18 APRIL 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke regering tot vaststelling van de modaliteiten voor het opmaken van de lijst van de graven met plaatselijk historisch belang
Art. 1-8
BIJLAGE.
Art. N
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit bedoelt men met:
1° openbaar beheerder: de gemeente of de intercommunale;
2° Directie Cultureel Erfgoed: de administratie bevoegd voor monumenten en landschappen;
3° BWRO: Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening van 9 april 2004;
4° graf met plaatselijk historisch belang: elk graf dat als een element van het plaatselijk funerair erfgoed kan worden beschouwd. Het kan hier gaan over een graf met erfgoedwaarde zoals beschreven in artikel 206, 1°, van het BWRO.
Art.2. Elk graf van een oorlogsslachtoffer, burger of militair, is een graf met plaatselijk historisch belang.
Art.3. Het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van de intercommunale wordt ermee belast om binnen vier jaar na inwerkingtreding van dit besluit de lijst op te maken van de graven met plaatselijk historisch belang.
De lijst wordt opgesteld aan de hand van het modelformulier bijgevoegd bij dit besluit, voor elk graf of geheel van graven dat beschouwd wordt van plaatselijk historisch belang te zijn.
Een voorlopige lijst van de graven met een plaatselijk historisch belang wordt door het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van de intercommunale voor advies toegestuurd aan de Directie Cultureel Erfgoed die een advies uitbrengt binnen 90 dagen te rekenen vanaf de datum van de ontvangstbevestiging.
Na ontvangst van het advies bedoeld in voorgaand lid, stelt het college van burgemeester en schepenen of het bevoegde orgaan van de intercommunale een definitieve lijst op van de graven met plaatselijk historisch belang.
Bij gebrek aan advies bij het verstrijken van de termijn van 90 dagen, wordt de voorlopige lijst van de graven met plaatselijk historisch belang definitief.
Een afschrift van de definitieve lijst wordt toegezonden aan de Directie Cultureel Erfgoed.
Art.4. Bij het ontbreken van een lijst opgemaakt binnen de termijn van vier jaar, voorzien in artikel 3, eerste lid, van dit besluit, kan de Directie Cultureel Erfgoed een lijst van de graven met plaatselijk historisch belang voorstellen, die ze overmaakt aan de openbaar beheerder. Deze lijst wordt bekrachtigd door het college van burgemeester en schepenen of door het bevoegde orgaan van de intercommunale.
Art.5. De graven met plaatselijk historisch belang, welke opgenomen zijn in de lijst als bedoeld in artikel 3 kunnen worden geïdentificeerd om het publiek te informeren.
Art.6. Voor de graven waarvan de concessie werd beëindigd en waarbij na afloop van de aanplaktermijn, zoals bepaald in art. 32, tweede lid, van de ordonnantie van 29 november 2018 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, de graftekens niet werden teruggenomen, mag de openbaar beheerder, de graftekens niet wegnemen noch verplaatsen indien de lijst als bedoeld in artikel 3 niet werd opgesteld.
Art.7. Overeenkomstig artikel 33, eerste lid, van de ordonnantie van 29 november 2018 op de begraafplaatsen en de lijkbezorging, is de openbaar beheerder belast met de goede instandhouding en het correcte onderhoud van de graven opgenomen op de lijst van de graven met plaatselijk historisch belang, in het geval dat de titularissen of de begunstigden van de betrokken concessies zijn overleden en dat er geen rechthebbenden meer zijn.
De openbaar beheerder maakt elk jaar voor 31 december de geactualiseerde lijst van graven met plaatselijk historisch belang bekend.
Art.8. De minister belast met de Plaatselijke Besturen en de minister bevoegd voor Monumenten en Landschappen zijn, ieder voor wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N.
(Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-04-2024, p. 48308)