI, bedoeld in artikel 21.
Art.8. De beherende administratieve dienst die thematisch bevoegd is voor de materie verbonden aan een individueel begrotingsfonds staat, met de medewerking van de functionele technische dienst, in voor de opvolging van de effectieve inningen en van de vastleggingen en vereffeningen binnen het begrotingsfonds, de saldi van het begrotingsfonds en de verdeelsleutels van het begrotingsfonds volgens dewelke de saldi en de geïnde ontvangsten in het lopende begrotingsjaar worden verdeeld over de uitgaven.
De beherende administratieve dienst bezorgt deze gegevens op maandelijkse basis en op tussentijdse vraag aan de directie Begroting volgens de instructies van de Minister van Begroting.
Art.9. In de algemene toelichting van de initiële begroting wordt een tabel toegevoegd die de effectieve saldi van het afgelopen begrotingsjaar per begrotingsfonds, de geraamde saldi van het lopende begrotingsjaar per begrotingsfonds en de geraamde saldi van het volgende begrotingsjaar per begrotingsfonds toont.
Art.10. Bij de opheffing van een begrotingsfonds worden zijn saldi geannuleerd.
HOOFDSTUK 3. - Begrotingskader
Afdeling 1. - De begroting in een meerjarig perspectief
Onderafdeling 1. - De Regeringsverklaring en de begrotingsnota
Art.11. § 1. In het laatste begrotingsjaar van een legislatuur, wordt door de Minister van Begroting, in voorbereiding van de begrotingsnota bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie, een nota opgesteld en voorgelegd aan de Regering. Deze voorbereidende nota omvat de budgettaire en financiële context in constant beleid voor de komende zes jaar. De nota wordt opgesteld op basis van onder meer volgende elementen:
1° de parameters betreffende de economische vooruitzichten, opgesteld door het Instituut voor de Nationale Rekeningen, zoals bedoeld in artikel 108, eerste lid, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen;
2° de risico's van mogelijke afwijkingen in de komende jaren ten opzichte van de meerjarige begrotingsraming;
3° de kostenfactoren die door de uittredende Regering werden gedetecteerd en hun parametrering;
4° de risico's verbonden met de ontvangsten;
5° de reeds besliste investeringsplannen;
6° de impact van alle hierboven opgelijste elementen op de gewestschuld;
7° de risico's op het niveau van de financiële markten die zouden kunnen voortvloeien uit de hierboven opgelijste elementen.
§ 2. De begrotingsnota, bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie, wordt jaarlijks geactualiseerd in functie van de evolutie van de in paragraaf 1 vermelde elementen en van de impact van de door de Regering genomen beslissingen. Daarnaast vermeldt de nota:
1° de impact van de nieuwe projecten uit de Regeringsverklaring, die nog niet werden omgezet in concrete regeringsbeslissingen;
2° iedere eventuele budgettaire marge die beschikbaar is.
§ 3. De begrotingsnota wordt, zoals vermeld in artikel 8 van de ordonnantie, omgezet in een meerjarige begrotingsraming. De raming wordt jaarlijks geactualiseerd overeenkomstig de geactualiseerde begrotingsnota bedoeld in paragraaf 2.
Art.12. De functioneel bevoegde ministers en Staatssecretarissen en de leidend ambtenaren verstrekken aan het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB alle informatie die nodig is om de in het artikel 11 bedoelde nota op te stellen.
Art.13. Onder constant beleid, bedoeld in paragraaf 1 van artikel 11, worden de ontvangsten en uitgaven bedoeld die:
1° noodzakelijk zijn voor de werking van de gewestelijke entiteit en steunen op een in het verleden genomen beslissing;
2° gelinkt zijn aan een specifieke beslissing met een impact over meerdere jaren. Die beslissing kan niet ongedaan worden gemaakt zonder directe financiële impact op het Gewest;
3° voortvloeien uit materiële ordonnanties, zonder beoordelingsmarge voor de Regering bij het effectief realiseren van de uitgave of ontvangst gedurende een specifiek begrotingsjaar.
Onderafdeling 2. - De meerjarige begrotingsplanning en de begrotingsdoelstellingen
Art.14. § 1. De begrotingsnota en de meerjarige begrotingsraming bij het begin van de legislatuur dienen als basis voor de Regering om het begrotingskader met de budgettaire contouren vast te leggen waarbinnen zij gedurende de legislatuur zal werken. De jaarlijkse begroting en de meerjarige begrotingsplanning, als bedoeld in artikel 9 van de ordonnantie, worden opgesteld binnen dit begrotingskader. Het begrotingskader wordt opgesteld voor onderstaande termijnen:
1° voor de middellange termijn die de rest van de legislatuur dekt;
2° voor de lange termijn die minimaal een periode van zes jaar bestrijkt.
De meerjarige begrotingsplanning bevat minimaal volgende elementen:
1° globale en transparante meerjarige begrotingsdoelstellingen in termen van het overheidstekort, de overheidsschuld en/of voor eventuele andere samenvattende begrotingsindicatoren, zoals de uitgaven;
2° vooruitzichten voor elke belangrijke uitgaven- en ontvangstenpost, bij constant beleid;
3° een beschrijving van de geplande beleidsmaatregelen voor de middellange termijn die gevolgen hebben voor de overheidsfinanciën, uitgesplitst naar de belangrijkste uitgaven- en ontvangstenposten, waarbij wordt aangetoond op welke wijze deze beleidsmaatregelen het bereiken van de begrotingsdoelstellingen op middellange termijn beïnvloeden, vergeleken met de prognoses bij constant beleid;
4° een beoordeling van de impact van de geplande beleidsmaatregelen, opgenomen in punt 3°, op de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op lange termijn;
5° een opsomming van alle instellingen die niet in de begroting zijn opgenomen maar die deel uitmaken van de consolidatieperimeter zoals bepaald door het Instituut voor de Nationale Rekeningen alsook een analyse van hun impact op het vorderingensaldo en op de overheidsschuld op lange termijn.
§ 2. De meerjarige begrotingsplanning is gebaseerd op de economische vooruitzichten van het Instituut voor de Nationale Rekeningen bedoeld in artikel 108, eerste lid, g), van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen.
Het begrotingskader, de meerjarige begrotingsplanning en de aanpassingen ervan worden opgenomen in de algemene toelichting bij de initiële begroting.
Elke afwijking van de jaarlijkse begroting in vergelijking met het begrotingskader wordt in de algemene toelichting bij de initiële begroting uitgelegd.
Afdeling 2. - De interne monitoring op de begroting en de periodieke monitoring op de uitvoering van de begroting
Onderafdeling 1. - Het toezicht op de begrotingsuitvoering
Art.15. Overeenkomstig artikel 144, eerste lid, van de ordonnantie, houdt de Regering toezicht op de begrotingsuitvoering.
Art.16. De Minister van Begroting rapporteert periodiek aan de Regering over de financiële en budgettaire toestand van de gewestelijke entiteit en over de vooruitzichten inzake de begrotingsuitvoering van de gewestelijke entiteit.
Art.17. De diensten van de Regering, de ABI's 1, de instellingen die een gedelegeerde opdracht uitoefenen, en de ABI's 2, bedoeld in punt 3° van lid 1 van paragraaf 1 van artikel 2, bezorgen maandelijks de gegevens over de begrotingsuitvoering van hun entiteit.
De ABI's 2 zoals bepaald in artikel 4, paragraaf 2, eerste lid van de ordonnantie, bezorgen minimaal trimestrieel de gegevens over de begrotingsuitvoering van hun entiteit.
Onderafdeling 2. - Het budgettaire monitoringcomité van de gewestelijke entiteit
Art.18. Er wordt een budgettair monitoringcomité van de gewestelijke entiteit opgericht.
De opdracht bestaat erin de evolutie van de ontvangsten en de uitgaven van de gewestelijke entiteit op te volgen.
Het monitoringcomité komt minimaal 3 maal per jaar samen en analyseert:
1° de voorbereidende nota van de geactualiseerde begrotingsnota, als bedoeld in artikel 11, en de geactualiseerde begrotingsnota als bedoeld in artikel 14;
2° de inpasbaarheid van de begrotingsvoorstellen binnen de budgettaire contouren;
3° de uitvoering van de begroting.
Het monitoringcomité bezorgt zijn aanbevelingen over de in het derde lid vermelde zaken aan de Minister van Begroting en de Regering.
Het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB bezorgt de nodige informatie aan het monitoringcomité.
Het monitoringcomité wordt voorgezeten door de directeur-generaal van het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB.
De samenstelling van het monitoringcomité bestaat uit de Inspectie van Financiën en vertegenwoordigers van het bestuur Brussel Financiën en Begroting van de GOB, van de GOB Fiscaliteit, van de cel belast met het toezicht op de investeringen, van het bestuur Brussel Synergie van de GOB, van de GOB Talent en van het bestuur Vivalis van de GGC.
De Minister van Begroting en Financiën stelt binnen de drie maanden na het aantreden van de nieuwe Regering de samenstelling van het monitoringcomité vast.
De voorzitter van het monitoringcomité stelt een huishoudelijk reglement op en legt dit voor aan de Minister van Begroting en Financiën.
Hoofdstuk 4. - Ontvangsten- en uitgavenbegroting
Afdeling 1. - De begrotingsstructuur
Onderafdeling 1. - De begrotingsposten
Art.19. De begroting, zowel op het vlak van de uitgaven als de ontvangsten, is samengesteld uit de volgende opdrachten voor de volledige gewestelijke entiteit:
1° Kanselarij;
2° Openbaar Ambt;
3° Financiën, Begroting en Fiscaliteit;
4° IT-diensten;
5° Grondregie en Aankopen van goederen en diensten;
6° Gewestelijke Planning en Externe Betrekkingen;
7° Binnenlandse Aangelegenheden;
8° Leefmilieu en Energie;
9° Mobiliteit;
10° Territoriale ontwikkeling en Huisvesting;
11° Economie en Tewerkstelling;
12° Sociaal - Gezondheid.
Een ABI heeft slechts één van bovenstaande opdrachten in zijn begroting.
Art.20. Iedere opdracht van de ontvangstenbegroting wordt opgedeeld in één of meerdere van de onderstaande programma's:
1° Voor de diensten van de Regering:
a) belastingen;
b) financiering vanuit de federale overheid;
c) financiering via leningen;
d) financiering vanuit de Europese Unie;
e) andere ontvangsten;
f) Per individueel begrotingsfonds, een programma van de ontvangsten verbonden aan dat fonds.
2° Voor de ABI's:
a) financiering via overdrachten en/of leningen vanuit de GOB's;
b) financiering vanuit de Europese Unie;
c) financiering vanuit andere overheden dan vanuit de GOB's of de Europese Unie;
d) financiering via leningen andere dan deze vanuit de GOB's;
e) zelf gegenereerde en andere ontvangsten.
Art.21. Iedere opdracht van de uitgavenbegroting wordt opgedeeld in één of meerdere van de onderstaande programma's.
1° Voor de diensten van de Regering:
a) een specifiek programma per GOB en, in voorkomend geval, per bestuur binnen een GOB, waarvan de hoofdtaken verbonden zijn met de opdracht waarbinnen dit programma wordt ingeschreven, daarbij de transversale organisatiedoelstelling van die GOB of dat bestuur binnen een GOB weergevend, waarin de personeelsuitgaven en andere uitgaven, eigen aan de interne werking van die GOB of dat bestuur binnen een GOB, worden opgenomen;
b) de programma's van de diensten van de Regering die de lange termijndoelstellingen weergeven, inclusief de aparte individuele programma's per begrotingsfonds.
c) een specifiek programma per financiering van een ABI die behoort tot de gewestelijke entiteit waarvan de hoofdtaken verbonden zijn met de opdracht waarbinnen dit programma wordt ingeschreven. Enkel voor subsidies van facultatieve aard die niet verbonden zijn met de hoofdtaak kan, mits regeringsbeslissing, via een afzonderlijk programma een aparte financiering aan een ABI ingeschreven worden.
2° Voor de ABI's:
a) een specifiek programma per ABI, waarvan de hoofdtaken verbonden zijn met de opdracht waarbinnen dit programma wordt ingeschreven, daarbij de transversale organisatiedoelstelling van die ABI weergevend, waarin de personeelsuitgaven en andere uitgaven eigen aan de interne werking van die ABI worden opgenomen;
b) de programma's van de ABI die de lange termijndoelstellingen weergeven
c) Voor de ABI's 1 kan, mits regeringsbeslissing, via een specifiek programma per ABI, die behoort tot de gewestelijke entiteit en die de begunstigde is van subsidies van facultatieve aard die niet verbonden zijn met de hoofdtaak, een aparte financiering ingeschreven worden.
Art.22. De programma's, zowel voor uitgaven als ontvangsten, worden oplopend genummerd en ieder programmanummer telt drie posities.
Eenzelfde programmanummer komt slechts één keer voor binnen een opdracht van de uitgavenbegroting van de gewestelijke entiteit.
Eenzelfde programmanummer komt slechts één keer voor binnen een opdracht van de ontvangstenbegroting van de gewestelijke entiteit.
Art.23. § 1. De programma's zijn opgedeeld in de onderstaande ontvangsten- of uitgavenposten. Deze posten zijn gebaseerd op de economische classificatie:
1° Voor de ontvangstenposten:
a) Overgedragen begrotingsresultaat, waarvoor, volgens de economische classificatie, de code 08.20 werd bepaald;
b) Interne verrichtingen, waarvoor, volgens de economische classificatie, de code 08.10 werd bepaald;
c) Verkoop van goederen en diensten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 1 werd bepaald;
d) Renteopbrengsten en inkomsten uit eigendom, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 2 werd bepaald;
e) Fiscale ontvangsten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groepen 36, 37 en 56 werden bepaald;
f) Werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroepen 3 en 4 werden bepaald, met uitzondering van de groepen 36, 37 en 46;
g) ESR-geneutraliseerde werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna BHG genoemd, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 46 werd bepaald en waarvoor de uitbetalende entiteit een entiteit is waarvan de begroting wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
h) Niet-ESR-geneutraliseerde werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 46 werd bepaald en waarvoor de uitbetalende entiteit een entiteit is waarvan de begroting niet wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
i) Investeringssubsidies en andere kapitaaloverdrachten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroepen 5 en 6 werden bepaald, met uitzondering van de groepen 56 en 66;
j) ESR-geneutraliseerde investeringssubsidies en andere kapitaaloverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 66 werd bepaald en waarvoor de uitbetalende entiteit een entiteit is waarvan de begroting wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
k) Niet-ESR-geneutraliseerde investeringssubsidies en andere kapitaaloverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 66 werd bepaald en waarvoor de uitbetalende entiteit een entiteit is waarvan de begroting niet wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
l) Verkopen van duurzame goederen en desinvesteringen, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 7 werd bepaald;
m) Kredietaflossingen, vereffeningen van deelnemingen en andere financiële producten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 8 werd bepaald;
n) Opbrengsten betreffende de overheidsschuld, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 9 werd bepaald;
o) Terugbetalingen van eerdere uitgaven, waarvoor, volgens de economische classificatie, een code werd bepaald, verwijzend naar de oorspronkelijke uitgavencode, met als tweede cijfer 1, 2, 3, 4 of 5, met uitzondering van de groepen 41 en 61;
p) ESR-geneutraliseerde terugbetalingen van eerdere uitgaven binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, een code werd bepaald, verwijzend naar de oorspronkelijke uitgavencode, binnen de groepen 41 en 61.
1° Voor de uitgavenposten:
a) Over te dragen begrotingsresultaat, waarvoor, volgens de economische classificatie, de code 03.20 werd bepaald;
b) Provisies, waarvoor, volgens de economische classificatie, de code 01.00 werd bepaald;
c) Interne verrichtingen, waarvoor, volgens de economische classificatie, de code 03.10 werd bepaald;
d) Personeelsuitgaven, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 11 werd bepaald;
e) Werkingsuitgaven, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 1 werd bepaald, met uitzondering van de groep 11 en met uitzondering van de IT-uitgaven;
f) Rentelasten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 21 werd bepaald;
g) Huurgelden van gronden en dividenden, waarvoor, volgende de economische classificatie, de hoofdgroep 2 werd bepaald, met uitzondering van de groep 21;
h) Werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroepen 3 en 4 werden bepaald, met uitzondering van de groep 41;
i) ESR-geneutraliseerde werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 41 werd bepaald en waarvoor de begunstigde een ABI is waarvan de begroting wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
j) Niet-ESR-geneutraliseerde werkingssubsidies en andere inkomensoverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 41 werd bepaald en waarvoor de begunstigde een ABI is waarvan de begroting niet wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
k) Investeringssubsidies en andere kapitaaloverdrachten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroepen 5 en 6 werden bepaald, met uitzondering van de groep 61;
l) ESR-geneutraliseerde investeringssubsidies en andere kapitaaloverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 61 werd bepaald en waarvoor de begunstigde een ABI is waarvan de begroting wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
m) Niet-ESR-geneutraliseerde investeringssubsidies en andere kapitaaloverdrachten binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, de groep 61 werd bepaald en waarvoor de begunstigde een ABI is waarvan de begroting niet wordt geconsolideerd in de begroting van de gewestelijke entiteit;
n) Investeringen, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 7 werd bepaald, met uitzondering van de IT-uitgaven;
o) Kredietverleningen, deelnemingen en andere financiële producten, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 8 werd bepaald;
p) Uitgaven betreffende de overheidsschuld, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 9 werd bepaald;
q) Annuleringen van vastgestelde rechten uit voorgaande jaren, waarvoor, volgens de economische classificatie, een code werd bepaald, verwijzend naar de oorspronkelijke ontvangstencode, met als tweede cijfer 6, 7, 8 of 9 is, met uitzondering van de groepen 46 en 66;
r) ESR-geneutraliseerde annuleringen van vastgestelde rechten uit voorgaande jaren binnen het BHG, waarvoor, volgens de economische classificatie, een code werd bepaald, verwijzend naar de oorspronkelijke ontvangstencode, binnen de groepen 46 en 66;
s) IT-uitgaven, waarvoor, volgens de economische classificatie, de hoofdgroep 1 werd bepaald met uitzondering van de groep 11, of de hoofdgroep 7 werd bepaald en die specifiek gelinkt zijn aan IT.
In afwijking van het eerste lid, kunnen kredieten ingeschreven worden op een andere begrotingspost dan deze voorgeschreven in het eerste lid indien deze kredieten verwant zijn aan de aard van die begrotingspost, ongeacht hun code binnen de economische classificatie.
Art.24. De begroting wordt ter beschikking gesteld aan het Parlement volgens de structuur zoals in deze onderafdeling bepaald, met de bijbehorende kredieten.
De begrotingsbesprekingen binnen de Regering gebeuren op het niveau van de begrotingsposten.
Onderafdeling 2. - De basisallocaties
Art.25. § 1. Ieder programma is, naast de opdeling in begrotingsposten zoals bedoeld in artikel 23, ook opgedeeld in één of meerdere activiteiten.
Iedere activiteit kan overeenstemmen met een onderdeel van het organogram of met een operationele doelstelling.
§ 2. De diensten van de Regering en de ABI's bepalen, naargelang hun behoeften om de begroting verder uit te splitsen, de soort activiteiten en het aantal.
Art.26. § 1. Iedere activiteit is opgedeeld in één of meerdere basisallocaties.
De basisallocaties worden op het niveau van iedere activiteit oplopend genummerd. Het volgnummer telt twee posities.
§ 2. De benaming van de ontvangstenbasisallocaties dient steeds de oorsprong van de ontvangst te bevatten evenals de aard van de ontvangst.
De benaming van de uitgavenbasisallocaties dient steeds de bestemming, d.w.z. de begunstigde of de categorie van begunstigden, van de kredieten te bevatten evenals de aard van de uitgave.
§ 3. De basisallocaties, binnen eenzelfde activiteit, moeten zich minstens van elkaar onderscheiden op één van de volgende niveaus:
1° per individuele economische code van de economische classificatie;
2° per individuele functionele code van de functionele classificatie
3° per categorisering van de genderdimensie;
4° per bevoegde Minister of Staatssecretaris;
5° enkel voor de uitgavenbasisallocaties, per categorisering van de subsidies, zoals bepaald in de punten 21°, 22°, 23° en 24° van artikel 1.
Art.27. Er mogen, op voorstel van de diensten van de Regering en de ABI's, via hun begrotingscorrespondent, nieuwe basisallocaties gecreëerd worden in volgende omstandigheden:
1° voor de ontvangstenbasisallocaties:
a) tijdens het begrotingsjaar;
b) in het kader van de opmaak van de initiële of aangepaste begroting;
c) in het kader van de kredietoverschrijdingen voor de ABI's.
2° voor de uitgavenbasisallocaties:
a) in het kader van de opmaak van de initiële of aangepaste begroting;
b) in het kader van de kredietherverdelingen;
c) in het kader van de kredietoverschrijdingen voor de ABI's;
d) in het kader van begrotingsberaadslagingen voor de diensten van de Regering.
De directie Begroting controleert de formele toepassing van de artikels opgenomen in dit besluit met betrekking tot de opgelegde begrotingsstructuur en in het bijzonder van paragraaf 3 van het artikel 26.
Afdeling 2. - Bepalingen betreffende de rapportering van de begroting aan het Parlement
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.28. De in het beschikkende gedeelte van de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting opgenomen bedragen worden weergegeven in duizenden euro.
De in de begrotingstabellen opgenomen bedragen worden weergegeven in duizenden euro.
De uitgavenramingen worden naar het hogere duizendtal afgerond.
De ontvangstenramingen worden naar het lagere duizendtal afgerond.
Art.29. Aan het einde van het beschikkende gedeelte van de uitgavenbegroting van het Gewest wordt de geconsolideerde begroting van de gewestelijke entiteit voorgesteld met vermelding van het ESR-vorderingensaldo van de gewestelijke entiteit volgens het model zoals opgenomen in bijlage bij dit besluit.
Onderafdeling 2. - Begrotingstabel van de ontvangstenbegroting van het Gewest
Art.30. Overeenkomstig artikel 18, § 2, eerste lid, van de ordonnantie, bevat de begrotingstabel van de ontvangstenbegroting van het Gewest enkel de ontvangstenbegroting van de diensten van de Regering.
De begrotingstabel van de initiële of aangepaste ontvangstenbegroting van de diensten van de Regering wordt aan het Parlement voorgelegd volgens het model zoals opgenomen in bijlage bij dit besluit.
Het in het tweede lid bedoelde model is wat minimaal wordt voorgelegd.
Onderafdeling 3. - Begrotingstabel van de uitgavenbegroting van het Gewest
Art.31. Overeenkomstig artikel 18, § 2, tweede lid van de ordonnantie, bevat de begrotingstabel van de uitgavenbegroting van het Gewest:
1° de begrotingstabel van de uitgavenbegroting van de diensten van de Regering;
2° de begrotingstabel van de ontvangsten- en uitgavenbegroting van iedere ABI;
3° de begrotingstabel van de ontvangsten- en uitgavenbegroting van iedere instelling die een gedelegeerde opdracht uitoefent.
Art.32. De begrotingstabel van de initiële of aangepaste uitgavenbegroting van de diensten van de Regering wordt aan het Parlement voorgelegd volgens het model zoals opgenomen in bijlage bij dit besluit.
Het in het eerste lid bedoelde model is wat minimaal wordt voorgelegd.
Art.33. De begrotingstabellen van de initiële of aangepaste uitgaven- en ontvangstenbegrotingen van de ABI's en van de instellingen die een gedelegeerde opdracht uitoefenen, worden aan het Parlement voorgelegd volgens het model zoals opgenomen in bijlage bij dit besluit.
Het in het eerste lid bedoelde model is wat minimaal wordt voorgelegd.
Onderafdeling 4. - Algemene toelichting en verantwoordingen bij de begroting
Art.34. De directie Begroting coördineert het opstellen van de algemene toelichting bij de initiële begroting overeenkomstig paragraaf 1 van artikel 34 van de ordonnantie.
Het opstellen van algemene toelichting wordt uiterlijk 10 oktober van het lopende begrotingsjaar afgerond.
Art.35. Bij een aangepaste begroting wordt een toelichting verstrekt, als bijlage bij de begrotingstabellen, waarin verantwoordingsteksten voor de kredietwijzigingen van de begrotingsposten, gegroepeerd per programma en per opdracht worden verstrekt.
Deze verantwoordingsteksten bevatten een gedetailleerde toelichting, zowel voor de uitgaven- als de ontvangstenposten.
Deze verantwoordingsteksten worden, volgens de door de Minister van Begroting vastgelegde instructies, bezorgd aan de directie Begroting die het opstellen van de toelichting coördineert.
Afdeling 3. - De begrotingsopmaak
Onderafdeling 1. - De opmaak van de initiële begroting
Art.36. De directie Begroting stelt, op basis van de geactualiseerde meerjarige vastleggings- en vereffeningsplannen (hierna MVVP genoemd), de geactualiseerde meerjarige plannen van vastgestelde rechten en kasinningen (MPVRK genoemd), de parameters betreffende de economische vooruitzichten, zoals bedoeld in artikel 11, en de uitvoering van het afgelopen begrotingsjaar, een rapport op ter voorbereiding van het monitoringcomité bedoeld in artikel 18.
Het monitoringcomité formuleert aanbevelingen aan de Regering en de Minister van Begroting over de mogelijke contouren voor de opmaak van de initiële begroting van het volgende begrotingsjaar.
Art.37. De begrotingsnota, bedoeld in artikel 8 van de ordonnantie, en de daaruit voortvloeiende meerjarige begrotingsraming worden geactualiseerd op basis van de aanbevelingen van het monitoringcomité, bedoeld in artikel 36, en de Minister van Begroting legt het begrotingskader, bedoeld in artikel 14, voor aan de Regering.
De Regering beslist over de contouren voor de opmaak van de initiële begroting van het volgende begrotingsjaar uiterlijk op 15 april van het lopende begrotingsjaar.
Art.38. Vóór 30 april van het lopende begrotingsjaar stelt de Minister van Begroting een omzendbrief op voor de opmaak van de initiële begroting van het volgende begrotingsjaar.
De besliste contouren worden in de omzendbrief in duidelijke instructies tot op het niveau van de begrotingsposten omgezet.
De Inspectie van Financiën wordt betrokken bij de opmaak van deze omzendbrief en geeft haar advies.
Art.39. Vóór 31 mei van het lopende begrotingsjaar vindt er een administratieve bevraging plaats bij de begrotingscorrespondenten van de diensten van de Regering en de ABI's over de initiële begroting van het volgende begrotingsjaar.
De begrotingscorrespondenten bezorgen daartoe de administratieve kredietramingen op het niveau van de begrotingsposten, overeenkomstig de omzendbrief.
Art.40. De directie Begroting doet een analyse van de administratieve kredietramingen voor de initiële begroting van het volgende begrotingsjaar.
De Inspectie van Financiën geeft haar advies over de administratieve kredietramingen van de diensten van de Regering en de ABI's 1.
De regeringscommissarissen en de gemachtigden van de Minister van Begroting geven hun advies over de administratieve kredietramingen van de ABI's 2 waarvoor ze werden aangesteld.
De analyse van de administratieve kredietramingen voor de initiële begroting van het volgende begrotingsjaar wordt voorgelegd aan het monitoringcomité.
Dit monitoringcomité komt daartoe uiterlijk op 15 juli van het lopende begrotingsjaar samen.
Art.41. Op uiterlijk 15 oktober van het lopende begrotingsjaar keurt de Regering de initiële begroting voor het volgende begrotingsjaar goed.
Op uiterlijk 31 oktober van het lopende begrotingsjaar wordt deze initiële begroting ingediend bij het Parlement.
Art.42. De kredieten die voorzien zijn in de bij het Parlement ingediende begroting, op het niveau van de begrotingsposten, worden door de begrotingscorrespondenten, uiterlijk tegen 1 december van het lopende begrotingsjaar, verdeeld over de met de begrotingsposten verbonden basisallocaties.
Tussen 1 december en de datum van de stemming van de begroting kunnen nog wijzigingen op het niveau van de basisallocaties aangebracht worden ingevolge eventuele gestemde amendementen op deze begroting.
Onderafdeling 2. - De opmaak van de aangepaste begroting(en)
Art.43. Minstens één keer per jaar wordt de begroting van het lopende begrotingsjaar geëvalueerd door de Regering en wordt er overgegaan tot een aanpassing van deze begroting van het lopende begrotingsjaar.
Art.44. De modaliteiten van de aangepaste begrotingen volgen dezelfde principes als voor de initiële begroting, beschreven in onderafdeling 1, met uitzondering van het tijdsschema.
Een omzendbrief van de Minister van Begroting bepaalt het tijdsschema.
Art.45. Vanaf de datum van de goedkeuring door de Regering van de aangepaste begroting mogen er geen herverdelingen of overschrijdingen aangevraagd worden tot de stemming van de aangepaste begroting in het Parlement.
Art.46. De kredieten, die voorzien zijn in de bij het Parlement ingediende aangepaste begroting, op het niveau van de begrotingsposten, worden door de begrotingscorrespondenten, vóór de stemming van de aangepaste begroting in het Parlement, voor de diensten van de Regering en de ABI's 1, en vóór de goedkeuring van de aangepaste begroting door het bestuursorgaan, voor de ABI's 2, verdeeld over de met de begrotingsposten verbonden basisallocaties.
HOOFDSTUK 5. - De aanpassingen van de begroting
Afdeling 1. - De begrotingsberaadslagingen
Art.47. De ontwerpen van begrotingsberaadslaging van de Regering en, in voorkomend geval, ook de ermee verbonden ad hoc ontwerpen van begrotingsordonnanties, worden door de Minister van Begroting na het voorafgaandelijke advies van de Inspectie van Financiën aan de Regering voorgelegd.
De Minister van Begroting kan verdere instructies en modaliteiten bepalen in het kader van de begrotingsberaadslagingen.
Afdeling 2. - De kredietherverdelingen
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.48. De kredietherverdelingen kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend volgens de termijnen en de technische modaliteiten bepaald door de Minister van Begroting.
Art.49. Er kan geen kredietherverdeling plaatsvinden tussen de verschillende krediettypes.
Art.50. De aanvragen tot kredietherverdelingen dienen coherent te zijn ten opzichte van de kredietbehoeften zoals deze blijken uit de geactualiseerde MVVP's van de betrokken uitgavenposten.
Art.51. Een kredietherverdeling mag nooit leiden tot een verslechtering van het ESR-vorderingensaldo van de gewestelijke entiteit met uitzondering van de kredietherverdelingen bedoeld in artikel 54, § 1, 1°, en in artikel 57.
Art.52. § 1. Een herverdeling van vastleggings- en/of vereffeningskredieten wordt niet toegestaan:
1° vanuit uitgavenposten "personeelsuitgaven" naar uitgavenposten van een andere soort;
2° vanuit uitgavenposten "rentelasten" naar uitgavenposten van een andere soort behalve naar uitgavenposten "uitgaven betreffende de overheidsschuld";
3° vanuit uitgavenposten "investeringen" naar uitgavenposten van een andere soort.
§ 2. De Regering kan in afwijking van paragraaf 1, tijdens het begrotingsjaar en binnen de perken van de beschikbare kredieten, overgaan tot een herverdeling van vastleggings- en vereffeningskredieten vanuit uitgavenposten "investeringen" naar uitgavenposten van een andere soort.
Art.53. De aanvragen tot kredietherverdelingen worden door de betrokken diensten van de Regering of ABI's, via hun respectievelijke begrotingscorrespondenten, bij de directie Begroting ingediend.
Alle voorgestelde kredietwijzingen dienen gemotiveerd te worden, zowel de kredietverhogingen als de kredietverminderingen.
De aanvragen worden door de directie Begroting voorafgaandelijk onderzocht en getoetst aan de bepalingen van de ordonnantie en van dit besluit.
Onderafdeling 2. - De kredietherverdelingen voor de diensten van de Regering en voor de ABI's 1
Art.54. § 1. De Regering kan, tijdens het begrotingsjaar en binnen de perken van de beschikbare kredieten van de diensten van de Regering of van een ABI 1 overgaan tot een kredietherverdeling in de volgende gevallen:
1° een herverdeling van vereffeningskredieten, enkel op het niveau van de ABI's 1, binnen de volledige uitgavenbegroting, vanuit de uitgavenpost "over te dragen begrotingsresultaat" naar een ander soort uitgavenpost, na voorafgaandelijk advies van de Inspectie van Financiën en na het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting;
2° een herverdeling van vastleggings- en vereffeningskredieten vanuit de uitgavenposten "provisies" naar andere uitgavenposten van de uitgavenbegroting van de diensten van de Regering voor de doeleinden van de provisie als omschreven in de begrotingsordonnantie na voorafgaandelijk advies van de Inspectie van Financiën en na het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting.
§ 2. De kredietherverdelingen opgenomen in de eerste paragraaf worden ter beschikking gesteld van het Parlement en het Rekenhof.
Art.55. § 1. De functioneel bevoegde minister of Staatssecretaris kan, tijdens het begrotingsjaar, binnen de perken van de beschikbare kredieten van de diensten van de Regering of van een ABI 1 en, onverminderd artikelen 51 en 52, overgaan tot een kredietherverdeling in de volgende gevallen:
1° voor de diensten van de Regering:
a) een herverdeling van vastleggingskredieten tussen uitgavenposten binnen eenzelfde programma van eenzelfde opdracht;
b) een herverdeling van vereffeningskredieten tussen uitgavenposten binnen eenzelfde opdracht, maar niet vanuit de uitgavenposten "personeelsuitgaven" en "werkingsuitgaven" van het programma, bedoeld in artikel 21, punt 1° a) en punt 2° a) naar andere programma's.
2° voor de ABI's 1, een herverdeling van vastleggings- en vereffeningskredieten binnen de volledige uitgavenbegroting van de ABI, met uitzondering van de herverdeling, bedoeld in punt 1° van artikel 54, § 1.
§ 2. Het voorafgaandelijke advies van de Inspectie van Financiën en het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting zijn vereist voor elke kredietherverdeling waarvoor de secundaire ordonnateur gemachtigd is.
§ 3. De kredietherverdelingen bedoeld in de eerste paragraaf worden ter beschikking gesteld van het Parlement en het Rekenhof.
Art.56. De bevoegde leidend ambtenaar van een dienst van de Regering of van een ABI 1 kan, tijdens het begrotingsjaar, binnen de perken van de beschikbare kredieten van de betrokken dienst van de Regering of van de betrokken ABI 1, overgaan tot een herverdeling van vastleggings- en vereffeningskredieten binnen de uitgavenposten van eenzelfde programma van eenzelfde opdracht en binnen de kredieten die onder het beheer vallen van eenzelfde bevoegde secundaire ordonnateur.
Het voorafgaandelijke advies van de Inspectie van Financiën en het voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting zijn niet vereist voor de kredietherverdelingen bedoeld in het eerste lid.
Onderafdeling 3. - De kredietherverdelingen voor de ABI's 2
Art.57. Enkel de Regering kan, tijdens het begrotingsjaar en binnen de perken van de beschikbare kredieten van een ABI 2, overgaan tot een herverdeling van vereffeningskredieten vanuit de uitgavenpost "over te dragen begrotingsresultaat" naar een ander soort uitgavenpost, na voorafgaandelijk advies van de Inspectie van Financiën en na voorafgaandelijk akkoord van de Minister van Begroting.
Art.58. § 1. Een delegatiebeslissing inzake kredietherverdelingen vanuit het bestuursorgaan van een ABI 2 aan een leidend ambtenaar moet aan de directie Begroting ter beschikking worden gesteld.
§ 2. Het voorafgaandelijk akkoord van de regeringscommissarissen is vereist voor elke kredietherverdeling tussen uitgavenposten.
Indien een ABI 2 niet over regeringscommissarissen beschikt, dan wordt het voorafgaandelijk akkoord verleend door de gemachtigde van de Minister van Begroting.
§ 3. De kredietherverdelingen waarvoor een voorafgaandelijk akkoord van de regeringscommissarissen nodig is, worden ter beschikking gesteld aan de Minister van Begroting en de functioneel bevoegde minister.
Afdeling 3. - De kredietoverschrijdingen voor de ABI's
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.59. De kredietoverschrijding is de verrichting die erin bestaat tijdens het begrotingsjaar het bedrag te verhogen van de limitatieve vereffenings- en vastleggingskredieten die staan ingeschreven op de uitgavenposten van de initiële of aangepaste uitgavenbegroting van de betrokken instelling op voorwaarde van de compensatie van de verhogingen van de vereffenings- en vastleggingskredieten door bijkomende ontvangsten die niet staan ingeschreven op de ontvangstenposten van de initiële of aangepaste ontvangstenbegroting van de instelling, gerealiseerd in termen van vastgestelde rechten van het lopende begrotingsjaar.
Art.60. De kredietoverschrijdingen kunnen gedurende het hele jaar worden ingediend volgens de termijnen en de technische modaliteiten bepaald door de Minister van Begroting.
De verhogingen van de vereffenings- en vastleggingskredieten dienen coherent te zijn ten opzichte van de kredietbehoeften zoals deze blijken uit de geactualiseerde MVVP's van de betrokken uitgavenposten.
Art.61. Een kredietoverschrijding mag nooit leiden tot een verslechtering van het ESR-vorderingensaldo van de gewestelijke entiteit.
Art.62. De aanvragen tot kredietoverschrijdingen worden door de betrokken ABI's via hun respectievelijke begrotingscorrespondenten bij de directie Begroting ingediend.
Alle voorgestelde kredietverhogingen dienen gemotiveerd te worden, zowel de ontvangstenverhogingen als de uitgavenverhogingen.
De aanvragen worden door de directie Begroting voorafgaandelijk onderzocht en getoetst aan de bepalingen van de ordonnantie en van dit besluit.
Onderafdeling 2. - De kredietoverschrijdingen voor de ABI's 1
Art.63. De functioneel bevoegde minister of Staatssecretaris van een ABI 1 kan, tijdens het begrotingsjaar, binnen de beperkingen bepaald in het artikel 61, overgaan tot een kredietoverschrijding.
Overeenkomstig artikel 45 van de ordonnantie, is het voorstel tot kredietoverschrijding onderworpen aan het voorafgaandelijke advies van de Inspectie van Financiën en het voorafgaandelijke akkoord van de Minister van Begroting.
Art.64. Overeenkomstig artikel 46 van de ordonnantie, wordt elke beslissing tot kredietoverschrijding ter beschikking gesteld van het Parlement en het Rekenhof.
Onderafdeling 3. - De kredietoverschrijdingen voor de ABI's 2
Art.65. Een delegatiebeslissing inzake kredietoverschrijdingen vanuit het bestuursorgaan van een ABI 2 aan een leidend ambtenaar moet aan de directie Begroting ter beschikking worden gesteld.
Het voorstel tot kredietoverschrijding is onderworpen aan het voorafgaandelijke akkoord van de regeringscommissarissen.
Indien een ABI 2 niet over regeringscommissarissen beschikt, dan wordt het voorafgaandelijke akkoord verleend door de gemachtigde van de Minister van Begroting.
Art.66. De kredietoverschrijdingen worden ter beschikking gesteld aan de Minister van Begroting en de functioneel bevoegde minister.
HOOFDSTUK 6. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.67. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 13 juli 2006 betreffende de begrotingscyclus, de structuur van de begrotingsordonnantie, de algemene toelichting bij de begroting en de verantwoordingen bij de begroting, wordt opgeheven.
Art.68. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025, met dien verstande dat de werkzaamheden rond de begroting voor het begrotingsjaar 2025 zullen gebeuren overeenkomstig de betreffende bepalingen van dit besluit.
Art. 69. De leden van de Regering zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.