25 MEI 2024. - Koninklijk besluit tot toekenning van een financiële tegemoetkoming aan geconventioneerde verpleegkundigen en tot bepaling van de voorwaarden en de nadere regels ervan
Art. 1-10
Artikel 1. Er wordt overeenkomstig de modaliteiten in dit besluit voorzien in een jaarlijkse financiële tegemoetkoming voor de jaren 2024, 2025 en 2026 voor de verpleegkundigen in de ambulante sector die zijn toegetreden tot de overeenkomst bedoeld in artikel 42 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994.
Het globale sectorbedrag van de in het eerste lid bedoelde financiële tegemoetkoming bedraagt 13,982 miljoen euro voor het jaar 2024 en 10 miljoen euro voor elk van de jaren 2025 en 2026.
Art.2. Het in artikel 1, tweede lid, voorziene globale bedrag wordt verdeeld over de in artikel 1, eerste lid, bedoelde verpleegkundigen in de ambulante sector die voldoen aan de activiteitsdrempel zoals bedoeld in artikel 3.
Art.3. § 1. De principes in deze paragraaf zijn van toepassing bij het bepalen van de activiteitsdrempel voor het jaar T.
De activiteitsdrempel wordt geformuleerd als een minimumbedrag van terugbetalingen van aan de verplichte verzekering aangerekende ambulante verstrekkingen.
De activiteitsdrempel bedraagt 20% van de mediaan van het totaalbedrag van terugbetalingen van de in het jaar T-1 aangerekende ambulante verstrekkingen per verpleegkundige in de ambulante sector, met de leeftijd vanaf 45 tot en met 54 jaar die minstens twee ambulante verstrekkingen hebben aangerekend tijdens het jaar T-1.
§ 2. In toepassing van dit artikel wordt met ambulante verstrekkingen alle verstrekkingen bedoeld die niet verleend worden in het kader van een klassieke hospitalisatie of een daghospitalisatie.
Art.4. Indien een geconventioneerde verpleegkundige in de ambulante sector die voldoet aan de actviteitsdrempel bedoeld in artikel 3 voor hetzelfde jaar T ook voldoet aan de analoge voorwaarden voor de financiële tegemoetkoming voor geconventioneerde vroedvrouwen, wordt enkel het hoogste premiebedrag van één van deze beide sectoren toegekend.
Art.5. De in dit besluit bedoelde geconventioneerde verpleegkundigen in de ambulante sector zijn diegene die zijn toegetreden tot de overeenkomst vanaf ten laatste 15 februari van het jaar T en dit blijven gedurende de volledige resterende looptijd van het jaar T, en diegene die in de loop van het jaar T een RIZIV-nummer bekomen en daarna voor de rest van het jaar T geconventioneerd zijn.
Wanneer in het jaar T-1 de overeenkomst wordt aangepast en daaropvolgend de afloop van de notificatieperiode later is dan 15 februari van het jaar T, is in afwijking van het eerste lid de determinerende begindatum van volledige conventionering de eerste dag na afloop van de notificatieperiode overeenkomstig artikel 49, § 3, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.
Art.6. Om voor de tegemoetkoming bedoeld in artikel 2 in aanmerking te komen, dient er voor de verpleegkundige op straffe van verval uiterlijk op 31 mei van het jaar T+1 een rekeningnummer geregistreerd te zijn in de daartoe voorziene webtoepassing van het RIZIV.
Art.7. De aangerekende verstrekkingen bedoeld in dit besluit gelden als onweerlegbaar bewijs.
Art.8. Het in artikel 1, tweede lid, bedoelde bedrag wordt jaarlijks op 1 januari geïndexeerd, en dit de eerste keer voor het jaar 2025, overeenkomstig de indexeringsregeling betreffende de afgevlakte gezondheidsindex bepaald krachtens artikel 207bis van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994.
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.
Art. 10. De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.