Details





Titel:

14 APRIL 2024. - Koninklijk besluit houdende regeling inzake de subsidiëring van de vereniging zonder winstoogmerk " Orthodox Aartsbisdom van België " - " Archevêché orthodoxe de Belgique "



Inhoudstafel:


Art. 1-11



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Binnen de grenzen van de begroting zijn de bepalingen van dit besluit van toepassing op de vereniging zonder winstoogmerk - " Orthodox Aartsbisdom van België " - " Archevêché orthodoxe de Belgique ", hierna " de vereniging ".

Art.2. Op voorstel van de Metropoliet-Aartsbisschop van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel bepaalt de minister van Justitie ieder jaar welke uitgaven van de vereniging noodzakelijk zijn voor de werkingskosten, overeenkomstig artikel 87 van de wet van 18 januari 2024 om justitie menselijker, sneller en straffer te maken III.
  De uitgaven vermeld in het eerste lid betreffen het geheel of een gedeelte van de kosten in verband met de uitoefening, door de Metropoliet-Aartsbisschop van het Oecumenisch Patriarchaat van Constantinopel, van de functie van representatief orgaan van de orthodoxe eredienst van België.
  Deze kosten behelzen, onder andere, de kosten in verband met de opleiding en de verplaatsingkosten van de bedienaars van de orthodoxe eredienst, de kosten voor het onderhoud en de inrichting van lokalen, en de kosten voor de aankoop van nodige materialen.

Art.3. De aan de vereniging toegekende subsidie wordt uitbetaald in twee schijven: de eerste schijf ten bedrage van 90% na de beslissing van de minister van Justitie, zoals bedoeld in artikel 2, eerste lid, en een tweede schijf ten bedrage van 10% nadat de bewijsstukken voor de uitgaven van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft aan de minister van Justitie zijn voorgelegd en gecontroleerd.

Art.4. De begroting van de vereniging wordt elektronisch overgemaakt aan de FOD Justitie voor 20 oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarop zij betrekking heeft.

Art.5. De rekeningen van de vereniging worden, samen met alle bewijsstukken, elektronisch overgemaakt aan de FOD Justitie voor 10 april van het jaar volgend op het jaar waarop zij betrekking hebben.

Art.6. De boekhouding en alle boekhoudkundige stukken van de vereniging worden gehouden overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen.
  De boekhouding wordt gehouden op basis van een boekhoudkundig plan dat een gedetailleerde analyse van de boekhoudkundige verrichtingen mogelijk maakt.
  Dat plan wordt tegelijk met de rekeningen en de begroting aan de FOD Justitie bezorgd.

Art.7. Het financieel boekjaar komt overeen met het burgerlijk jaar.

Art.8. De namen van de personen met delegatie van handtekeningsbevoegdheid om de vereniging op financieel vlak te verbinden worden aan de FOD Justitie bezorgd, samen met kopieën van de bewijsstukken.

Art.9. Alle boekhoudkundige verrichtingen voor uitgaven vereisen een bevel tot betaalbaarstelling, ondertekend door de voorzitter en medeondertekend door de secretaris van de vereniging. Aan dit bevel tot betaalbaarstelling worden de originele bewijsstukken gehecht, en het wordt aan de penningmeester bezorgd die, na controle van hun wettelijkheid, alleen en op eigen verantwoordelijkheid instaat voor de betaling van de uitgaven.
  Alle boekhoudkundige verrichtingen voor inkomsten vereisen een invorderingsstaat die ondertekend is door de voorzitter en medeondertekend door de secretaris van de vereniging. Deze invorderingsstaat, waaraan de bewijsstukken worden gehecht, wordt aan de penningmeester bezorgd met het oog op de inning.
  Voor de volgende boekhoudkundige verrichtingen is geen invorderingsstaat of bevel tot betaalbaarstelling vereist:
  - verrichtingen die uitsluitend betrekking hebben op overdrachten van liquiditeiten van een rekening naar een andere;
  - verrichtingen die bij vergissing of ten onrechte werden uitgevoerd op de rekening van de vereniging en die de penningmeester moet terugbetalen.
  De bewijsstukken van de hierboven vermelde verrichtingen worden bij de rekeningen gevoegd.

Art.10. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2024.

Art. 11. De minister bevoegd voor Justitie is belast met de uitvoering van dit besluit.